ECLI:NL:RBZWB:2022:3507

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
C/02/397001 / JE RK 22-742
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot omgangsregeling en jeugdzorg

Op 9 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak betreft de omgang tussen de minderjarige en zijn vader, waarbij de kinderrechter eerder had bepaald dat er omgang diende te zijn onder begeleiding van de Gecertificeerde Instelling (GI) en SDW. Echter, door het ontbreken van een vaste jeugdzorgwerker is deze begeleiding niet van de grond gekomen, waardoor er nog steeds geen contact is geweest tussen de vader en de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat dit niet goed is, gezien de zorgen over de minderjarige die verband houden met het gebrek aan contact met zijn vader.

De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige met een jaar te verlengen, maar de kinderrechter heeft besloten om deze voor een kortere periode van vijf maanden te verlengen. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk een vaste gezinsmanager of jeugdzorgwerker wordt aangesteld en dat de ouders een vast aanspreekpunt hebben. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de komende maanden op een voortvarende en doortastende wijze de ondertoezichtstelling moet uitvoeren en dat er een actuele gezinsrapportage moet worden opgesteld voor de volgende zitting.

De kinderrechter heeft de ouders en de GI opgeroepen voor een volgende mondelinge behandeling in november 2022, waarbij de voortgang van de ondertoezichtstelling en de omgangsregeling zal worden besproken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking die op 22 juni 2022 is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummer: C/02/397001 / JE RK 22-742
Datum uitspraak: 9 juni 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

[naam] ,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam] ,

geboren op [geboortedag] 2018 te Bergen op Zoom,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 22 april 2022, ingekomen bij de griffie op 25 april 2022.
Op 9 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De kinderrechter stelt vast dat, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, de moeder niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 19 maart 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] bij beschikking van 14 juni 2021 voor het laatst verlengd met ingang van 19 juni 2021 en tot 19 juni 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen met een jaar.

De standpunten

Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het verzoek wordt gehandhaafd. Er is tot op heden geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar geweest. In maart 2022 heeft de GI bij SDW begeleiding voor het opbouwen van contact tussen de minderjarige en de vader aangevraagd, maar dat is nog niet opgepakt. Het is allemaal niet goed verlopen. Er moet dus nog een vaste jeugdbeschermer worden aangesteld. De omgangsregeling moet dus nog worden opgestart en de informatieregeling tussen de ouders moet hervat moet gaan worden.
Door de vader is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij geen bezwaar heeft tegen het verzoek van de GI. Sinds september 2021 gebruikt de vader geen drugs meer. De vader woont op dit moment bij een familielid (oom). De vader heeft [minderjarige] nu al drie jaar niet gezien. De begeleiding door SDW is nog niet gelukt. De man heeft vanaf 30 maart 2022 niks meer van de vrouw vernomen. Zij zou foto’s sturen, maar de vader heeft slechts één foto gekregen die bij de eerste e-mail zat.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI moet worden toegewezen omdat voldaan wordt aan de wettelijk criteria. De ondertoezichtstelling zal verlengd worden voor de duur van vijf maanden. Het resterende deel van het verzoek - zeven maanden - wordt aangehouden. De kinderrechter zal hieronder uitleggen waarom zij vindt dat de ondertoezichtstelling nog nodig is.
De rechtbank heeft op 28 december 2021 bepaald dat de man en [minderjarige] recht hebben op omgang met elkaar onder begeleiding en regie van SDW. De GI zou daarvoor zorgen samen met SDW. De kinderrechter stelt nu vast dat die omgang nog steeds niet van de grond is gekomen en dat de GI, door het ontbreken van een vaste en beschikbare gezinsmanager, pas een paar maanden geleden een aanvraag bij SDW heeft ingediend om die omgang te gaan begeleiden. Dat vindt de kinderrechter niet goed, omdat één van de zorgen over [minderjarige] juist te maken hebben met het niet hebben van contact met zijn vader.
Gezien wordt dat [minderjarige] veel moeite heeft met veranderingen. Bij het opstarten van de begeleide omgang met de man komen er nieuwe mensen in zijn leven en daar kan hij moeite mee hebben. Daarnaast zal [minderjarige] aan de vader moeten wennen, aangezien zij nu al een aantal jaren geen contact hebben gehad. Het weer opstarten van het contact moet dus goed en zorgvuldig gebeuren.
De kinderrechter vindt het verder zorgelijk dat de ouders niet zonder tussenkomst van hulpverleners met elkaar kunnen communiceren en dat de afspraken over het informeren door de moeder niet worden nagekomen. De moeder moet zich aan de uitspraak van de rechtbank houden. Wel vindt de kinderrechter dat de GI een steek heeft laten vallen door deze zaak zo weinig aandacht te geven. De begeleiding door SDW had allang geregeld moeten worden en de moeder had aangesproken moeten worden op de manier waarop zij nu omgaat met haar informatieverplichting. Dat moet nu allemaal nog gebeuren. Om ervoor te zorgen dat er nu daadwerkelijk iemand komt die zich met [minderjarige] en zijn ouders gaat bemoeien zal de kinderrechter de vinger aan de pols houden en de ondertoezichtstelling voor een kortere periode uitspreken dan verzocht. Daarom wordt het verzoek van de GI voor vijf maanden toegewezen. Aan het eind van die periode zal gekeken worden of de andere zeven maanden ook nog toegewezen moeten worden.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij de komende vijf maanden op een voortvarende en doortastende wijze de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ten uitvoer gaat leggen. Er is dus echt een vaste gezinsmanager/ jeugdzorgwerker nodig. De ouders moeten een vast aanspreekpunt hebben. Voor de volgende zitting is het van belang dat een actuele gezinsrapportage wordt opgesteld waarin wordt beschreven wat in de komende vijf maanden is gebeurd, welke hulpverlening is ingezet en hoe [minderjarige] zich heeft ontwikkeld. Ook dient in die rapportage te worden beschreven hoe de omgangsregeling tussen [minderjarige] en zijn vader, zoals die is bepaald bij voornoemde beschikking, is vormgegeven.

De (tussen)beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van vijf maanden, met ingang van 19 juni 2022 en tot 19 november 2022;
verklaart deze (tussen)beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot
21 oktober 2022 PRO FORMA, met het verzoek aan de GI om dan te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling, zoals hiervoor overwogen, met daarbij een standpunt of zij het resterende deel van haar verzoek handhaaft;
bepaalt dat de GI, de moeder en de vader met een aparte oproepbrief dienen te worden opgeroepen voor de nog nader te bepalen mondelinge behandeling begin november 2022;
behoudt zich iedere (nadere) beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022 door mr. A.R. van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.F. Hol, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 juni 2022.
(TH)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.