ECLI:NL:RBZWB:2022:3580

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2553
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juni 2022, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op 11 juni 2021, maar verweerder had niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag uiterlijk op 9 augustus 2021 had moeten afhandelen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft verweerder op 16 maart 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels was verstreken.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 50,- en een proceskostenvergoeding van € 379,50, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de zaak als licht gekwalificeerd, wat invloed heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2553

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. van den Heijkant),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 11 juni 2021.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 11 juni 2021. Verweerder moet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 101, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verweerder heeft de aanvraag op 14 juni 2021 ontvangen. Verweerder had dus uiterlijk op 9 augustus 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 16 maart 2022 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op 21 maart 2022 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. Dat staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
Verweerder heeft in zijn brief van 18 mei 2022 de hoogte van de dwangsom inmiddels juist vastgesteld.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht (wegingsfactor 0,5), gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 29 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.