In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering van € 5.000,00 uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres, die slachtoffer is van stelselmatig huiselijk geweld, had een aanvraag ingediend voor een uitkering, die door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) was toegewezen op basis van letselcategorie 3. Eiseres was het niet eens met de hoogte van de toekenning en had bezwaar gemaakt, maar de CSG verklaarde dit bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 7 oktober 2021. De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 behandeld, maar partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.
De rechtbank oordeelt dat de CSG in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres geen recht heeft op een hogere uitkering dan de toegewezen € 5.000,00. De rechtbank stelt vast dat er geen objectieve medische informatie is over de ernst van het letsel van eiseres die zou rechtvaardigen dat zij in aanmerking komt voor een hogere letselcategorie. De rechtbank verwijst naar de wettelijke kaders en de beleidsregels die de CSG hanteert bij het beoordelen van aanvragen voor uitkeringen uit het schadefonds. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij langdurig afhankelijk is van hulp bij haar dagelijkse levensverrichtingen, wat een vereiste is voor een hogere uitkering.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissing van de CSG in stand blijft. Eiseres ontvangt de toegewezen uitkering van € 5.000,00, maar krijgt geen terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.