ECLI:NL:RBZWB:2022:366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB-20_10128
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over eervol ontslag en arbeidsvoorwaarden bij overgang naar Veiligheidsregio Midden- en West Brabant

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A.F.J. Hupkes-van den Brink, had beroep ingesteld tegen een besluit van de veiligheidsregio waarin zijn bezwaren tegen een eerder ontslagbesluit ongegrond werden verklaard. De eiser was eerder eervol ontslagen met ingang van 1 januari 2020, maar dit besluit werd ingetrokken vanwege een foutieve datum van indiensttreding. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De eiser stelde dat hij benadeeld was door de toepassing van collectieve arbeidsvoorwaardelijke afspraken en dat de veiligheidsregio een onjuiste anciënniteitsdatum had gehanteerd. De rechtbank oordeelde dat de veiligheidsregio niet onrechtmatig had gehandeld en dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk benadeeld was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de veiligheidsregio en de rol van collectieve afspraken in de arbeidsvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10128 AW

uitspraak van de meervoudige kamer van *** 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.A.F.J. Hupkes-van den Brink,
en
het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland(de veiligheidsregio), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 24 december 2019 (primair besluit I) heeft de veiligheidsregio aan eiser eervol ontslag verleend met ingang van 1 januari 2020, onder gelijktijdige aanstelling bij de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant (VRMWB).
In een besluit van 10 februari 2020 (primair besluit II) heeft de veiligheidsregio primair besluit I ingetrokken, omdat er een foute datum van indiensttreding in was opgenomen. Aan eiser is (opnieuw) eervol ontslag verleend met ingang van 1 januari 2020, onder gelijktijdige aanstelling bij de VRMWB.
In een besluit van 5 november 2020 (bestreden besluit) heeft de veiligheidsregio eisers bezwaren tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 15 december 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De veiligheidsregio werd vertegenwoordigd door mr. M.P.W. Steuten, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser heeft in de periode van 1 januari 2013 tot 1 januari 2015 als ZZP-er gewerkt voor de veiligheidsregio. In een besluit van 22 december 2014 is hij in tijdelijke dienst aangesteld met ingang van 1 januari 2015 voor de periode tot 1 januari 2016. De veiligheidsregio heeft eiser in een besluit van 31 augustus 2015 aangesteld in vaste dienst.
Tijdens eisers dienstverband bij de veiligheidsregio is een proces gestart om te komen tot één landelijke meldkamerorganisatie met maximaal 10 meldkamers. Deze overgang werd concreet vormgegeven door de meldkamers van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en die van de Veiligheidsregio Zeeland samen te voegen, waarbij het werkgeverschap over zou gaan naar de VRMWB.
In verband met het samengaan van de meldkamers is een vergelijking opgesteld tussen het pakket aan arbeidsvoorwaarden bij de veiligheidsregio en de VRMWB. Deze is opgenomen in het document 'Samengaan meldkamers Pakketvergelijking arbeidsvoorwaarden concept 1009 – 2018' van 10 september 2018. Hieruit blijkt dat de overgang naar de VRMWB op bepaalde aspecten leidt tot kleine arbeidsvoorwaardelijke verschillen, die zowel positief als negatief van aard zijn.
Met de vakbonden FNV en CNV zijn in het kader van een Georganiseerd Overleg (GO) afspraken gemaakt om de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de overgang naar de VRMWB op te vangen. Deze komen tot uitdrukking in een adviesnotitie van 18 september 2019 en een document met afspraken van 5 februari 2020.
In primair besluit I heeft de veiligheidsregio aan eiser eervol ontslag verleend met ingang van 1 januari 2020 op grond van artikel 8:3 CAR/UWO, onder gelijktijdige aanstelling bij de VRMWB. In het besluit zijn persoonlijke afspraken vastgelegd over leeftijdsdagen, de status van interne kandidaat, bedrijfsfaciliteiten en de afbouwregeling piket. In primair besluit II heeft de veiligheidsregio primair besluit I ingetrokken, omdat er een foute datum van indiensttreding in was opgenomen. Aan eiser is (opnieuw) eervol ontslag verleend met ingang van 1 januari 2020, onder gelijktijdige aanstelling bij de VRMWB.
