ECLI:NL:RBZWB:2022:3628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
02-346622-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging en vernieling met diverse feiten in Goes en Kloetinge

Op 8 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder bedreiging met de dood en vernieling van eigendommen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 mei 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen die de verdachte op verschillende data in 2021 heeft geuit, alsook het opzettelijk vernielen van goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een specifieke bedreiging wegens gebrek aan bewijs. De verdediging betwistte de bewijsvoering en voerde aan dat de bedreigingen niet door de aangevers waren ontvangen, wat de redelijke vrees voor de bedreigingen in twijfel trok.

Na beoordeling van het bewijs en de verklaringen van de betrokken partijen, heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de tenlastegelegde feiten, wat leidde tot vrijspraak van bepaalde beschuldigingen. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk goederen heeft beschadigd en vernield. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. Uiteindelijk werd een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de schade al door de verzekering was vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-346622-21
vonnis van de meervoudige kamer van 8 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 mei 2022, waarbij de officier van justitie mr. C. de Pagter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 02-346622-21
- op 29 december 2021 in Goes diverse personen heeft bedreigd met de dood;

parketnummer 02-243896-21

1. op 11 september 2021 in Kloetinge een persoon heeft bedreigd met de dood;
2. op 31 augustus 2021 in Kloetinge een auto heeft vernield;

