ECLI:NL:RBZWB:2022:3522

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen beslissing op bezwaar van de minister van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Justitie en Veiligheid, welke op 30 maart 2022 is genomen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 11 mei 2022, terwijl het beroepschrift pas op 13 mei 2022 door de rechtbank is ontvangen. Eiser heeft weliswaar gesteld dat het beroepschrift op 11 mei 2022 op de post is gedaan, maar heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank heeft de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, die bepalen dat een beroepschrift tijdig moet worden ingediend om ontvankelijk te zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding is gebleken, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 30 maart 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 30 maart 2022 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 11 mei 2022. De rechtbank heeft het beroepschrift op 13 mei 2022 ontvangen.
Eiser heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank er vanuit dat het beroepschrift op 12 mei 2022 op de post is gedaan. Dit is na het einde van de beroepstermijn. Eiser heeft wel gesteld maar niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift op 11 mei 2022 op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Eiser heeft verder geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 27 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.