ECLI:NL:RBZWB:2022:3414

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
02/254695-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld van een 16-jarige jongen, met gebruik van vals geld

Op 21 september 2021 werd het slachtoffer, een 16-jarige jongen, door de verdachte en twee anderen onder valse voorwendselen in een auto gelokt. Zodra hij instapte, werd hij bij de keel gepakt, zijn handen werden vastgebonden en hij werd met geweld bedreigd. Gedurende de rit van Breda naar Hoek van Holland werd het slachtoffer meermalen geslagen en gedwongen zich uit te kleden. Verdachte filmde de mishandelingen en maakte deze openbaar. Het slachtoffer liep ernstig letsel op en moest uiteindelijk in het water vluchten om aan zijn belagers te ontsnappen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer zijn persoonlijke bezittingen verloor. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een meldplicht bij de reclassering. Tevens werd de auto van de verdachte verbeurd verklaard, evenals de valse biljetten die bij hem werden aangetroffen. De benadeelde partij ontving een schadevergoeding van € 5.971,65 voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/254695-21
vonnis van de meervoudige kamer van 24 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
adres [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht,
bijgestaan door raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Tevens is ter zitting de vordering van de benadeelde partij [naam 4] , bijgestaan door mr.
B. van der Werf, behandeld. De benadeelde partij heeft daarnaast gebruik gemaakt van zijn spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Verdachte wordt er – kort en feitelijk weergegeven – van verdacht dat hij:
feit 1: samen met anderen [naam 4] van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 2: samen met anderen [naam 4] met geweld heeft beroofd van diverse goederen;
feit 3: opzettelijk vals geld in voorraad heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie merkt allereerst op dat zowel verdachte als aangever [naam 4] (hierna: [naam 4] ) een ongeloofwaardige verklaring af hebben gelegd over de aanleiding van de feiten
1 en 2, maar dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte deze feiten heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 4] , die wordt ondersteund door de medische verklaring aangaande het letsel van [naam 4] (letsel aan het hoofd, oog, bovenlip, tand en schaafverwondingen op benen) en de bevindingen van de politie toen zij [naam 4] aantroffen (in het water, hij droeg enkel een boxershort, was overstuur en zei dat hij was ontvoerd). Daarnaast wijst de officier van justitie op de twee snapchat-filmpjes die zijn aangetroffen op de telefoon verdachte (één van een hard rijdende VW Golf en één van een naakte [naam 4] die van verdachte dingen moet zeggen) en de bij de aanhouding van verdachte in de auto aangetroffen hamer met rood handvat, het valse geld, de hologrammen en de stukken touw.
Volgens de officier van justitie is het zeer aannemelijk dat de aanleiding voor de vrijheidsberoving en de roof is gelegen in het feit dat [naam 4] zich met dezelfde handel in vals geld bezig hield als verdachte en verdachte hier niet van was gediend. Op
21 september 2021 is [naam 4] daarom naar een afspraak gelokt om vals geld te verkopen en vervolgens door verdachte samen met twee anderen een lesje geleerd.
De verklaring van verdachte dat hij, [naam 4] en nog twee andere personen op weg waren naar een clipshoot, acht de rechtbank niet aannemelijk. Deze verklaring wordt immers niet door het dossier ondersteund en verdachte heeft ook geen namen van betrokken artiesten of andere gegevens verstrekt opdat zijn verklaring zou kunnen worden geverifieerd.
Tot slot stelt de officier van justitie over feit 1 en 2 dat niet is komen vast te staan, dat [naam 4] onvrijwillig, onder dwang van een mes, in de auto is gestapt. Hij verzoekt derhalve de rechtbank om alle geweldshandelingen in zowel feit 1 en 2 bewezen te verklaren, behalve het onder dwang van een mes plaatsnemen in de auto.
Ook feit 3 is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich hierbij op het proces-verbaal van bevindingen van de politie over het aantreffen van een grote hoeveelheid vals geld en hologramvellen bij verdachte in de auto, het proces-verbaal waaruit blijkt dat het geld ook daadwerkelijk vals is en de resultaten van de doorzoeking in de slaapkamer van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor alle drie de feiten.
