ECLI:NL:RBZWB:2022:3627

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
02-238921-21, 02-298724-19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreigingen, stalking, mishandeling en wederspannigheid met bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreigingen, stalking, mishandeling, beschadiging van een auto en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood en haar auto heeft beschadigd. Daarnaast heeft hij haar mishandeld door haar te slaan en vast te pakken. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan stalking door [slachtoffer 1] herhaaldelijk te bellen en te volgen, ondanks dat zij het contact had verbroken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling bij Fivoor. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straffen gemotiveerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-238921-21, 02-298724-19 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte] ,
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1 tot en met 4: [slachtoffer 1] heeft bedreigd, haar auto heeft beschadigd, haar heeft mishandeld en haar heeft gestalkt;
feit 5: zich bij zijn aanhouding heeft verzet tegen een politieambtenaar;
feit 6: [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 7: [slachtoffer 3] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Het bedreigen van [slachtoffer 1] (feit 1), van [slachtoffer 2] (feit 6) en van [slachtoffer 3] (feit 7), het vernielen van de auto van [slachtoffer 1] (feit 2) en de wederspannigheid tegen politieambtenaar [verbalisant] (feit 5) heeft verdachte bekend. Met betrekking tot de bedreigingen kunnen niet alle in de tenlastelegging opgenomen woorden als bedreigend worden aangemerkt.
Voor de bewezenverklaring van de mishandeling van [slachtoffer 1] (feit 3) baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van [naam 1] en de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] heeft vastgepakt. De belaging (feit 4) kan worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] , de constatering van de verbalisant dat [slachtoffer 1] op één dag 48 keer is gebeld door verdachte, de getuigenverklaring van [naam 2] en de verklaring van verdachte dat hij begrijpt dat [slachtoffer 1] zijn gedrag als stalking heeft ervaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Voor de bewezenverklaring van de bedreiging van [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 6) en [slachtoffer 3] (feit 7), het vernielen van de auto van [slachtoffer 1] (feit 2) en de wederspannigheid tegen een politieambtenaar (feit 5) refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de bedreiging van [slachtoffer 1] is de verdediging, met de officier van justitie, van mening dat niet alle in de tenlastelegging opgenomen woorden als bedreigend kunnen worden aangemerkt. Ook refereert de verdediging zich voor de bewezenverklaring van de belaging van [slachtoffer 1] (feit 4) aan het oordeel van de rechtbank, maar zij merkt daarbij op dat slechts sprake is van een lichte vorm van stalking. In de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] was sprake van aantrekken en afstoten, waardoor het moment waarop [slachtoffer 1] geen contact meer wilde onduidelijk was voor verdachte. [slachtoffer 1] heeft bovendien ook op berichten van verdachte gereageerd.
De verdediging bepleit vrijspraak van de mishandeling van [slachtoffer 1] (feit 3), omdat verdachte geen opzet had op het mishandelen van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft [naam 1] klappen gegeven, waarbij één van de klappen onbedoeld op het hoofd van [slachtoffer 1] terecht is gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2, 5, 6, en 7 - de bedreigingen
De rechtbank acht deze feiten op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de bedreigingen onder feit 1, 6 en 7 is de rechtbank van oordeel dat alle bewoordingen in de tenlastelegging bewezen kunnen worden. Het geheel aan bewoordingen, in onderlinge samenhang en gezien de context waarin deze zijn geuit, acht de rechtbank bedreigend van aard.
Feit 3
De rechtbank stelt vast dat op 28 augustus 2021 een geweldsincident tussen verdachte en [naam 1] heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] zat als bestuurder in een auto samen met [naam 1] als bijrijder, toen verdachte naar de auto toe kwam gelopen en het passagiersportier opentrok. Verdachte begon [naam 1] te slaan, waarbij verdachte ook met een vuist tegen [slachtoffer 1] haar voorhoofd heeft geslagen. [slachtoffer 1] is uit de auto gestapt, waarna verdachte naar [slachtoffer 1] toe is gelopen en haar bij haar bovenarmen heeft vastgepakt. Daardoor zijn bij [slachtoffer 1] blauwe plekken op haar bovenarmen ontstaan.
Hoewel de rechtbank de verklaring van verdachte volgt dat verdachte zijn opzet was gericht op het slaan van [naam 1] en niet op het slaan van [slachtoffer 1] , brengt het vanuit het passagiersportier in een auto slaan van de bijrijder, waarbij de inzittenden van de auto in een kleine ruimte dicht bij elkaar zitten, naar algemene ervaringsregels met zich mee dat de aanmerkelijke kans bestaat dat niet alleen de bijrijder maar ook de bestuurder door de slagen wordt geraakt en daardoor pijn of lichamelijk letsel bij de bestuurder wordt veroorzaakt, zoals ook in dit geval aan de orde is. Verdachte heeft door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] pijn of letsel zou oplopen en daarmee naar het oordeel van de rechtbank het voorwaardelijk opzet gehad op de mishandeling van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht de mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van stalking door verdachte. Zij heeft in haar aangifte verklaard dat zij een relatie heeft gehad met verdachte, maar dat zij die relatie begin juni 2021 heeft beëindigd. Op 22 augustus 2021 heeft [slachtoffer 1] het contact met verdachte helemaal verbroken. Verdachte bleef haar echter voortdurend lastig vallen door haar iedere dag vele keren anoniem te bellen en te mailen. Ook volgde verdachte haar verschillende keren met de auto. Deze gedragingen van verdachte zijn door de verdediging niet betwist. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de handelingen die verdachte heeft verricht, in onderlinge samenhang bezien, zijn aan te merken als belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, oftewel ‘stalking’.
