ECLI:NL:RBZWB:2022:3524

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3050 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van de Jeugdwet met betrekking tot een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda

Op 28 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een onbekende partij, beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, gedateerd 11 april 2022. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat verzoekster niet heeft gereageerd op een verzoek om toelichting op het spoedeisend belang, dat door de griffier op 16 juni 2022 was verzonden. Hierdoor was onvoldoende aangetoond dat er daadwerkelijk sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid van groot belang is. Aangezien verzoekster niet heeft kunnen aantonen dat er een spoedeisend belang was, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3050 JW VV

uitspraak van 28 juni 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster] verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 11 april 2022 van het college (bestreden besluit). Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De griffier heeft bij brief van 16 juni 2022 aan verzoekster gevraagd een toelichting te geven op het spoedeisend belang. In die brief is erop gewezen dat het besluit waarvan verzoekster een voorlopige voorziening vraagt betrekking heeft op een inmiddels afgesloten periode. Verzoekster heeft binnen de gestelde termijn niet gereageerd.
Omdat verzoekster het spoedeisend belang niet heeft toegelicht, is onvoldoende gebleken dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 28 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.