Over feit 1 en 2 stelt de verdediging dat wat verdachte heeft verklaard over deze feiten strookt met het dossier. De verklaring van aangever [naam 4] is daarentegen niet consistent en bevat dusdanige tegenstrijdigheden en onwaarschijnlijkheden, dat zijn verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte heeft verklaard dat hij via een groepschat een afspraak heeft gemaakt met [naam 4] en twee anderen om naar een clipshoot van een rapper in Hoek van Holland te gaan. [naam 4] is vrijwillig in de auto gestapt en onderweg is er een vervelend gesprek ontstaan over nepgeld tussen verdachte en [naam 4] . [naam 4] heeft verdachte op enig moment een schop gegeven en vervolgens heeft verdachte hierop gereageerd door twee vuistslagen op het gezicht van [naam 4] te geven. De ruzie wordt bijgelegd na een stop in Dordrecht en vervolgens wordt de reis richting de clipshoot hervat. Tijdens dit deel van de reis laait de ruzie tussen verdachte en [naam 4] weer op en heeft verdachte [naam 4] voor het oog van de camera een aantal tikken verkocht. [naam 4] heeft echter in zijn verklaringen steeds wisselend verklaard over het kennen van verdachte, het gebruik van wapens (mes en/of vuurwapen) bij het instappen in de auto, de hoeveelheid toegepast geweld en de aanleiding voor de ontmoeting. Ook heeft hij niet verklaard over de tussenstop in Dordrecht. Daarom dient de rechtbank de verklaringen van [naam 4] uit te sluiten van het bewijs.
Ook wanneer de rechtbank de verklaringen van [naam 4] wel gebruikt voor het bewijs, kunnen volgens de verdediging feit 1 en 2 niet bewezen worden verklaard. De reden is dat de verklaringen van [naam 4] over het onder dwang van een mes instappen in de auto en een aantal van de geweldshandelingen (het vastpakken bij de keel en dichtknijpen van de keel, het vastbinden van de handen met touw, het naar de achterbank slepen) niet worden ondersteund door het bij [naam 4] geconstateerde letsel en er geen biologische sporen zijn aangetroffen op de onder verdachte aangetroffen hamer.
Ten aanzien van feit 1 kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van opzet bij verdachte op een wederrechtelijke vrijheidsberoving, nu alleen [naam 4] aangeeft dat hij onder dwang van een mes is ingestapt in de auto en in de kofferbak heeft gelegen. Dit wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund.
Daarnaast is er door verdachte weliswaar geweld toegepast op [naam 4] maar dit was op zichzelf staand geweld naar aanleiding van een in de auto ontstane discussie over nepgeld. Dit geweld is niet toegepast in het kader van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Tot slot heeft [naam 4] de keuze gehad om te vertrekken bij de stop in Dordrecht.
Met betrekking tot feit 2 is verder van belang dat er niets van de vermeende gestolen goederen bij verdachte is aangetroffen. [naam 4] heeft bovendien wisselend verklaard over wat er zou zijn gestolen. Ook als de rechtbank wel uitgaat van diefstal, dan meent de verdediging dat het door verdachte gebruikte geweld niet ten dienste stond van de diefstal. Daarnaast blijkt niet uit het dossier dat verdachte aan te merken is als medepleger, omdat een ander dan verdachte (de bestuurder van de auto) de wegnemingshandeling heeft verricht en er geen samenwerking was.
Over feit 3 geeft de verdediging aan dat verdachte direct na zijn aanhouding heeft verklaard dat hij nepgeld bij zich had dat wordt gebruikt bij een videoclip. Er is geen bewijs dat verdachte deze biljetten zelf heeft nagemaakt of dat hij het oogmerk had om deze biljetten als echt en onvervalst uit te geven.
De verdediging is dan ook van mening dat verdachte van alle hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 en feit 2
Vaststellen van de feiten
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen – kort samengevat - het volgende worden vastgesteld. Op 21 september 2021 is [naam 4] rond 19.00 uur in Breda ingestapt in een zwarte Volkswagen Golf. Deze auto staat op naam van de vader van verdachte. Verdachte maakt regelmatig gebruik van deze auto. Op het moment dat [naam 4] instapt, zitten in deze auto twee onbekend gebleven mannen met de bijnamen [naam 1] (de bestuurder) en [naam 2] (de bijrijder). [naam 4] wordt meteen hardhandig bij de keel gepakt en zijn handen worden vastgebonden met touw. Verdachte was daar niet bij maar stapt korte tijd later ook in. Verdachte en [naam 4] zitten op enig moment samen op de achterbank. De auto rijdt met zeer hoge snelheid eerst naar Dordrecht en vervolgens naar Hoek van Holland. Tijdens deze autorit wordt op meerdere momenten door verdachte geweld gebruikt tegen [naam 4] . Hij wordt door hem met de hand en met een hamer geslagen en met de vuist gestompt tegen zijn hoofd en zijn gezicht. Ook worden hij en zijn familie bedreigd met de dood. Tevens moet [naam 4] zich in Hoek van Holland uitkleden en in de kofferbak van de auto stappen. [naam 4] loopt door het geweld flink letsel op, vooral aan zijn hoofd en oog.