Tussen verdachte en [slachtoffer 1] is blijkens het dossier sprake geweest van een zogenaamde ‘knipperlichtrelatie’. Het hebben van een ‘knipperlichtrelatie’ kan tot gevolg hebben dat er onduidelijkheid ontstaat voor verdachte wanneer [slachtoffer 1] wel of geen contact met hem wilde hebben. De keuze van [slachtoffer 1] om de ‘knipperlichtrelatie’ met verdachte in stand te houden, sluit echter niet per definitie de mogelijkheid uit dat verdachte [slachtoffer 1] heeft belaagd.
De rechtbank stelt vast dat in de periode van 22 augustus 2021 tot en met 5 september 2021 de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] was verbroken. [slachtoffer 1] heeft tegen verdachte op 22 augustus 2022 gezegd dat zij geen contact meer met hem wilde. Dit moet voor verdachte duidelijk zijn geweest. Toch heeft verdachte nagenoeg dagelijks telefonisch, via Whatsapp en via de mail contact met [slachtoffer 1] gezocht. Verdachte heeft [slachtoffer 1] ook meerdere malen met zijn auto gevolgd. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij dit deed, omdat hij echt contact met haar wilde krijgen, omdat hij het vertrouwen had dat het nog goed zou komen tussen hen. Hij heeft door zo te handelen, gelet op de aard van de gedragingen, de duur, de frequentie en de intensiteit van de handelingen, wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht de ten laste gelegde belaging dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 28 juni 2021 tot en met 05 september 2021 te Tilburg [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] (telefonisch, en per e-mail en per Whatsapp) dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak haar dood ik heb het gezegd nogmaals laatste kk waarschuwing", en "Ik vermoord haar als ik nog 1 ding hoor zie of merk", en "Ik maak haar af. Zeg dat maar. Ik kom haar vandaag nog tegen", en "Denk maar dat jij in owijk of Goirle of jou kk blaak veilig bent wij gaan zien meid ik sla jou helemaal dood", en "Ik slacht jou dat zweer ik op alles nergens ga jij veilig zijn" en Ik maak jou kanker dood heb jij mij begrepen nu ben jij echt de verkeerde tegengekomen";
2.
op 5 september 2021 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Fiat 500, kenteken [kenteken] ), die aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft beschadigd;
3.
op 28 augustus 2021 te Tilburg [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die voornoemde [slachtoffer 1] eenmaal met gebalde vuist te stompen tegen het gezicht en vervolgens die [slachtoffer 1] eenmaal, met kracht vast te pakken aan de bovenarmen;
4.
in de periode van 22 augustus 2021 tot en met 05 september 2021 te Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- die [slachtoffer 1] veelvuldig ongevraagd en ongewild en/of heimelijk te volgen en te
achtervolgen en
- die [slachtoffer 1] telkens ongevraagd en tegen haar wil veelvuldig berichten te sturen (via e-mail en Whatsapp) met een dwingende en intimiderende en beledigende en dreigende inhoud en
- die [slachtoffer 1] veelvuldig telefonisch (anoniem) te benaderen met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
5.
op 5 september 2021 te Tilburg, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant] (verbalisant politie eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten doende met de aanhouding van verdachte door
- ( te trachten) zich meermaals, los te rukken uit de greep van voornoemde opsporingsambtenaar en
- ( te trachten) weg te rennen van voornoemde opsporingsambtenaar;
6.
op meerdere tijdstippen in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 02 december 2021 in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (via Whatsapp en/of e-mail) dreigend de woorden toe te voegen:
- " Geloof mij de politie zal nodig zijn. Ik ga jou laten creperen. Ik breek heel jou huis af" en
- " Ik maak jou kanker dood. Ik schiet jou door jou hoofd. en iedereen die er wat aan wil doen. Of ik ga alles wat jou lief is opzoeken vandaag. en ik sla jou. Ik maak jou dood als ik jou zie. Vandaag gaat jou kk auto in de fik. Plus jou kk deur gaat eruit. Ik maak jou met de grond geleik." en
- " Kan jij heel het kanker politie korps van boz bellen, jou huis gaat helemaal overhoop. En ik ga vastzitten. want ik blijf wraak nemen tot je overlijd vuile misbaksel" en
- " Wacht maar hoeremoeder ik ga jou kanker huis beschieten alles let op mijn kkk woorden jij gaat alles kwijt raken en niet ik jij hebt dit al heel mijn leven gedaan ik pak jou hoerekind ik pk jou";
7.
