Op 9 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak betreft de omgang tussen de minderjarige en zijn vader, waarbij de kinderrechter eerder had bepaald dat er omgang diende te zijn onder begeleiding van de Gecertificeerde Instelling (GI) en SDW. Echter, door het ontbreken van een vaste jeugdzorgwerker is deze begeleiding niet van de grond gekomen, waardoor er nog steeds geen contact is geweest tussen de vader en de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat dit niet goed is, gezien de zorgen over de minderjarige die verband houden met het gebrek aan contact met zijn vader.
De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige met een jaar te verlengen, maar de kinderrechter heeft besloten om deze voor een kortere periode van vijf maanden te verlengen. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk een vaste gezinsmanager of jeugdzorgwerker wordt aangesteld en dat de ouders een vast aanspreekpunt hebben. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de komende maanden op een voortvarende en doortastende wijze de ondertoezichtstelling moet uitvoeren en dat er een actuele gezinsrapportage moet worden opgesteld voor de volgende zitting.
De kinderrechter heeft de ouders en de GI opgeroepen voor een volgende mondelinge behandeling in november 2022, waarbij de voortgang van de ondertoezichtstelling en de omgangsregeling zal worden besproken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking die op 22 juni 2022 is vastgesteld.