ECLI:NL:RBZWB:2022:3663
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een vrijstaande woning en de motivering van de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 485.000 per waardepeildatum 1 januari 2019, maar na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 481.000. Belanghebbende is het niet eens met deze waarde en stelt dat deze te hoog is en onvoldoende gemotiveerd is door de heffingsambtenaar.
De rechtbank behandelt de argumenten van belanghebbende, waaronder de stelling dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met verouderd sanitair. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende heeft gemotiveerd waarom de WOZ-waarde is vastgesteld op € 481.000 en dat de uitspraak op bezwaar niet in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de beroepsgrond van belanghebbende faalt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.