Zowel van een deel van het toegepaste geweld, maar ook van een naakte [naam 4] bij de achterbak van de auto worden filmpjes gemaakt, met onderschriften. Deze filmpjes worden online gezet. Uit deze filmpjes en onderschriften blijkt dat de aanleiding voor feit 1 en feit 2 wordt gevormd door het feit dat [naam 4] zich met zijn “handelsactiviteiten” bezig houdt met vals geld en daarbij een vergelijkbare naam hanteert als verdachte en zich daarmee begeeft op hetzelfde handelsterrein als dat van verdachte. Verdachte is hier niet van gediend en wil een voorbeeld stellen voor anderen die hem willen “kopiëren”.
Ook staat vast dat de bezittingen van [naam 4] (Iphone, OV-kaart, pinpas en sleutels) kort nadat hij in de auto is gestapt met geweld worden afgepakt. Aangekomen bij Hoek van Holland ziet [naam 4] kans om van zijn belagers weg te rennen en springt hij in het water om verder aan hen te ontkomen. Hij wordt even later door een voorbijganger opgemerkt in het water, doordat hij om hulp roept. [naam 4] draagt bij het aantreffen enkel een boxershort, heeft verwondingen aan hoofd, oog en voeten. De politie vindt ongeveer 800 meter verderop de rest van zijn kleding en schoenen.
Betrouwbaarheid en geloofwaardigheid verklaring [naam 4]
Met betrekking tot de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van aangever [naam 4] overweegt de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, dat [naam 4] zijn verklaring een aantal keer heeft bijgesteld en over sommige onderwerpen geen openheid van zaken heeft willen geven. Dit gegeven maakt dat de rechtbank kritisch naar zijn verklaringen kijkt. De reden dat de rechtbank de verklaringen desalniettemin op onderdelen voldoende betrouwbaar acht om deze toch voor het bewijs te gebruiken, is gelegen in het feit dat de verklaringen in belangrijke mate en op overtuigende wijze op die punten worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank wijst in dat kader op de medische verklaring en geneeskundige verklaring over het bij [naam 4] aangetroffen forse letsel aan zijn hoofd en oog. Daarnaast wijst de rechtbank op het proces-verbaal van bevindingen over de wijze waarop [naam 4] wordt aangetroffen bij het water. Ook hecht de rechtbank waarde aan de processen-verbaal die gaan over wat er in de auto is aangetroffen. Zo zijn er diverse stukken touw in de auto gevonden(een deel van het touw wordt aangetroffen op de achterbank en in de kofferbak. Een bol touw wordt gevonden in het rechter voorportier) en is een hamer (deels rood gekleurd) in de auto van verdachte aangetroffen. Daarnaast bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen waarin filmpjes op Snapchat worden beschreven. Daarop is te zien dat [naam 4] , met een dik oog, op de achterbank in de auto meerdere klappen krijgt van verdachte. Te horen is dat verdachte zegt: “deze man wou mijn naam afpakken hè”. Vervolgens vindt er tussen beiden een gesprek plaats over een gelddrukkerij. Hierna verspringt het beeld en is [naam 4] naakt te zien op de rand van een kofferbak. De stem die tot hem spreekt is van verdachte en [naam 4] biedt hem zijn verontschuldigingen aan. Het kenteken van de auto is zichtbaar en het betreft het kenteken van de VW Golf die op naam staat van de vader van verdachte en die door verdachte wordt gebruikt.
Alles overziend acht de rechtbank de verklaringen van aangever op deze relevante punten betrouwbaar. Het betrouwbaarheidsverweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Daar tegenover staan de verklaringen van verdachte. Hij verklaart dat hij met [naam 4] en twee anderen op weg was naar een clipshoot met een rapper. Hij bekent dat hij [naam 4] een paar klappen heeft gegeven, maar dit deed hij omdat [naam 4] zijn moeder daarvoor had uitgescholden. De verklaringen van verdachte vinden geen enkel aanknopingspunt in het dossier. Daarnaast blijkt duidelijk uit het dossier dat [naam 4] naar voetbaltraining zou gaan die avond en niet naar een clipshoot. De verklaring van de moeder van [naam 4] is hier helder over. Toen [naam 4] niet op tijd was voor zijn training en vreemd reageerde op haar telefoontje naar hem, heeft zij de politie ingeschakeld. Daarbij komt dat verdachte ook niet heeft willen verklaren wie de andere twee inzittenden waren. Dat verbaast, omdat juist zij de verklaring van verdachte zouden kunnen ondersteunen. Nergens blijkt uit dat er een clipshoot was. Verdachte heeft ook geen enkele te volgen verklaring voor de filmpjes en de teksten daarbij. Wat was er voor een reden voor deze filmpjes, anders dan iemand ten voorbeeld te stellen?
Nu de verklaring van verdachte niet wordt ondersteund door het dossier en er ook overigens geen enkele mogelijkheid is om de verklaring van verdachte te verifiëren, acht de rechtbank de verklaring van verdachte onbetrouwbaar.
Wederrechtelijkheid
Om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde feit onder 1, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake was van een wederrechtelijke vrijheidsberoving, en/of het beroofd houden van [naam 4] .
