Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
- Een brief van [advocatenkantoor] met datum 20 september 2004 inzake een vordering van [naam aannemer] (een aannemer) voor een bedrag van € 48.191,11.
- Een brief van de advocaat met datum 27 juni 2006 van belanghebbende inzake ‘ [naam 1] / [naam aannemer] ’ waarin staat dat belanghebbende nog een bedrag van € 56.145,06 moet voldoen aan de aannemer.
- Een kwitantie met datum 16 oktober 2006 inzake [naam aannemer] / [naam 1] waarop staat dat € 53.072,03 voldaan is.
- Een ‘Overzicht specificatie leninggelden’ inzake de notariële lening van [schoonvader] aan [partner] bestaande uit deel I van 2007 ad € 40.277,40 en deel II van 2012 ad € 7.000, € 10.500 en € 9.500, derhalve in totaal € 67.277,40.
- Bankafschriften met overboekingen op rekeningnummer [rekeningnummer] met als omschrijving ‘diverse nummers’.
Bijlage; kwitantie betaling aannemer [naam aannemer] .jpg betreft de laatste betaling aan de aannemer voor de bouw [adres] ten bedrage van € 53.072,-.
[naam 2] ,
3.Beoordeling door de rechtbank
de uitgaven die wegens het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning zijn gedaan voor:
hij in het kalenderjaar geen partner heeft, dan wel indien hij wel een partner heeft, hij in het kalenderjaar een lager arbeidsinkomen heeft dan zijn partner.”
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;