ECLI:NL:RBZWB:2022:3661
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] vastgesteld op € 529.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende, eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze vaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 472.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 10 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door zijn echtgenote en een gemachtigde, terwijl de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door de taxateur en de heffingsambtenaar zelf.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het niet eens zijn over de hoogte van de WOZ-waarde. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een waardematrix, maar belanghebbende betwistte de hoogte van de waardering, met name de waarde van de grond en de aanwezigheid van asbest in de woning. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ligging van de woning beter is dan die van vergelijkingsobjecten. De rechtbank heeft de waarde per m2 van de grond bij de woning herzien en vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de WOZ-waarde, ondanks de correctie voor asbest.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.