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [naam 4] is gedwongen om in de VW Golf te stappen. Immers, enkel [naam 4] verklaart hierover en dit deel van zijn verklaring wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er zijn andere verklaringen voor het instappen denkbaar, maar niet te bewijzen. Ook voor het naar de achterbank slepen en/of trekken van [naam 4] is geen bewijs in het dossier. Wel staat vast dat vanaf het moment dat [naam 4] instapt in de auto er meteen geweld op hem wordt toegepast door hem stevig bij zijn keel vast te pakken, hem achterover te trekken en zijn handen vast te binden. Dit blijkt uit zijn verklaringen en wordt ondersteund door het letsel en de stukken (niet wordt bedoeld de rol) touw die in de auto worden aangetroffen. Vervolgens wordt [naam 4] geslagen en gestompt tegen het hoofd en worden hij en zijn familie mondeling bedreigd met de dood. Ook hier baseert de rechtbank zich op de verklaringen van [naam 4] en het bij hem geconstateerde letsel. Ook komt uit het dossier naar voren dat de VW Golf met hoge snelheid (ongeveer 211 km/u) rijdt tijdens (momenten van) de rit. Dit blijkt uit een foto, de uitdraai van de GPS van de VW Golf, gecombineerd met de tijdlijn en de verklaringen van aangever. Uiteindelijk ziet [naam 4] geen andere uitweg dan in Hoek van Holland, enkel gekleed in boxershort, op blote voeten hard weg te rennen en in het water te springen. Dit blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van waar en de wijze waarop [naam 4] is aangetroffen en uit zijn verklaringen.
Bovengenoemde (gewelds)handelingen in onderlinge samenhang bezien maken dat de rechtbank wel komt tot een bewezenverklaring van de overige onder feit 1 tenlastegelegde geweldshandelingen. [naam 4] is weliswaar kennelijk vrijwillig ingestapt, maar deze vrijwilligheid is geëindigd op het moment dat hij van achteren bij zijn keel werd vastgepakt, achterover werd getrokken en zijn handen werden vastgebonden. De rechtbank is van oordeel dat [naam 4] vanaf dat moment van zijn vrijheid is beroofd, nu hij vanaf dat moment niet meer vrijwillig uit het voertuig kon stappen. Zijn handen waren immers vastgebonden en er was flink geweld op hem toegepast. Door [naam 4] op deze manier (verder) mee te nemen heeft verdachte tevens het opzet gehad op het wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden van [naam 4] . Bovendien heeft [naam 4] door voornoemde (gewelds)handelingen absoluut niet de vrijheid gehad om zich tijdens de rit aan verdachte en zijn mededaders te onttrekken. Voor de mogelijkheid tot vertrek in Dordrecht is geen enkel bewijs.
Gelet op het voorgaande wordt het bewijsverweer van de raadsman verworpen.
Diefstal en het geweld
Om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde feit 2, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake was van diefstal van goederen en of het toegepaste geweld in dienst stond van de diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte en verdere verklaringen van [naam 4] over de diefstal met geweld worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. (Allereerst wijst de rechtbank daarbij op het proces- verbaal van bevindingen van het aantreffen van [naam 4] zonder eigendommen in Hoek van Holland. Daarnaast wijst de rechtbank op het proces-verbaal van bevindingen over de vermissingsmelding van de ouders van [naam 4] , waaruit blijkt dat [naam 4] een rugzak bij zich had bij zijn vertrek thuis op 21 september 2021 en na verloop van tijd niet meer telefonisch bereikbaar was. Tot slot bevindt zich in de telefoon van verdachte berichtenverkeer (start op 21 september 2021 om 20:25 uur, ten tijde van de autorit) met een persoon genaamd “ [naam 3] ” waarin wordt gesproken over het “pakken van de pinpas en de pincode”, en het “erop laten zetten van 2000 euro” en het “pakken van doezoe voor ons”. Dat sprake was van een diefstal in vereniging blijkt uit het feit dat verdachte en de twee andere mannen samen in en rond de auto met verdachte bezig waren als hiervoor al vermeld en het feit dat de rugtas later bij verdachte is aangetroffen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 (met uitzondering van het eerste gedachtestreepje over het onder dreiging met een mes laten plaatsnemen/meenemen/vervoeren in de auto (zie hiervoor de opmerking hierboven onder feit 1).
Gelet op het voorgaande wordt het bewijsverweer van de raadsman verworpen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1) en een diefstal met geweld (feit 2), allebei in vereniging gepleegd.
