ECLI:NL:RBZWB:2022:3587

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2724 VV en AWB- 22_2725
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Hulst. De burgemeester had op 25 april 2022 besloten om de woning van verzoeker, gelegen aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker], voor een periode van drie maanden te sluiten op grond van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij met 148 hennepplanten tijdens een politie-inval op 19 januari 2022. Verzoeker stelde dat een criminele organisatie verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de situatie in zijn woning.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de beslissing in overeenstemming was met het beleid. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de sluiting noodzakelijk was om de criminele activiteiten te stoppen en om een signaal af te geven aan de buurt. Verzoeker had voldoende mogelijkheden om tijdelijke huisvesting te vinden en de voorzieningenrechter was van mening dat de sluiting van de woning niet onevenredig nadelig was voor verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn voor de sluiting verlengd tot 5 juli 2022, zodat verzoeker de tijd had om zijn tijdelijke huisvesting te regelen. De uitspraak is openbaar gedaan en geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/2724 OPIUMWET VV en BRE 22/2725 OPIUMW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 juni 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. J. van Boekel,
en

de burgemeester van de gemeente Hulst, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 april 2022 van de burgemeester (bestreden besluit) tot sluiting van de woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] (hierna: de woning) voor een periode van drie maanden. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 28 juni 2022.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [namen vertegenwoordigers]

Overwegingen

De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Verzoeker is eigenaar en bewoner van de woning. De politie heeft tijdens een inval op 19 januari 2022 in de woning (meer specifiek: op een slaapkamer op de eerste verdieping) een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Het gaat om 148 hennepplanten.
Volgens verzoeker heeft een criminele organisatie, die hij toegang heeft verleend tot zijn woning, de hennepplanten neergezet, verzorgd en geoogst. De burgemeester heeft daarin aanleiding gezien om de woning voor drie maanden te sluiten.
Bevoegdheid van de burgemeester
Niet wordt betwist dat de burgemeester bevoegd is en dat de beslissing tot sluiting conform het beleid is genomen. In deze zaak ligt de vraag voor of de persoonlijke omstandigheden van verzoeker aanleiding geven om anders te beslissen.
Geschiktheid
Verzoeker voert aan dat een voorwaardelijke sluiting een geschiktere maatregel is als stok achter de deur. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. De stok achter de deur had verzoeker immers al op het moment dat de hennepkwekerij werd opgezet en die stok heeft verzoeker nog altijd na de sluiting van de woning voor drie maanden. Als daarna nogmaals drugs in de woning worden aangetroffen, wordt de woning namelijk voor een langere periode gesloten. Daarnaast is de sluiting geschikt om de loop uit de woning te halen, zodat de leden van de criminele organisatie, die een tijdlang de woning hebben gebruikt, geen gebruik meer maken van dat pand voor de handel in drugs. Ook is het belangrijk een signaal af te geven aan de buurt en de criminelen dat drugshandel en -productie niet wordt getolereerd en dat daar streng tegen wordt opgetreden. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de sluiting van de woning een geschikt middel is om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft.
Noodzaak
In de uitspraak op het eerdere verzoek om voorlopige voorziening is geoordeeld dat de sluiting noodzakelijk is om het doel van de burgemeester te bereiken. De voorzieningenrechter onderschrijft het oordeel op dit punt in de eerdere uitspraak en ziet geen aanleiding anders te oordelen.
Evenwichtigheid van de sluitingsmaatregel
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Hij is nagegaan of er voldoende mogelijkheden voor vervangende huisvesting zijn voor verzoeker en heeft daar een lijst van gemaakt. Ook heeft de burgemeester geverifieerd dat er plaats is voor verzoeker en hij heeft plek gevonden bij een pension en een vakantiepark. Daarnaast is gewezen op de organisatie “Hulst voor elkaar”, waar verzoeker terecht kan als hij hulp nodig heeft. Als sluitstuk is het Leger des Heils genoemd als tijdelijke opvang.
Daarnaast is het aan verzoeker om voldoende moeite te doen om tijdelijke woonruimte
te vinden en daarin voldoende flexibiliteit te tonen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn er voor verzoeker, als alleenstaande zonder kinderen, voldoende mogelijkheden om drie maanden te overbruggen. Verzoeker is niet gebonden aan zijn woning of aan de gemeente Hulst en ook niet aan één tijdelijk vervangend verblijf. Hij kan op verschillende plekken verblijven en ook vrienden om hulp vragen. Verzoeker is voldoende mobiel, want hij heeft de beschikking over een auto, waarin hij tevens spullen kan vervoeren en bewaren. De door verzoeker gestelde financiële problemen hoeven hem niet te beletten om vervangende woonruimte te krijgen. Hij heeft namelijk de mogelijkheid om geld te lenen of de auto te verkopen. Ook heeft hij de mogelijkheid inkomsten te verwerven door te gaan werken. Uit de overgelegde stukken blijkt namelijk dat de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten, op advies van het UWV, verzoeker met zijn beperkingen geschikt heeft geacht voor passende arbeid. Verzoeker hoeft bovendien slechts drie maanden te overbruggen en kan dan terugkeren naar zijn eigen woning.
Al deze omstandigheden leiden ertoe dat de voorzieningenrechter onvoldoende is overtuigd dat de gevolgen van het bestreden besluit onevenredig of onnodig nadelig zouden zijn voor verzoeker in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
Conclusie
De burgemeester heeft verzoeker op goede gronden gelast de woning te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Om verzoeker in de gelegenheid te stellen de tijdelijke sluiting van zijn woning voor te bereiden, bepaalt de voorzieningenrechter ambtshalve dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 5 juli 2022.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt ambtshalve dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 5 juli 2022.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Spreuwel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022. Daarnaast wordt de uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.