ECLI:NL:RBZWB:2022:367

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB-20_10232
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over eervol ontslag en arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van overgang naar Veiligheidsregio Midden- en West Brabant

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.A.G. Lamers, had beroep ingesteld tegen een besluit van de veiligheidsregio waarin zijn bezwaren tegen een eerder besluit van 24 december 2019 ongegrond werden verklaard. Dit eerdere besluit verleende de eiser eervol ontslag met ingang van 1 januari 2020, terwijl hij gelijktijdig werd aangesteld bij de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant (VRMWB). De eiser betwistte de negatieve arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van deze overgang, met name het verlies van leeftijdsgebonden verlofrechten, en stelde dat de geboden financiële compensatie niet adequaat was.

Tijdens de zitting op 15 december 2021 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de veiligheidsregio terecht had gesteld dat er geen individuele maatwerkafspraken nodig waren en dat de compensatieregeling correct was toegepast. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn stelling dat hij recht had op meer compensatie, omdat de uitkomst van de onderhandelingen binnen het Georganiseerd Overleg (GO) niet met vrucht kon worden bestreden enkel op basis van de nadelige gevolgen voor de werknemer. De rechtbank concludeerde dat de veiligheidsregio in redelijkheid geen aanleiding had hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen, omdat er geen onbillijke situatie was aangetoond.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde het bestreden besluit van de veiligheidsregio. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10232 AW