Feit 3
Vaststellen van de feiten
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen het volgende worden afgeleid. Bij de aanhouding van verdachte op 22 september 2021 worden op de achterbank van de VW Golf in een rugzak 111 valse biljetten van 50 euro en 46 valse biljetten van 20 euro aangetroffen. Zowel in deze auto als in de slaapkamer van verdachte (achter zijn bed in een doos) worden hologramvellen aangetroffen, bedoeld om valse biljetten mee te maken. Tevens worden in voornoemde doos meerdere verzendbewijzen aangetroffen. Op de telefoon van verdachte wordt berichtenverkeer aangetroffen over de verkoop van vals geld vanuit account “ [naam 5] ”. Op een aantal filmpjes die vanuit dit account/kanaal in september 2021 gepost wordt is een goudkleurige Samsung telefoon te zien met een beschadiging op de home-knop. Verdachte heeft zo’n type telefoon met zo’n zelfde beschadiging. Daarnaast zijn er op een filmpje (creatiedatum 22 september 2021 om 00:30 uur) enkele stapels biljetten te zien, alsmede een stukje vloerkleed. Dit vloerkleed wordt herkend door de politie als het vloerkleed van de slaapkamer van verdachte. Verder wordt ook een filmpje aangetroffen op de telefoon van verdachte (creatiedatum 2 september 2021 om 01:58 uur) van een tas met geld (biljetten van 50 euro) waarop verdachte tegen het einde van het filmpje in beeld komt.
De rechtbank komt dan ook, gezien het voorgaande, tot de conclusie dat verdachte de persoon is achter het account “ [naam 5] en dat hij zich bezig houdt met vals geld.
Oogmerk om het aangetroffen geld als echt en onvervalst uit te geven
Om tot een bewezenverklaring te komen van feit 3, dient te rechtbank vast te stellen dat verdachte
de bij hem aangetroffen valse biljettenzelf heeft nagemaakt en/of heeft vervalst dan wel dat de valsheid en/of vervalsing bij verdachte, toen hij deze biljetten ontving, bekend was én dat hij het oogmerk had om deze biljetten als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven.
De rechtbank kan vanuit voornoemde bewijsmiddelen weliswaar niet concreet vaststellen dat verdachte de bij hem aangetroffen valse biljetten van 50 en 20 euro zelf heeft vervalst of dat hij deze heeft gekocht, maar de rechtbank concludeert wel dat verdachte deze biljetten in zijn bezit heeft gekregen en dat hij wist dat deze biljetten vals waren, getuige zijn eigen verklaring ter zitting en bij de politie hierover.
Daarnaast blijkt uit het berichtenverkeer via het account “ [naam 5] ” van september 2021 dat verdachte vals geld verhandelt. Ter zitting heeft verdachte gezegd dat hij betrokken is bij dit account. Dit alles maakt volgens de rechtbank dat verdachte het oogmerk had om deze biljetten als echt en onvervalst te doen uitgeven door anderen. Dat is immers de bedoeling achter dit account. Er zijn geen enkele aanknopingspunten in het dossier, behalve de verklaring van verdachte zelf die niet kan worden geverifieerd, dat hij deze grote som vals geld enkel in voorraad had om te gebruiken in een clipshoot van een niet genoemde rapper en vervolgens te vernietigen.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 3.
Gelet op het voorgaande wordt het bewijsverweer van raadsman verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:op 21 september 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam 4] wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen opzettelijk en wederrechtelijk
- die [naam 4] (in een auto) met kracht bij de keel vast te pakken/vast te houden en- die [naam 4] meermalen met kracht in/tegen diens gezicht/hoofd te slaan/stompen en
- die [naam 4] meermalen met een hamer tegen diens hoofd te slaan en
- de handen van die [naam 4] vast te binden en
- die [naam 4] in de kofferbak van die auto te laten plaatsnemen;
Feit 2:op 21 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een iPhone en meerdere sleutels en een OV-chipkaart en een pinpas toebehorende aan [naam 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [naam 4] in de auto met kracht bij de keel hebben (vast)gepakt/vastgehouden en
- die [naam 4] meermalen met kracht in/tegen dienst gezicht/hoofd hebben geslagen/gestompt en- die [naam 4] meermalen met een hamer tegen diens hoofd hebben geslagen en
- de handen van die [naam 4] hebben vastgebonden en - die [naam 4] in de kofferbak van de auto hebben laten plaatsnemen en
- die [naam 4] zich hebben laten uitkleden en
- die [naam 4] meermalen om geld hebben gevraagd en tegen die [naam 4] hebben gezegd — zakelijk weergegeven — dat ze een vuurwapen bij zich hadden en dat ze het adres van [naam 4] wilden hebben;
Feit 3:op 22 september 2021 te Rotterdam, opzettelijk
- 111 bankbiljetten van 50 euro en
- 47, bankbiljetten van 20 euro,
waarvan de valsheid hem, toen hij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden wat hem betreft de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [naam 4] verbonden. Hij baseert zijn strafeis op de ernst van de strafbare feiten (vooral feiten 1 en 2), de jonge leeftijd van het slachtoffer (16 jaar), het strafblad van verdachte (in 2018 veroordeeld voor een soortgelijk geweldsfeit), de OM-richtlijnen aangaande het in voorraad hebben van vals geld, en diefstal met geweld en tot slot het advies van de reclassering om geen adolescentenstrafrecht (hierna ASR) toe te passen. Bij de hoogte van zijn eis houdt hij rekening met de eendaadse samenloop tussen feit 1 en feit 2.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank geen gevangenisstraf op te leggen die het voorarrest van verdachte (9 maanden) overstijgt, met daarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering. De verdediging wijst de rechtbank hierbij op de jonge leeftijd (21 jaar) van verdachte, het feit dat verdachte de detentie als zwaar ervaart, het schuldgevoel van verdachte ten aanzien van zijn familie en het feit dat verdachte inmiddels zijn baan heeft verloren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving en een diefstal met geweld, met [naam 4] als slachtoffer alsmede het opzettelijk in voorraad hebben van vals geld.
