ECLI:NL:RBZWB:2022:368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 19_5317
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over Wajong-uitkering

Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser beroep had ingesteld tegen de weigering van een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit van het UWV vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De eiser had in 2019 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het UWV was afgewezen. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspraak het UWV de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. Na aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts b&b heeft het UWV de rapportage overgelegd, waaruit bleek dat de eiser gedurende één uur aaneengesloten en vier uur per dag belastbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser in staat was om de taak 'scannen' te verrichten, wat een eenvoudige administratieve taak is. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot betaling van € 1.000,00 schadevergoeding aan de eiser wegens overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast heeft de rechtbank het UWV veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 2.277,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5317 Wajong

uitspraak van 26 januari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. E. van den Bogaard,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 september 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering een Wajong-uitkering toe te kennen.
Het beroep is op 19 februari 2020 op zitting behandeld.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 2020 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek te herstellen.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een onderzoek laten verrichten door een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b). Bij brief van 11 augustus 2020 heeft het UWV de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 1 augustus 2020 overgelegd. Eiser heeft in reactie op deze rapportage verzocht aanvullende vragen te stellen aan de verzekeringsarts b&b.
De verzekeringsarts b&b heeft gereageerd op het verzoek van eiser. Vervolgens hebben partijen nog een paar keer over en weer op elkaar gereageerd. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt nog een verklaring overgelegd van de eigenaren van [naam bedrijf] .
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Op 19 januari 2022 is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten, gronden en wettelijk kader