op 2 december 2021 in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Als ik met kanker pistool naar jullie huizen kom. Zieke geesten. Jullie willen het leven wat ik nu heb onder mijn voeten vandaan trappen he. Die [naam 3] en jij zijn aan de beurt maatje. Geen wout of arrestatie team gaat jullie kunnen redden. Let op mijn kk woorden. Hoerekinderen. Vluchten maat. Net als mama doet. Dat ga je moeten doen" en
- " Ik schiet jullie allebei af. Al is dat het laatste. Wat ik doe op deze kk wereld. Jullie gaan dood. Let op vriend. Jou dood heeft [naam 3] ook voor gezegd. App haar maar. Ik ga jullie echt kapot maken. Echt oprecht gwn. Al is dat het laatste. Wat ik doe maatje" en
- " Als ik wil legt vnv nog ieman deen granaat voor jou deur huisje weg".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van alle feiten aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uren en een gevangenisstraf van 35 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en met aftrek van het voorarrest. Hij heeft daarnaast verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak voor de mishandeling van [slachtoffer 1] (feit 3) is de verdediging van mening dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf dient te worden gematigd. De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij werk heeft. Uit de op zitting overgelegde brief van [slachtoffer 1] blijkt dat de relatie tussen haar en verdachte inmiddels is hersteld en dat volgens haar het gedrag van verdachte positief is veranderd. [slachtoffer 1] verzoekt daarom geen gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Verdachte is na onderhavige feiten niet meer met politie en/of justitie in aanraking gekomen. Verdachte was gestart met een behandeling bij Fivoor. De verdediging verzoekt de behandeling bij Fivoor als bijzondere voorwaarde aan verdachte op te leggen, omdat verdachte baat heeft bij de voortzetting van die behandeling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich ten aanzien van [slachtoffer 1] schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft haar bedreigd, haar gedurende twee weken belaagd via de telefoon en door meerdere keren achter haar aan te rijden, haar mishandeld door haar te slaan en vast te pakken en hij heeft haar auto beschadigd. Dit zijn zeer vervelende en kwalijke feiten. Hoewel de knipperlichtrelatie mogelijk voor onduidelijkheid bij verdachte heeft gezorgd over de wenselijkheid van het contact tussen hem en [slachtoffer 1] , dient verdachte de grenzen van [slachtoffer 1] te respecteren wanneer zij aangeeft dat zij niet langer contact met verdachte wil. Dat heeft hij niet gedaan. Door zo te handelen werd [slachtoffer 1] voortdurend ongewild met verdachte geconfronteerd en ervaarde zij gevoelens van angst.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ouders. Ook deze feiten getuigen van gebrek aan respect van andermans grenzen. De ouders van verdachte hebben zich door de bedreigingen onveilig gevoeld.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich bij zijn aanhouding te verzetten. Dit feit getuigt van weinig respect voor het ambtelijk gezag.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij zich op zitting open heeft opgesteld en heeft laten zien dat hij inzicht heeft in zijn gedrag en het kwalijke van zijn handelen. Verdachte heeft aangegeven dat hij de behandeling bij Fivoor als positief heeft ervaren en bij Fivoor heeft geleerd hoe hij zijn gedrag positief kan verbeteren. Zo heeft hij geleerd om een afwachtende houding te hebben, zich niet snel beledigd te voelen en dat hij zichzelf kan veranderen, maar anderen niet. Verdachte wil deze positieve gedragsverandering vasthouden en wil daarom graag de behandeling bij Fivoor hervatten. De positieve ontwikkeling wordt onderstreept door de ter zitting overgelegde brief van [slachtoffer 1] . Uit deze brief blijkt dat zij en verdachte momenteel opnieuw een relatie hebben, dat dit goed verloopt en dat het gedrag van verdachte positief is veranderd.
De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsadvies van 9 juni 2022, waarin wordt geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling bij Fivoor en het meewerken aan middelencontrole. De reclassering stelt dat het risico op recidive hoog is, waarbij de grootste risicofactor het psychosociaal functioneren van verdachte is in combinatie met de (partner)dynamiek tussen verdachte en [slachtoffer 1] en tussen verdachte en zijn ouders.
Alles overziend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend voor deze feiten. Zij legt verdachte een taakstraf van 180 uren op en een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Aangezien verdachte en [slachtoffer 1] weer een relatie hebben en de reclassering de partnerdynamiek tussen verdachte en [slachtoffer 1] als een risicofactor voor recidive ziet, is de rechtbank van oordeel dat er (zonder behandeling en toezicht van de reclassering) ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zij zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging (02-298724-19)

De officier van justitie heeft bij vordering van 29 december 2021 gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 20 uur, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 7 september 2020 ten uitvoer wordt gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 180, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde feiten bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort,
beschadigen;
feit 3:mishandeling;
feit 4:belaging;
feit 5:wederspannigheid;
feit 6:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
meermalen gepleegd;
feit 7:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging ten aanzien van feiten 1 t/m 7
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat behandelen door FPP Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van soft- en harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging, parketnummer 02-298724-19
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter d.d. 7 september 2020 aan verdachte is opgelegd
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een taakstraf van 20 uren;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. G.M. Goes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juni 2022.
Mr. G.M.J. Kok en mr. G.M. Goes zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.