ECLI:NL:RBZWB:2022:3491

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en de gevolgen van tijdige aanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had op 3 november 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd, nadat haar aanvraag voor een Ziektewet-uitkering was afgewezen. Het college kende haar een bijstandsuitkering toe per 3 november 2020, maar verklaarde het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond in een besluit van 18 februari 2021. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in het bestreden besluit voldoende aandacht heeft geschonken aan de bezwaren van eiseres. Eiseres voerde aan dat haar bezwaargronden onvoldoende waren weerlegd en dat zij niet zelf de Ziektewet-uitkering had aangevraagd, maar hulp had gekregen van derden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet tijdig bij het college had gemeld dat zij bijstand wilde aanvragen, aangezien zij op de hoogte was van de afwijzing van haar Ziektewet-aanvraag op 5 oktober 2020, maar pas op 3 november 2020 bijstand aanvroeg. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht van de bijstandsverlening rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1026 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (het college),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 december 2020 (primair besluit) heeft het college aan eiseres een uitkering op grond van de Participatiewet toegekend per 3 november 2020.
In het besluit van 18 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Geen van de partijen heeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aangegeven prijs te stellen op een behandeling ter zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarom gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft op 3 november 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd bij het college.
Bij het primaire besluit heeft het college eiseres een bijstandsuitkering toegekend per 3 november 2020.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat haar bezwaargronden in het bestreden besluit onvoldoende zijn weerlegd. Verder is zij van mening dat het college ten onrechte stelt dat eiseres in staat is geweest om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aan te vragen en bezwaar te maken tegen de afwijzing daarvan. Eiseres heeft dit niet zelf gedaan maar dit is gebeurd met hulp van derden, die haar maatschappelijk en sociaal ondersteunen.
3.
Beoordeling
3.1
Allereerst stelt de rechtbank vast dat het college in het bestreden besluit voldoende aandacht heeft geschonken aan wat eiseres in haar bezwaarschrift heeft aangevoerd. Er is dan ook geen sprake van een motiveringsgebrek.
3.2
Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet wordt de bijstandsuitkering toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover die dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand te vragen. Op grond van vaste rechtspraak betekent dit dat in beginsel geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Een dergelijke bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld dat de betrokkene zich na afwijzing van een aanvraag om een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet (zoals een ZW-uitkering) zo spoedig mogelijk meldt om bijstand aan te vragen.
De rechtbank is met het college van oordeel dat eiseres heeft nagelaten om zich zo spoedig mogelijk bij het college te melden om bijstand aan te vragen. Eiseres is bij besluit van 5 oktober 2020 geïnformeerd over de afwijzing van haar aanvraag voor een ZW-uitkering, maar heeft zich pas op 3 november 2020 -aldus bijna een maand later- bij het college gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen. Van een bijzondere omstandigheid om met terugwerkende kracht bijstand te verlenen, is volgens de rechtbank dan ook geen sprake. Dat eiseres niet zelf de ZW-uitkering heeft aangevraagd, maar hierbij hulp van derden heeft gekregen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het had juist voor de hand gelegen dat eiseres deze derden zou hebben gevraagd haar ook bij de aanvraag voor een bijstandsuitkering te ondersteunen.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het college terecht per 3 november 2020 een bijstandsuitkering aan eiseres heeft toegekend.
4.
Conclusie
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 24 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.