ECLI:NL:RBZWB:2022:3579
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake boete voor ontbreken zorgverzekering
Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, woonachtig in [plaatsnaam], en het Centraal Administratie Kantoor als verweerder. De eiser had beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder van 11 januari 2022, waarbij een boete was opgelegd omdat de eiser geen zorgverzekering had. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 7:1, eerste lid, van de Awb degene die beroep wil instellen bij een bestuursrechter eerst bezwaar moet maken. De eiser had aangegeven dat hij op 28 januari 2022 bezwaar had gemaakt, maar tot op heden was er nog geen beslissing op dat bezwaar genomen. De rechtbank stelt vast dat de eiser de beslissing op bezwaar had moeten afwachten voordat hij beroep instelde. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat er geen aanleiding is voor het in behandeling nemen van een verzoek om schadevergoeding, nu het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.