In het bestreden besluit heeft de veiligheidsregio eisers bezwaren tegen primair besluit II vervolgens ongegrond verklaard.
Ontvankelijkheid
2. De rechtbank volgt de veiligheidsregio niet in zijn standpunt dat eiser met zijn eerste beroepschrift van 11 december 2020 niet heeft voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, sub d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De drempel om hieraan te voldoen ligt – zoals ook erkend door de veiligheidsregio – laag, en eiser heeft hieraan voldaan met wat hij aanvoert in het genoemde beroepschrift. Er bestaat daarom geen aanleiding om eisers beroep niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat de rechtbank geen herstelbrief met een verzoek om het indienen van (nadere) beroepsgronden heeft verzonden naar eiser na ontvangst van het beroepschrift van 11 december 2020.
Standpunt veiligheidsregio
3. De veiligheidsregio stelt zich op het standpunt dat weliswaar sprake is geweest van schoonheidsfoutjes in het overgangsproces, maar dat eiser daar uiteindelijk niet door is benadeeld. In de stukken die betrekking hebben op de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de overgang naar de VRMWB is geen plicht opgenomen om op individueel niveau maatwerkafspraken te maken, en ook anderszins bestond daar aanleiding toe. Het pakket aan arbeidsvoorwaardelijke reparaties is volgens de veiligheidsregio in balans. Verder is de compensatieregeling voor het verlies van leeftijdsdagen correct toegepast in eisers geval, en is ook correct omgegaan met het aspect basisverlof.
Eisers standpunt
4. Volgens eiser had de veiligheidsregio in zijn besluitvorming een datum van indiensttreding (anciënniteitsdatum) moeten hanteren van 1 januari 2013. Hij stelt verder te zijn benadeeld door de manier waarop de collectieve arbeidsvoorwaardelijke afspraken in zijn geval zijn toegepast op de onderwerpen verlof en leeftijdsgebonden verlofdagen. Volgens eiser is bij de overgang naar de VRMWB in zijn geval sprake van een onevenredig resultaat met betrekking tot het pakket van arbeidsvoorwaarden. Hij stelt dat de hardheidsclausule had moeten worden toegepast, en hij verzoekt de rechtbank om de veiligheidsregio te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding.
Juridisch kader
5. Artikel 8:3 CAR/UWO verschaft aan de veiligheidsregio de bevoegdheid om aan de ambtenaar eervol ontslag te verlenen wegens opheffing van de functie, of wegens verandering van de inrichting van het dienstonderdeel waarbij hij werkzaam is of van andere dienstonderdelen, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten. Een dergelijk ontslag wordt ook wel reorganisatieontslag genoemd.
De gehanteerde anciënniteitsdatum
6. De rechtbank treedt niet in de beoordeling van de vraag of de veiligheidsregio een juiste anciënniteitsdatum heeft gehanteerd. Dit aspect is niet relevant voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit, en valt daarom buiten de omvang van dit geding. De rechtbank wijst er daarbij op dat uit de stukken waarin de collectieve afspraken over de arbeidsvoor-waardelijke gevolgen van de overgang naar de VRWMB zijn opgenomen [1] niet blijkt dat de datum van indiensttreding relevant is voor arbeidsvoorwaardelijke aanspraken binnen de VRWMB. In de bestreden besluitvorming zijn ook geen (rechts)gevolgen verbonden aan de gehanteerde anciënniteitsdatum.

Is eiser benadeeld door toepassing van de collectieve afspraken?

7. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat hij is benadeeld door de manier waarop de collectieve arbeidsvoorwaardelijke afspraken in zijn geval zijn toegepast. Zijn stelling dat hij bij zijn nieuwe werkgever 7,2 uur minder verlof heeft op jaarbasis dan bij de veiligheidsregio slaagt niet. De veiligheidsregio heeft middels een aanvullend verweerschrift van 29 juli 2021 en een nadere uitleg ter zitting naar het oordeel van de rechtbank steekhoudend gemotiveerd dat het verlies van 7,2 uur verlof wordt gecompenseerd door een positief verschil bij het aantal arbeidsuren per jaar. Eiser heeft deze nadere motivering van de veiligheidsregio ter zitting niet gemotiveerd betwist. Zijn stelling dat hij twee leeftijdsgebon-den verlofdagen is verloren slaagt evenmin, nu deze conform de collectieve afspraken zijn afgekocht tegen een bruto waarde van € 1.900,- bruto.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat – zoals hij stelt – de toegekende compensatie voor zijn verlies van leeftijdsgebonden verlofdagen ontoereikend is, dan wel dat hij anderszins onevenredig is benadeeld bij de overgang naar de VRMWB. Zou al sprake zijn van een specifiek arbeidsvoorwaardelijk nadeel bij deze overgang, dan betekent dit niet dat kan worden geoordeeld dat het bestreden besluit om die reden onrechtmatig is. Het pakket met arbeidsvoorwaarden binnen de VRWMB vloeit voort uit de onderhandelingen binnen het GO, waarin een werknemers-delegatie – de vakbonden FNV en CNV – en de werkgever vertegenwoordigd waren. Aan een onderhandelingsproces zoals daarbij aan de orde is inherent dat over en weer sprake is van geven en nemen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 februari 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS8562, en 5 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1660), kan de uitkomst van zo’n proces dan ook niet met vrucht worden bestreden enkel door te wijzen op de voor de werknemer nadelige gevolgen ervan. Dat bepaalde arbeidsvoorwaarden op bepaalde specifieke aspecten niet volledig gelijkwaardig zijn voor een bepaalde ambtenaar of groep van ambtenaren, is het gevolg van bepaalde keuzes die bij het tot stand komen van de collectieve afspraken zijn gemaakt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de documenten waarin de afspraken zijn opgenomen geen garantie is opgenomen dat de optelsom van arbeidsvoor-waardelijke gevolgen van de overgang naar de VRMWB in individuele situaties niet een beetje positief of negatief kan uitpakken op een specifiek aspect.
Toepassing van de hardheidsclausule
9. In artikel 35, tweede lid, van het Sociaal Statuut Reorganisatie Veiligheidsregio Zeeland 2010-2012 is een hardheidsclausule opgenomen. Deze houdt in dat het bevoegd gezag in gunstige zin voor een medewerker van het Sociaal Statuut kan afwijken in gevallen waarin dit Statuut zou leiden tot een onbillijke situatie. Met betrekking tot eisers beroep op deze clausule overweegt de rechtbank dat het hierbij gaat om een discretionaire bevoegdheid waarbij slechts terughoudend kan worden getoetst of de veiligheidsregio hier toepassing aan had moeten geven. Naar het oordeel van de rechtbank geeft wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om te concluderen dat sprake is van een dusdanig onbillijke situatie dat de veiligheidsregio ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule.
Conclusie
10. Gezien het voorgaande geeft wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eisers verzoek om een veroordeling van de veiligheidsregio tot het betalen van een schadever-goeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst eisers verzoek om een veroordeling van de veiligheidsregio tot het betalen van een schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier op *** 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie het document 'Samengaan meldkamers Pakketvergelijking arbeidsvoorwaarden concept 1009 – 2018' van 10 september 2018, de personele paragraaf van het Organisatieplan Operationeel Centrum Veiligheidsregio/Brandweer Bergen op Zoom van juni 2019, de Adviesnotitie 'Harmonisering Arbeidsvoorwaarden' van 18 september 2019, en het instemmingsdocument van 5 februari 2020.