4.1Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het vonnis van deze rechtbank van 27 juni 2022 onder hetzelfde parketnummer, de daarin genoemde bewijsmiddelen en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel vormen de basis voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel, dat betrokkene door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in art. 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De rechtbank vindt op grond van die bewijsmiddelen aannemelijk dat er sprake is geweest van twee oogsten, gelet op de startdatum van de hennepkwekerij (omstreeks juni 2020) en de verklaring van betrokkene dat er omstreeks augustus een oogst is geweest. De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook de omstandigheid dat op 11 juni 2020 een positieve energiemeting is geconstateerd op de hoek Bloemenlaan-Hogeweg in Sint-Maartensdijk die het gebruikelijk huishoudelijk verbruik ver oversteeg en dat de meting op deze locatie op 25 oktober 2020 opnieuw op dezelfde wijze positief was, waarmee voldoende aannemelijk is dat de hennepkwekerij op die momenten dus actief was. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk dat er tussen de eerste oogst en de start van de aangetroffen kweek gedurende een periode geen hennep zou zijn geteeld. Dat betrokkene eind augustus/begin september ruim een week op vakantie is geweest, doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande en rekening houdend met een kweekcyclus van hennep van maximaal 10 weken, acht de rechtbank aannemelijk dat er na de eerste oogst minimaal nog één oogst is geweest alvorens de hennepkwekerij in januari 2021 is ontdekt.
Met inachtneming van het voorgaande hanteert de rechtbank bij de bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel daarom de volgende uitgangspunten:
- betrokkene heeft erkend dat hij in juni 2020 een kwekerij is begonnen met ongeveer 206 hennepplanten;
- aannemelijk is geworden dat betrokkene in totaal twee maal heeft geoogst;
- de berekening die is gemaakt in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (pagina’s 83 tot en met 89 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000 – 2020315688).
Uit dit rapport volgt dat, gelet op de hoeveelheid hennepplanten per vierkante meter, de opbrengst per hennepplant minimaal 33,5 gram bedraagt en de verkoopprijs minimaal
€ 4.070,00 per kilogram. Uitgaande van 206 hennepplanten bedraagt de opbrengst per oogst minimaal € 28.087,07 en voor de twee oogsten tezamen dus € 56.174,14.
De kosten die hierop per oogst in mindering moeten worden gebracht bedragen in totaal
€ 1.784,14,= en bestaan uit:
* de afschrijvingskosten, vastgesteld op € 200,= per oogst;
* de kosten voor de hennepstekken, geschat op € 3,81 per stek, in totaal € 784,86 per oogst;
* de variabele kosten (stekken, kweekmedium, water, voedingsstoffen etc), geschat op € 3,88 per plant, in totaal € 799,28 per oogst.
Niet gebleken is dat er kosten zijn gemaakt voor huisvesting en het knippen van de hennepplanten.
De elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij is afgenomen door middel van een illegale elektriciteitsaansluiting die buitenom de meter liep. Door energiebedrijf [bedrijfsnaam 1] is aangegeven dat de daaruit voortvloeiende schade in totaal € 9.697,70 bedraagt. Gebleken is dat [bedrijfsnaam 1] en betrokkene een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten die betrokkene verplicht tot betaling van voornoemd bedrag en dat betrokkene reeds een bedrag van € 2.000,00 en een (behoorlijk) aantal termijnen heeft voldaan. De rechtbank gaat ervan uit dat betrokkene ook de toekomstige termijnen zal voldoen en zal daarom het volledige overeengekomen bedrag tussen betrokkene en [bedrijfsnaam 1] als kosten in mindering brengen. De genoemde kosten houden verband met het gepleegde feit, omdat er zonder elektriciteit geen oogst is. De rechtbank zal het bedrag van € 9.697,70 daarom in mindering brengen op de totale opbrengst van de twee oogsten.
Gebleken is dat betrokkene een betalingsregeling heeft met [bedrijfsnaam 2] van 23 termijnen van € 208,00 per maand. Het is echter onduidelijk gebleven of deze betalingen (volledig) zien op het waterverbruik dat is afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij en in hoeverre deze kosten dus verband houden met het gepleegde feit. Gelet daarop, in samenhang met de omstandigheid dat er reeds waterkosten zijn verdisconteerd bij de variabele kosten, zal de rechtbank dit bedrag niet in mindering brengen op de totale opbrengst van de twee oogsten.
De opbrengst van de twee oogsten, minus de hiervoor genoemde kosten, bedraagt in totaal dus € 42.908,16.
Nu is bewezen dat betrokkene het strafbare feit tezamen met een ander heeft gepleegd en betrokkene heeft verklaard dat zij samen zowel de kosten als de opbrengsten hebben gedeeld, zal de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs verdelen over betrokkene en de onbekend gebleven mededader.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 21.454,08.