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.A.G. Lamers,
en
het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland(de veiligheidsregio), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 24 december 2019 (primair besluit) heeft de veiligheidsregio aan eiser eervol ontslag verleend met ingang van 1 januari 2020, onder gelijktijdige aanstelling bij de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant (VRMWB).
In een besluit van 5 november 2020 (bestreden besluit) heeft de veiligheidsregio eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 15 december 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De veiligheidsregio werd vertegenwoordigd door mr. M.P.W. Steuten, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De veiligheidsregio heeft eiser in een besluit van 10 april 2018 in tijdelijke dienst aangesteld met ingang van 1 april 2018, voor de periode tot 1 juli 2018. De veiligheidsregio heeft hem in een besluit van 5 april 2019 aangesteld in vaste dienst.
Voorafgaand aan eisers aanstelling bij de veiligheidsregio is een proces gestart om te komen tot één landelijke meldkamerorganisatie met maximaal 10 meldkamers. Deze overgang werd concreet vormgegeven door de meldkamers van de VRMWB en die van de Veiligheidsregio Zeeland samen te voegen, waarbij het werkgeverschap over zou gaan naar de VRMWB.
In verband met het samengaan van de meldkamers is een vergelijking opgesteld tussen het pakket aan arbeidsvoorwaarden bij de veiligheidsregio en de VRMWB. Deze is opgenomen in het document 'Samengaan meldkamers Pakketvergelijking arbeidsvoorwaarden concept 1009 – 2018' van 10 september 2018. Hieruit blijkt dat de overgang naar de VRMWB op bepaalde aspecten leidt tot kleine arbeidsvoorwaardelijke verschillen, die zowel positief als negatief van aard zijn.
Met de vakbonden FNV en CNV zijn in het kader van een Georganiseerd Overleg (GO) afspraken gemaakt om arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de overgang naar de VRMWB voor zover dat redelijk is, op te vangen. Deze komen tot uitdrukking in een adviesnotitie van 18 september 2019 en een document met afspraken van 5 februari 2020.
In het primaire besluit heeft de veiligheidsregio aan eiser eervol ontslag verleend met ingang van 1 januari 2020 op grond van artikel 8:3 CAR/UWO. In het besluit is een aantal persoonlijke afspraken vastgelegd over leeftijdsdagen, vrijwilligerschap, bedrijfsfaciliteiten en de afbouwregeling piket. In het bestreden besluit heeft de veiligheidsregio eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. De veiligheidsregio stelt zich op het standpunt dat weliswaar sprake is geweest van schoonheidsfoutjes in het overgangsproces, maar dat eiser daar uiteindelijk niet door is benadeeld. In de stukken die betrekking hebben op de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de overgang naar de VRMWB is geen plicht opgenomen om op individueel niveau maatwerkafspraken te maken, en ook anderszins bestond daar geen aanleiding toe. Het pakket aan arbeidsvoorwaardelijke reparaties is volgens de veiligheidsregio in balans. Verder is de compensatieregeling voor het verlies van leeftijdsdagen correct toegepast in eisers geval.
3. Eiser verzet zich niet tegen het aan hem verleende eervol ontslag, maar alleen tegen de negatieve arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van zijn overgang naar de VRMWB. Hij stelt dat hij door de overgang een deel van zijn leeftijdsgebonden verlofrechten verliest. Hiervoor is weliswaar een financiële compensatie geboden voor een periode van vijf jaar, maar deze is niet op zijn situatie toegespitst en ondermaats. Hij stelt in dit verband dat hij nog ongeveer vijftien jaar zal moeten werken tot aan zijn pensionering, en wenst compensatie gedurende deze periode.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij meer recht heeft op compensatie voor zijn verlies van leeftijdsgebonden verlof omdat de compensatie niet op zijn situatie is toegespitst. De omvang van deze compensatie vloeit voort uit de onderhandelingen binnen het GO, waarin een werknemersdelegatie – de vakbonden FNV en CNV – en de werkgever vertegenwoordigd waren. Aan een onderhandelingsproces zoals daarbij aan de orde, is inherent dat over en weer sprake is van geven en nemen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 februari 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS8562 en 5 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1660, kan de uitkomst van zo’n proces niet met vrucht worden bestreden enkel door te wijzen op de voor de werknemer nadelige gevolgen ervan. Dat bepaalde arbeidsvoorwaarden op bepaalde specifieke aspecten niet volledig gelijkwaardig zijn voor een bepaalde ambtenaar of groep van ambtenaren, is het gevolg van bepaalde keuzes die bij het tot stand komen van de collectieve afspraken zijn gemaakt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de documenten waarin de collectieve afspraken zijn opgenomen [1] geen garantie is opgenomen dat de optelsom van arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de overgang naar de VRMWB in individuele situaties niet een beetje positief of negatief kan uitpakken op een specifiek aspect. Eisers pas ter zitting geponeerde stelling dat de omvang van de huidige financiële compensatie voor zijn verlies van leeftijdsgebonden verlof mogelijk ook onjuist is berekend slaagt niet, bij gebrek aan een nadere onderbouwing en gezien de toelichting van de veiligheidsregio ter zitting. Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat de veiligheidsregio ter zitting heeft toegezegd dat hij bereid is na te gaan of de berekening van de hoogte van de toegekende compensatie over vijf jaren correct is vastgesteld en, indien dat niet het geval mocht zijn, deze zal corrigeren.
5. In artikel 35, tweede lid, van het Sociaal Statuut Reorganisatie Veiligheidsregio Zeeland 2010-2012 is een hardheidsclausule opgenomen. Deze houdt in dat het bevoegd gezag in gunstige zin voor een medewerker van het Sociaal Statuut kan afwijken in gevallen waarin dit Statuut zou leiden tot een onbillijke situatie. Indien en voor zover wat eiser aanvoert moet worden opgevat als een beroep op deze clausule, overweegt de rechtbank dat het hierbij gaat om een discretionaire bevoegdheid waarbij slechts terughoudend kan worden getoetst of de veiligheidsregio hier in redelijkheid toepassing aan had moeten geven. De rechtbank is – terughoudend toetsend – van oordeel dat wat eiser aanvoert over de toegekende compensatie voor zijn verlies van leeftijdsgebonden verlofrechten voor verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoefde te geven de hardheidsclausule toe te passen, omdat van een onbillijke situatie niet is gebleken.
6. Gezien het voorgaande kan het bestreden besluit in rechte standhouden. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier op 26 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Het gaat hierbij om het document 'Samengaan meldkamers Pakketvergelijking arbeidsvoorwaarden concept 1009 – 2018' van 10 september 2018, de personele paragraaf van het Organisatieplan Operationeel Centrum Veiligheidsregio/Brandweer Bergen op Zoom van juni 2019, de Adviesnotitie 'Harmonisering Arbeidsvoorwaarden' van 18 september 2019, en het instemmingsdocument van 5 februari 2020.