Op 21 september 2021 is [naam 4] onder valse voorwendselen naar een afspraak gelokt. Hij ziet twee mannen bij een VW Golf staan en op hun uitnodiging stapt hij in. Zodra [naam 4] is ingestapt wordt hij bij zijn keel gepakt, wordt zijn hoofd achterover getrokken en zijn handen vastgebonden. Tevens worden zijn telefoon en pinpas en nog wat andere spullen van [naam 4] weggenomen en wordt gevraagd wat de codes van zijn telefoon en pinpas zijn. Verdachte voegt zich korte tijd later bij het gezelschap in voornoemde auto en slaat en stompt [naam 4] diverse keren, terwijl het gezelschap met enorme snelheid van Breda naar Hoek van Holland rijdt. Ook wordt [naam 4] gedwongen zichzelf uit te kleden en worden er filmpjes gemaakt en online gezet waarop te zien is dat [naam 4] door verdachte wordt geslagen en vernederd en waarop hij naakt te zien is. Er is bijna anderhalf uur lang met [naam 4] rondgereden. Hij bevindt zich gedurende deze tijd op de achterbank van een auto waarbij hij meermalen is mishandeld en bedreigd met de dood. Tegen hem is gezegd dat verdachten hem gaan doden. Ook is tegen hem gezegd dat zijn familie wat zou worden aangedaan. Hij heeft zich moeten uitkleden en moest in de kofferbak gaan zitten. In Hoek van Holland, heeft [naam 4] kans gezien om, op blote voeten en enkel gekleed in een boxershort, van zijn belagers weg te rennen en is hij in het water gesprongen. Een voorbijganger heeft zijn roep om hulp opgemerkt en heeft de politie gebeld.
Als gevolg van het geweld heeft [naam 4] een kneuzing van zijn aangezicht/oogkas, een kneuzing van zijn borstkas/ribben, meerdere wonden aan zijn handen en voeten en een hersenschudding opgelopen. Ook heeft hij psychische klachten overgehouden. [naam 4] heeft anderhalf uur lang in deze onzekere en onveilige situatie gezeten en heeft doodsangsten uitgestaan. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor [naam 4] en heeft ernstig inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en psychische integriteit. Verdachte heeft door zodanig te handelen een zeer bedreigende en beangstigende situatie gecreëerd voor een 16-jarige jongen en deze situatie maar liefst anderhalf uur lang laten voortduren. Uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt hoeveel impact dit alles op het slachtoffer heeft gehad en hoe hij vandaag de dag nog steeds wordt herinnerd aan hetgeen hij die dag heeft meegemaakt. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Daarnaast vergroten dit soort misdrijven het gevoel van onveiligheid in de samenleving. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan.
Ook had verdachte bij zijn aanhouding een groot aantal biljetten vals geld in zijn bezit. De rechtbank vindt ook dit handelen van verdachte verwerpelijk. Het in circulatie brengen van vals geld werkt ontwrichtend voor de (financiële) economie. De economie is immers gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde waarde kan worden toegekend. Door de handel in valse bankbiljetten wordt dit essentiële economische principe en het vertrouwen van mensen in elkaar ondergraven. Daarnaast wordt ook de ontvanger van het geld gedupeerd wanneer dit als ruilmiddel wordt ingezet. De ontvanger geeft immers goederen af of geeft wisselgeld terug voor een stukje papier zonder waarde.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Op 17 mei 2018 is verdachte voor een straatroof veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank slaat ook acht op het reclasseringsadvies van 26 november 2021 dat over verdachte is opgesteld. Uit dit advies blijkt dat verdachte eerder baat heeft gehad bij een begeleidingstraject door de jeugdreclassering en ook nu weer open staat voor begeleiding. Ook komt naar voren dat hij uit een steunend gezin komt, doch dat zijn rol binnen het gezin groter is dan men bij zijn leeftijd van 21 jaar zou verwachten. Verder ogen de leefgebieden “financiën” en “dagbesteding” stabiel. Tijdens het eerdere begeleidingscontact is door de jeugdreclassering geconstateerd dat verdachte onder de indruk leek te zijn van jongens die antisociaal gedrag vertoonden en dat hij zich hier ook aan op trok. Bij een nieuw begeleidingscontact zal derhalve aan zijn sociaal netwerk en de bijbehorende risico’s aandacht worden gegeven. Het recidiverisico kan vanwege de ontkenning niet worden ingeschat. De reclassering adviseert geen adolescentenstrafrecht (ASR) toe te passen en bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering op te leggen.
Straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat met niets anders kan worden volstaan dan met oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt zij rekening met de hoofdrol die verdachte in het geheel heeft gehad, de jeugdige leeftijd van [naam 4] , de grove mate van het toegepaste geweld en het feit dat de feiten 1 en 2 tezamen en in vereniging zijn gepleegd. Tot slot laat de rechtbank zwaar wegen dat verdachte filmpjes heeft gemaakt van [naam 4] terwijl hij werd mishandeld en terwijl hij naakt op de rand van de kofferbak zat en deze filmpjes online heeft gezet. Algemeen bekend is dat dergelijke filmpjes vaak nog jaren terug te vinden zijn op internet. Daardoor zal [naam 4] mogelijk nog jarenlang herinnerd worden aan deze traumatische en vernederende gebeurtenis. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod ten aanzien van [naam 4] , met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

7.Het beslag

Kleding
De rechtbank gelast de teruggave van de kleding en het schoeisel (één paar witte sneakers, één paar sokken, één wit Gucci T-shirt, één blauwe spijkerbroek, één grijs/zwart vest) aan [naam 4] , omdat hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Geldbedrag
De rechtbank gelast de teruggave van het (echte) geldbedrag ter hoogte van € 2800,00 aan verdachte, omdat hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De personenauto
Ten aanzien van de inbeslaggenomen personenauto, Volkswagen met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), overweegt de rechtbank als volgt. De auto is op 22 september 2021 bij de aanhouding van verdachte in beslag genomen. Verdachte trad op dat moment op als bestuurder. De auto staat op naam van de vader van verdachte. De officier van justitie heeft ter zitting de verbeurdverklaring van de auto gevorderd.
Voor een verbeurdverklaring komen op grond van artikel 33a Wetboek van Strafrecht in ieder geval in aanmerking die voorwerpen die aan de verdachte toebehoren en met behulp waarvan het strafbare feit is begaan.
De rechtbank dient in de onderhavige zaak eerst te beoordelen of de auto aan verdachte toebehoorde en verdachte derhalve redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het zogenoemde toebehorensvereiste is ruimer dan het eigendomsbegrip. Een voorwerp dat formeel gezien geen eigendom is van de verdachte, maar wel aan hem toebehoort, kan in aanmerking komen voor verbeurdverklaring. Het gaat daarbij om de beantwoording van de vraag of verdachte in die periode de feitelijke bezitter en/of gebruiker van de auto is geweest. Het doet daarbij niet ter zake of een inbeslaggenomen auto uitsluitend door verdachte werd gebruikt.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte in de periode tussen 23 december 2020 en
21 september 2021, voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten, meermalen als bestuurder van het voertuig door de politie staande is gehouden en gecontroleerd. Bij de bewezenverklaarde feiten was de auto ook in gebruik bij verdachte. Na inbeslagname is het voertuig door de politie tactisch onderzocht. In het voertuig is een factuur aangetroffen van garagebedrijf [bedrijf 1] . Deze factuur had als datum 29 januari 2021 en stond op naam van verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de feitelijke gebruiker is geweest van de auto en dus redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Dat anderen, waaronder de vader van verdachte, tevens gebruik maakten van het voertuig, is zoals hiervoor overwogen niet relevant. De rechtbank stelt voorts vast dat de auto een voorwerp betreft met behulp waarvan de strafbare feiten zijn begaan. Gelet op het voorgaande komt de auto voor een verbeurdverklaring in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. De auto heeft bij de bewezenverklaarde feiten, en met name bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving, een grote rol gespeeld. Zonder het gebruik van de auto en de specifieke kenmerken waarover deze beschikte, zoals de geblindeerde ramen en de mogelijkheid om zeer hoge snelheden te behalen, had de wederrechtelijke vrijheidsberoving niet kunnen plaatsvinden op de manier waarop hij heeft plaatsgevonden. Daarnaast is ook gebruik gemaakt van de kofferbak van de auto, nu het slachtoffer daarin heeft moeten plaatsnemen. Gelet op de ernst van de feiten en de rol die de auto daarin heeft gespeeld, is de rechtbank van oordeel dat een verbeurdverklaring passend en niet disproportioneel is. Zij zal hiertoe dan ook overgaan en de auto verbeurd verklaren.