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak
Gebrek hersteld
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat geen onderzoek is gedaan door een geregistreerde verzekeringsarts. Het UWV heeft alsnog onderzoek laten doen door een verzekeringsarts b&b. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hiermee het onderzoeksgebrek is hersteld. De rechtbank ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen.
3. De verzekeringsarts b&b komt tot het oordeel dat eiser één uur aaneengesloten en gedurende vier uur per dag belastbaar is. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige b&b nog aanvullend gerapporteerd dat eiser in staat is om de taak scannen te verrichten.
Geschil
4. In geschil is of het UWV op goede gronden heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Hoewel de nieuwe aanvraag is gedaan op 6 november 2018 heeft het UWV integraal beoordeeld of eiser per 6 juni 2017 recht heeft op een Wajong-uitkering. Het UWV heeft in zijn reactie van 8 december 2021 nader toegelicht waarom wordt uitgegaan van de datum 6 juni 2017. Eiser heeft tegen de vaststelling van deze datum geen gronden naar voren gebracht. De rechtbank gaat er daarom van uit dat partijen het eens zijn over deze datum in geding. Bij de verdere beoordeling zal daarom uitgegaan worden van de datum 6 juni 2017.
Beoordeling rechtbank
5. Bij de beoordeling van het geschil is van belang of eiser gedurende één uur aangesloten en vier uur per dag belastbaar is. Bij bevestigende beantwoording is van belang of eiser de taak scannen kan verrichten. Niet wordt betwist dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt.
Kan eiser één uur aaneengesloten werken
6.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische informatie, waaronder de expertise verricht door GZ-psycholoog/neuropsycholoog [naam psycholoog] , betrokken bij zijn oordeel. Uit de rapportages blijkt ook dat de verzekeringsarts b&b op de hoogte was van de door eiser gepresenteerde klachten, waaronder de vermoeidheidsklachten.
Dat eiser het door hem verrichtte vrijwilligerswerk niet heeft kunnen volhouden, betekent niet dat hij niet één uur aaneengesloten belastbaar is. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat het vrijwilligerswerk van eiser meer inhield dan het scannen van zaken. Uit de stukken blijkt immers dat eiser ook andere administratieve werkzaamheden verricht (zoals het bijhouden van het planbord en de agenda, en af en toe het maken van zorgplannen). Verder is van belang dat uit het expertiserapport blijkt dat eiser is aangewezen op voorgestructureerd werk, zodat hij zelf niet hoeft te plannen en dat deeltaken na elkaar moeten worden aangeboden. Uit de rapportage van Melba gedateerd juni/juli 2018 blijkt dat eiser op het zorgatelier veelal de planning doet van de bezoekers en dat er regelmatig tussendoor wijzigingen komen. Gerapporteerd is dat eiser daar moeite mee heeft. Hieruit volgt dat het vrijwilligerswerk van eiser niet voldoende gestructureerd is en uit meerdere taken bestond waardoor de praktijkervaring niet van doorslaggevend belang kan zijn bij de beoordeling of eiser één uur aangesloten kan werken. Overigens blijkt uit het door eiser opgemaakte overzicht, gevoegd bij het aanvullend beroepschrift en de beschrijving opgenomen in het rapport van MEE van 7 februari 2020, dat eiser, ondanks de verschillende taken die hij deed, daadwerkelijk tot 1 januari 2019 (en dus ook nog na de datum in geding) één uur aangesloten werkzaam was en dat hij na een pauze van 15 minuten weer een uur werkte. Zoals eerder al opgemerkt gaat het hier om werkzaamheden die de belastbaarheid van eiser overschrijden. Niet kan worden ingezien dat als eiser werkzaamheden doet die passen bij zijn belastbaarheid hij deze niet gedurende één uur aaneengesloten zou kunnen uitvoeren.
Verder blijkt uit die eigen beschrijving dat eiser ten tijde in geding verschillende taken verrichtte. Dat deze taken in de loop der tijd zijn afgebouwd tot eiser uiteindelijk per januari 2019 nog maar 2 taken verrichtte, betekent niet dat hier anders over geoordeeld moet worden. Nog los van het gegeven dat dit na de datum in geding valt, was er ook in januari 2019 nog sprake van het verrichten van 2 taken, zodat de daadwerkelijk uitgevoerde taak van scannen niet los gezien kan worden van de andere taak die eiser uitvoert.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft gesteld dat eiser gedurende één uur aaneengesloten belastbaar is.
Is eiser gedurende vier uur per dag belastbaar?
6.2
Dat wat onder punt 6.1 is overwogen is onverminderd van toepassing bij de beoordeling of eiser gedurende vier uur per dag belastbaar is. In aanvulling daarop merkt de rechtbank nog op dat er geen medische informatie is overgelegd waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat eiser, met onderbrekingen, niet vier uur per dag belastbaar kan zijn. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in zijn motivering dat, mede gelet op de verrichte expertise en het dagverhaal, er geen reden bestaat om te oordelen dat eiser niet vier uur per dag belastbaar is.
Volgens het compendium Participatiewet moet de verzekeringsarts beoordelen of binnen de 24-uurscyclus een zodanige recuperatie mogelijk is dat eiser in totaal vier uur belastbaar is [1] . Hoewel de verzekeringsarts b&b deze beoordeling niet expliciet heeft benoemd, volgt uit de rapportages wel dat de verzekeringsarts b&b heeft beoordeeld dat eiser vier uur per dag belastbaar is. Met het aannemen van een urenbeperking van vier uur per dag wordt immers al uitgesproken dat eiser op medische gronden daadwerkelijk vier uur per dag belastbaar is. Het niet exact benoemen van een pauzeduur maakt niet dat hier anders over gedacht moet worden. Zoals de verzekeringsarts b&b terecht opmerkt in zijn rapportage van 4 februari 2021 kunnen pauzes, net als bij ieder ander, wisselen per dag. Uit de stukken kan opgemaakt worden dat de pauzes die eiser daadwerkelijk in acht heeft genomen variëren van een kwartier tot drie kwartier Ook als uitgegaan zou worden van een pauze van één uur na ieder uur werken, is het mogelijk om in een tijdsbestek van acht uur, daadwerkelijk gedurende vier uur taken uit te voeren. Uit de stukken en dan met name ook het dagverhaal blijkt niet dat dit voor eiser niet mogelijk zou zijn.
Verzoek om een deskundige in te schakelen
7. Uit het voorgaande volgt dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een deskundige om advies te vragen.
Kan eiser de taak scannen verrichten?
8. Een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b hebben in hun rapportages gemotiveerd aangegeven dat eiser in staat is de taak ‘scannen’ te verrichten. Het gaat hierbij om een eenvoudige administratieve taak die vooraf kan worden gestructureerd en ingepland. Het gaat om dagelijks terugkerende handelingen die nagenoeg vastliggen. Pas nadat een hoeveelheid is afgewerkt, wordt een nieuwe voorraad aangeleverd. De werkzaamheden vinden plaats in een rustige en stabiele werkomgeving waarbij er niet tot nauwelijks veranderingen plaats vinden.
De rechtbank is van oordeel dat met bovenstaande motivering voldoende is toegelicht dat de taak van ‘scannen’ past binnen de belastbaarheid van eiser. Daarbij is ook betrokken dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat eiser door de diverse taken die hij bij het zorgatelier verrichtte zijn belastbaarheid gedurende de tijd die hij daar heeft gewerkt, heeft overschreden. Het gevolg hiervan is dat eiser uiteindelijk alle werkzaamheden heeft moeten staken. Als rekening wordt gehouden met de belastbaarheid van eiser, en er dus geen bijkomende taken zijn, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan zijn geschiktheid voor de taak ‘scannen’.
De taken die zijn opgenomen in het takenbestand vertegenwoordigen een economische waarde. Als uitgangspunt kan dan ook worden aangenomen dat taken die gedurende vier uur per dag verricht kunnen worden een economische waarde hebben. Er bestaat geen aanleiding om ten aanzien van de taak scannen van dit uitgangspunt af te wijken. Het enkele gegeven dat eiser na één uur werken een pauze moet inlassen is daarvoor onvoldoende.
Verzoek om schadevergoeding
9. Het is vaste rechtspraak dat als uitgangspunt geldt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer mogen duren dan twee jaar. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren.
Het bezwaarschrift is op 7 mei 2019 ontvangen door het UWV. Dit betekent dat de termijn van twee jaar is verstreken op 7 mei 2021. De rechtbank doet uitspraak op 26 januari 2022. De redelijke termijn is dan met 9 maanden is overschreden. Eiser heeft recht op schadevergoeding van € 500,00 per overschrijding van een half jaar. Dit betekent dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 1.000,00. De overschrijding van de redelijke termijn wordt volledig toegerekend aan de beroepsfase, omdat de bezwaarfase niet langer dan een half jaar heeft geduurd. De Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) dient daarom € 1.000,00 te betalen. De rechtbank merkt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in zoverre mede aan als partij in dit geding.
Oordeel rechtbank
9. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, zal het beroep gegrond worden verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. Omdat het UWV het gebrek heeft hersteld en het besluit ook verder inhoudelijk de rechterlijke toets kan doorstaan, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
Proceskosten en griffierecht
7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en twee maal 0,5 punt voor het indienen van een (aanvullende) schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 759,00 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,00 toe en veroordeelt de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling van dit bedrag aan eiser;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.277,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 26 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Compendium Participatiewet blz. 62