Parketnummer 02-214590-21

1. op 10 augustus 2021 in Goes diverse personen heeft bedreigd met de dood;
2. op 10 augustus 2021 in Goes diverse voorwerpen heeft vernield;
3. op 16 juli 2021 in Kloetinge een ruit van een auto heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, behalve de bedreiging op 10 augustus 2021 (parketnummer 02-214590-21, feit 1) wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02-346622-21
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van dit feit en wijst daarbij op het volgende. De bedreiging geuit richting de medewerkers van de HIC-afdeling heeft een groot deel van die medewerkers niet bereikt.
Verder moet bij aangevers [naam 2] en [naam 3] wel de redelijke vrees zijn ontstaan dat verdachte de bedreiging zou uitvoeren. Uit het dossier blijkt niet dat zij die redelijke vrees hadden.
Parketnummer 02-243896-21
De verdediging heeft zich ten aanzien van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 02-214590-21
Voor wat betreft feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Het dossier bevat onvoldoende wettig bewijs om tot een veroordeling te komen. Verder is niet gebleken dat de bedreiging geuit tegen aangever [naam 3] de medewerkers van het FACT-team heeft bereikt.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat niet is gebleken dat de ventilator kapot was.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 3, nu niemand heeft gezien dat het verdachte was die de autoruit zou hebben vernield.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-346622-21; vrijspraak
Aangevers [naam 2] en [naam 3] hebben verklaard dat zij verdachte spraken op de parkeerplaats van de locatie van het FACT-team van Emergis in Goes en dat verdachte toen zei dat hij personeel van de high & intensive care-afdeling (HIC-afdeling) dood zou maken.
De rechtbank overweegt dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte deze bewoordingen heeft geuit. Omdat uit het dossier echter niet blijkt dat de medewerkers van de HIC-afdeling van deze bedreiging op de hoogte zijn geraakt en evenmin blijkt dat aangevers medewerkers zijn van die afdeling, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Parketnummer 02-214590-21 – feit 1; vrijspraak
Het dossier bevat ten aanzien van dit feit alleen de aangifte van [naam 3] . Er is daarom onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-243896-21
1
op 11 september 2021 te Kloetinge, gemeente Goes, [naam 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend,
een dikke (boom)tak, zichtbaar voor die [naam 4] in zijn hand(en) gehouden en/ (daarbij) deze dreigend
de woorden toegevoegd: “Ik ga je vermoorden”.
2
op 31 augustus 2021 te Kloetinge, gemeente Goes, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Ford Fiesta, kenteken [kenteken 1] , die aan [naam 5] , toebehoorde heeft beschadigd.
Parketnummer 02-214590-21
2
op 10 augustus 2021 te Goes opzettelijk en wederrechtelijk
- een ventilator en
- een koffiepot en
- een muur en
- de vloer, die aan Emergis, toebehoorden heeft vernield en beschadigd.
3
op 16 juli 2021 te Kloetinge, gemeente Goes, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een auto gekentekend [kenteken 2] ), die aan [naam 6] en/of Emergis, toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
Strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, gelet op de problematiek die gedragsdeskundigen in 2020 in hun pro justitia rapportage hebben beschreven. Toen was hun advies om de destijds door verdachte gepleegde bedreigingen niet aan hem toe te rekenen omdat verdachte op dat moment onder invloed was van zijn stoornissen en beperkingen. Volgens de verdediging geldt datzelfde voor de nu aan de orde zijnde feiten.
5.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte op basis van de voorhanden zijnde informatie verminderd maar niet geheel ontoerekeningsvatbaar kan worden verklaard.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
In tegenstelling tot het pro justitia onderzoek in 2020 heeft verdachte aan dit onderzoek in verband met de onderhavige zaken niet meegewerkt. De gedragsdeskundigen zijn kortgezegd van mening dat het waarschijnlijk is dat de in 2020 gediagnosticeerde stoornissen thans nog bestaan, maar zij hebben vanwege de weigering van verdachte om mee te werken aan het onderzoek, geen advies kunnen geven over de toerekenbaarheid.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de onderbouwing van het verweer, alleen sprake kan zijn van ontslag van ontslag van alle rechtsvervolging als de thans bewezenverklaarde feiten in het geheel niet aan verdachte toegerekend kunnen worden. De rechtbank begrijpt in dat verband niet het in dupliek door de verdediging geuite standpunt dat de verdediging niet heeft gezegd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar zou moeten worden geacht maar verminderd toerekeningsvatbaar. Ongeacht dat laatste standpunt ziet de rechtbank in de pro justitiarapportages van 2020 en 2022 onvoldoende grond voor het oordeel dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Zij verwerpt daarom het verweer. De verdachte is daarom strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en baseert zich daarbij op de pro justitia rapportage. Weliswaar heeft verdachte niet meegewerkt aan de onderzoeken van de gedragsdeskundigen, maar zij zijn van mening dat niet onwaarschijnlijk is dat de bij het pro justitia onderzoek van 2020 gediagnosticeerde stoornissen doorwerking hebben in de thans ten laste gelegde feiten. Gezien het karakter van deze stoornissen in combinatie met de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder verdachte deze heeft begaan, gaat het openbaar ministerie ervan uit dat de stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van de thans gepleegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank het verweer betreffende ontslag van alle rechtsvervolging passeert heeft de verdediging aangevoerd dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend is. De oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege acht de verdediging niet proportioneel gelet op de ernst van de ten laste gelegde feiten, die hooguit tot overlast hebben geleid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een medewerker van GGZ-instelling Emergis en aan het beschadigen en vernielen van goederen die aan Emergis of personeel toebehoren. Bedreiging is een ernstig feit dat bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt. De beschadigingen en vernielingen getuigen van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Met zijn handelen heeft verdachte de zorgmedewerkers angst bezorgd, wat een belemmering kan vormen in de verdere uitvoering van hun werk en daarmee ook de maatschappij als geheel raakt.
Blijkens het strafblad op naam van verdachte is hij bij vonnis van 24 juli 2020 voor vier bedreigingen (onder andere tegen beroepsbeoefenaars) ontslagen van alle rechtsvervolging. In 2018 is een zaak betreffende een vernieling voorwaardelijk geseponeerd, en in 2015 is verdachte schuldig verklaard aan een bedreiging zonder oplegging van straf.
Er is derhalve sprake van recidive aangaande de thans bewezenverklaarde feiten, al hebben de eerdere bewezenverklaringen van dit soort feiten niet eerder tot strafoplegging geleid. De rechtbank zal de eerdere bewezenverklaringen in negatieve zin meewegen in de bepaling van de strafmaat.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek van psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater]. Zij hebben in hun rapportage gewezen op het eerdere pro justitia onderzoek dat plaatsvond in 2020, en waaraan verdachte wel heeft meegewerkt. Toen is verdachte gediagnosticeerd met chronische pathologie, die tot op heden zeer behandelresistent is gebleken, aldus de psycholoog. De psychiater acht het niet onwaarschijnlijk dat de eerder vastgestelde stoornissen doorwerking hebben in de thans ten laste gelegde feiten. Uit het dossier is niet gebleken dat de vastgestelde chronische pathologie tussen 2020 en 2022 effectief is behandeld.
De gedragsdeskundigen die verdachte in 2020 hebben onderzocht kwamen tot de conclusie dat vier van de vijf toen aan verdachte ten laste gelegde feiten niet aan hem konden worden toegerekend vanwege de geconstateerde psychische stoornissen. Het vijfde feit kon verminderd aan hem worden toegerekend.
Gelet op de conclusies en overwegingen van de gedragsdeskundigen in zowel 2020 als 2022 is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal daarmee in de bepaling van de strafmaat in strafverminderende zin rekening houden.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op 18 maart 2022 bij zijn neef woont en dat hij een vaste baan heeft in de steigerbouw. Hij heeft zelf contact gezocht met maatschappelijk werk in Rotterdam en hij is bezig met het afbetalen van schulden. Verder heeft hij zelf een psychiater gezocht die hem kan onderzoeken, en die heeft hij gevonden in Nijmegen.
Niet is gebleken dat verdachte sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met politie en justitie in aanraking is geweest, afgezien van een melding wegens het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank overweegt dat van de bewezenverklaarde feiten alleen de bedreiging tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling kan leiden. Gelet hierop, op het beperkte strafblad van verdachte en op het functioneren van verdachte sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling disproportioneel is.
De rechtbank is wel van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en op het strafblad van verdachte, een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank, naast deze twee factoren, rekening met straffen die in soortelijke zaken worden opgelegd, alsmede met de verminderde toerekenbaarheid. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee weken een passende straf is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 5] vordert een schadevergoeding van € 1.206,08 voor feit 2 onder parketnummer 02-243896-21.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar sprake is van rechtstreekse schade die is toegebracht door het bewezenverklaarde feit, maar dat deze schade reeds aan de benadeelde partij is vergoed door de verzekering. Nu de benadeelde partij via die weg al schadeloos is gesteld zal de rechtbank de vordering afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder parketnummer 02-346622-21 en parketnummer
02-214590-21 onder 1 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-243896-21
feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
Parketnummer 02-214590-21
feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd, en
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen
feit 3: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 juni 2022.
Mr. Van Nieuwkerk is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.