De valse biljetten
Gebleken is dat de valse biljetten, bestaande uit 111 biljetten van € 50,00 en 47 biljetten van € 20,00, bij verdachte in de auto zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. De valse biljetten behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Zij dienen dan ook aan het verkeer te worden onttrokken.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 4] vordert een schadevergoeding van € 8.954,16 voor feit 1 en feit 2. Dit bedrag bestaat uit € 1454,16 aan materiële schade en € 7500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en hij in zoverre verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De rechtbank zal de gevraagde vergoeding van de kosten voor de kleding en het schoeisel, te weten de Nike Airmax, de jas/het vest van de Primark, de Only en Sons spijkerbroek en de witte Gucci polo, afwijzen. De kleding en het schoeisel zullen, gelet op de beslagbeslissing in paragraaf 7, aan de benadeelde partij worden geretourneerd, waardoor hij voor wat betreft dat deel van de vordering geen schade lijdt. Dat de benadeelde partij deze kleding niet terug wil, maakt dit niet anders.
Voorts zal de rechtbank de gevorderde kosten voor het Tommy Hilfiger horloge afwijzen, aangezien de advocaat van benadeelde partij ter zitting heeft bevestigd dat deze schadepost inmiddels door de verzekeringsmaatschappij is vergoed.
De rechtbank zal de gevorderde kosten voor de nieuwe cilindersloten, de Adidas tas, de IPhone 11, de studenten-ov, de ID-kaart en de ziekenhuis daggeldvergoeding van twee dagen, toewijzen. Het totaalbedrag van deze materiële schade bedraagt € 971,65. Gebleken is dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten waarvoor verdachte aansprakelijk is.
Immateriële schade
Namens de benadeelde partij is gesteld dat hij als gevolg van de feiten nadelige (psychische en lichamelijke) gevolgen heeft ondervonden. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen waardoor hij twee dagen in het ziekenhuis heeft moeten verblijven. Daarnaast is namens de benadeelde partij aangevoerd dat hij ook psychische gevolgen aan de feiten heeft overgehouden. De benadeelde partij ervaart flashbacks, heeft paniekaanvallen, kan zich moeilijk concentreren, is moe en heeft hoofdpijn. Hij is hiervoor ook onder behandeling bij een psycholoog.
De rechtbank is van oordeel dat het lichamelijk letsel dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte heeft opgelopen, zonder meer een grondslag vormt voor de toewijzing van zijn vordering tot immateriële schadevergoeding. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de normschendingen meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij was destijds 16 jaar en is door verdachte en twee anderen wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. Hij is onder meer bij zijn keel gepakt, (met een hamer) geslagen, vastgebonden, heeft moeten plaatsnemen in de kofferbak en is bestolen. Ook moest de benadeelde partij zich uitkleden. Verdachte heeft hiervan meerdere filmpjes gemaakt en rondgestuurd. Dat de benadeelde partij hierdoor in zijn persoon is aangetast acht de rechtbank volstrekt aannemelijk. De rechtbank zal de schade op dit moment begroten op € 5000,00. Zij heeft bij de bepaling van dit bedrag gelet op de hoogte van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding in soortgelijke zaken. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Immers, de behandeling hiervan zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over het totale toegewezen bedrag, te weten
€ 5.971,65, bestaande uit € 971,65 aan materiële schade en € 5000,00 aan immateriële schade. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 21 september 2021, de dag dat de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende bedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Verdachte heeft het strafbare feit samen met anderen (nog onbekende daders) gepleegd en hij is samen met die anderen hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schade. Indien één van hen aan de bovenstaande betalingsverplichting voldoet, zijn de anderen van hun betalingsverplichting bevrijd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 55, 57, 209, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk iemand van zijn vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2:medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 3: bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
*dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft, onderhoudt of zoekt met [naam 4] (geboren op [geboortedag 2] 2005) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [naam 4] van de inbeslaggenomen kleding, te weten:
* één paar witte sneakers en sokken (687653);
* één wit Gucci T-shirt (687651);
* één blauwe spijkerbroek (687657);
* één grijs/zwart vest (687648);
- gelaste de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen (echte) geldbedrag ter hoogte van € 2800,00;
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen personenauto, Volkswagen met kenteken [kenteken] (G2378593);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen valse biljetten bestaande uit
111 biljetten van €50,00 en 47 biljetten van €20,00;
Benadeelde partij [naam 4] (feit 1 en feit 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van € 5.971,65 waarvan € 971,65 aan materiële schade en € 5000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst af de kosten met betrekking tot de kleding en het horloge;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 4] , € 5.971,65 te betalen, waarvan € 971,65 aan materiële schade en € 5000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 64 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en
mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juni 2022.
De oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.