ECLI:NL:RBZWB:2022:3492

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1027
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor eigen arbeid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Het UWV had op 5 oktober 2020 besloten om per 1 augustus 2020 geen ZW-uitkering toe te kennen aan eiseres, die hiertegen bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 4 februari 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder zitting, omdat geen van de partijen hierop prijs stelde.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd de ZW-uitkering toe te kennen. De rechtbank stelt vast dat eiseres, die als verzorgende heeft gewerkt, geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank baseert haar oordeel op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat, maar de rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres geschikt is voor haar eigen werk.

De rechtbank constateert dat eiseres haar stelling dat haar psychische en fysieke beperkingen zijn onderschat niet heeft onderbouwd met medische informatie. De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie van het UWV dat het niet kunnen werken van eiseres voortkwam uit onveiligheid en niet uit ziekte of gebrek. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen proceskostenvergoeding of griffierecht krijgt vergoed. De uitspraak is gedaan op 24 juni 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1027 ZW

uitspraak van 24 juni 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 5 oktober 2020 (primair besluit) geweigerd per 1 augustus 2020 aan eiseres een ZW-uitkering toe te kennen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 4 februari 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Geen van de partijen heeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aangegeven prijs te stellen op een behandeling ter zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarom gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd per 1 augustus 2020.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als verzorgende. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege gezondheidsproblemen.
3.3
De rechtbank stelt vast dat het werk als verzorgende als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar fysieke en psychische beperkingen zijn onderschat. Uit onder meer de verklaring van de huisarts van 19 december 2020 zou moeten worden vastgesteld dat eiseres meer beperkingen heeft en minder belastbaar is dan is aangenomen. De stelling van de verzekeringsartsen dat eiseres “gewoon” aan het werk kan omdat zij lange tijd met allerlei klachten heeft doorgewerkt, miskent dat er op een gegeven moment een einde is gekomen aan de spankracht van eiseres.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder spanningen, problemen met doorslapen, piekeren en afvallen passend bij spanningsklachten. Verder heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom zij van mening is dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b.
De rechtbank constateert dat eiseres haar stelling dat haar psychische en fysieke beperkingen zijn onderschat niet nader heeft onderbouwd met medische informatie. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b volgt dat de brief van de huisarts van 19 december 2020 waar eiseres in haar beroepschrift naar verwijst, meegenomen is bij de bepaling van de belastbaarheid van eiseres. Nu eiseres heeft nagelaten haar standpunt dat zij niet meer in staat was om werkzaamheden te verrichten nader te onderbouwen, sluit de rechtbank aan bij de conclusie van het UWV dat het door eiseres niet nader kunnen werken voortkwam uit het feit dat dit onveilig voor haar was en niet uit ziekte of gebrek.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht geweigerd heeft om eiseres per 1 augustus 2020 een ZW-uitkering toe te kennen.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 24 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).