Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Beroepsgronden
Beoordeling
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had op 3 november 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd, nadat haar aanvraag voor een Ziektewet-uitkering was afgewezen. Het college kende haar een bijstandsuitkering toe per 3 november 2020, maar verklaarde het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond in een besluit van 18 februari 2021. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in het bestreden besluit voldoende aandacht heeft geschonken aan de bezwaren van eiseres. Eiseres voerde aan dat haar bezwaargronden onvoldoende waren weerlegd en dat zij niet zelf de Ziektewet-uitkering had aangevraagd, maar hulp had gekregen van derden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet tijdig bij het college had gemeld dat zij bijstand wilde aanvragen, aangezien zij op de hoogte was van de afwijzing van haar Ziektewet-aanvraag op 5 oktober 2020, maar pas op 3 november 2020 bijstand aanvroeg. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een terugwerkende kracht van de bijstandsverlening rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.