Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
de burgemeester van de gemeente Roosendaal, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
wordt u gelast om per direct de strijdigheid met artikel 2:74 van de APV te beëindigen en beëindigd te houden. Dit kunt u doen door u niet meer op een openbare plaats binnen de gemeente [plaatsnaam] op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en/of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.Indien u niet aan de last voldoet en er wederom een overtreding van artikel 2:74 van de APV plaatsvindt, zal van rechtswege een dwangsom worden verbeurd. De hoogte van de dwangsom bedraagt € 7.500,- per elke geconstateerde overtreding, tot een maximaal bedrag van € 30.000,-.”Eiser heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Bestreden besluit
Wettelijk kader
Beoordeling door de rechtbank
Ter zitting is door de gemachtigde van eiser naar voren gebracht dat het beroep zich beperkt tot de stelling dat de hoogte van de dwangsom onredelijk is. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser in zijn beroepschrift is aangevoerd ook een beroep op het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank zal zich daarom eerst uitlaten over de vraag of het handhavend optreden in het geval van eiser zodanig onevenredig is dat de burgemeester om die reden van handhaving had moeten afzien.
Conclusie
Beslissing
mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 30 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.