ECLI:NL:RBZWB:2022:349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een bezwaar tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) over het tijdvak van 22 september 2012 tot en met 21 december 2012, ter hoogte van € 321, en een verzuimboete van € 49. De belanghebbende heeft op 19 januari 2022 zijn standpunt toegelicht tijdens een zitting in Breda, waar de gemachtigde van de belanghebbende, mr. J.R.R. Oevering, aanwezig was, evenals twee inspecteurs van de Belastingdienst.

De rechtbank heeft de uitspraak van de inspecteur van 15 juli 2020 vernietigd, behoudens de beslissing tot vernietiging van de boete en de beslissing tot vergoeding van kosten in bezwaar. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.250 en de proceskosten van de belanghebbende ter hoogte van € 1.518. Tevens dient de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, en dat de naheffingsaanslag vernietigd dient te worden.

De inspecteur heeft tijdens de zitting toegezegd dat hij binnen zes weken zes openstaande naheffingsaanslagen opnieuw zal beoordelen. De gemachtigde van de belanghebbende heeft aangegeven dat de zinsnede 'conform deze procedure' niet betekent dat er recht bestaat op vergoedingen zoals proceskostenvergoeding of vergoeding van immateriële schade. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/8159
uitspraak van 27 januari 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 15 juli 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) over het tijdvak 22 september 2012 tot en met 21 december 2012 van € 321 en de tegelijkertijd opgelegde verzuimboete van € 49 (aanslagnummer [aanslagnummer] Y.3).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2022 te Breda.
Aldaar zijn via telefonische verbinding gehoord, de gemachtigde van belanghebbende,
mr. J.R.R. Oevering, verbonden aan Bon Legal LLP te Amsterdam, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar behoudens de beslissing tot vernietiging van de boete en de beslissing tot vergoeding van kosten in bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag;
  • veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.250;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
€ 1.518;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.

2.Gronden

2.1.
Partijen zijn ter zitting nader tot overeenstemming gekomen in die zin dat:
  • de naheffingsaanslag wordt vernietigd;
  • de inspecteur aan belanghebbende immateriële schade vergoedt ten bedrage van
  • de inspecteur aan belanghebbende een proceskostenvergoeding betaalt van € 1.518;
  • de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.
2.2.
De inspecteur heeft bij e-mail van 13 januari 2021 een overzicht van de openstaande naheffingsaanslagen MRB gestuurd naar de gemachtigde. Het gaat om zeven naheffingsaanslagen. De inspecteur heeft in het kader van het compromis ter zitting toegezegd dat hij, binnen een termijn van zes weken, ambtshalve zes van die aanslagen (de Y.6 niet omdat die in rechte vaststaat) opnieuw zal beoordelen conform deze procedure. Dit houdt in dat indien de inspecteur tot de bevinding komt dat die aanslagen niet verzonden zijn, dat als gevolg heeft dat die aanslagen worden vernietigd, zonder dat daarbij wordt getoetst of formele vereisten – zoals de ontvankelijkheid – daaraan in de weg staan. De gemachtigde heeft verklaard dat met de zinsnede ‘conform deze procedure’, die hij wenste vermeld te zien, op niet meer doelt dan dit laatste en daarmee dus niet is bedoeld dat recht bestaat op vergoedingen zoals proceskostenvergoeding of vergoeding van immateriële schade.
2.3.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 27 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,

de uitspraak te ondertekenen>
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.