ECLI:NL:RBZWB:2022:3379

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2914
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor verbindingsweg tussen twee adressen

Op 23 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge. De zaak betreft een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, en het college, dat een omgevingsvergunning heeft verleend voor de aanleg van een verbindingsweg tussen twee adressen in de gemeente Halderberge. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 juni 2021, waarbij de vergunning werd verleend, en betwist dat de verkeerssituatie ter plaatse veilig is. De rechtbank heeft de zaak op 31 maart 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende cijfermatig had onderbouwd dat er sprake was van een verkeersonveilige situatie, wat leidde tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de vergunning voor de verbindingsweg blijft bestaan, omdat de rechtbank oordeelde dat de aanleg van de weg noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 1.518,00.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke onderbouwing en de noodzaak om de belangen van verkeersveiligheid af te wegen tegen de belangen van omwonenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van verkeersveiligheid zwaarder wegen dan de belangen van eiser, ondanks de mogelijke verslechtering van het woon- en leefklimaat van eiser door de aanleg van de weg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2914 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M.M. Breukers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge,verweerder.
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij] .

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het college aan [naam derde-partij] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een verbindingsweg tussen de [adres 1] en [adres 2] te [plaatsnaam] .
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 31 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn echtgenote [naam echtgenote] en zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] , [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. [naam derde-partij] is voornemens een verbindingsweg aan te leggen tussen de [adres 1] en [adres 2] te [plaatsnaam] en heeft in verband daarmee op 16 oktober 2018 een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor de activiteiten
gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan, het kappen van houtopstanden en
het uitvoeren van een werk of werkzaamheden.
Het college heeft op 28 november 2018 kenbaar gemaakt voornemens te zijn de omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteiten gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan en het kappen van houtopstanden. De ontwerpbeschikking strekkende tot verlening van de omgevingsvergunning is met ingang van 29 november 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegd.
Eiser is woonachtig aan de [adres 1] 24 te [plaatsnaam] . Hij heeft bij brief van 7 januari 2019 zijn zienswijze ten aanzien van het voornemen kenbaar gemaakt. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het eerdere voornemen.
Eerdere procedures
Bij besluit van 25 april 2019 is een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van de verbindingsweg tussen de [adres 1] en [adres 2] te [plaatsnaam] . Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht.
Bij uitspraak van 10 juli 2019 (BRE 19/2430 en BRE 19/2431) heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 april 2019 vernietigd en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Bij besluit van 8 december 2020 heeft het college wederom op de aanvraag beslist en een omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is (wederom) verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan en het vellen of doen vellen van een houtopstand. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening verzocht.
Bij uitspraak van 11 maart 2021 (BRE 21/184 en BRE 21/186) heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 december 2020 vernietigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Huidige procedure
Bij het thans bestreden besluit van 8 juni 2021 heeft het college voor de derde keer op de aanvraag beslist en een omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is verleend voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingplan en het vellen of doen vellen van een houtopstand. Het college heeft de verkeerskundige onderbouwing van SOAB van 19 mei 2021 mede aan dit besluit ten grondslag gelegd.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 5 augustus 2021 (BRE 21/2912 WABOA VV) heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de beroepszaak. Het college is in de gelegenheid gesteld om de gestelde verkeersonveilige situatie ter plaatse nader (cijfermatig) te onderbouwen.
Het college heeft op 5 november 2021 de rechtbank medegedeeld dat het voor de cijfermatige onderbouwing verwijst naar de verkeerskundige onderbouwing van 1 november 2021 van SOAB en de memo van Veilig Verkeer Nederland van 29 september 2021.
Standpunt eiser
2. Eiser heeft, samengevat, aangevoerd dat in de ruimtelijke onderbouwing niet afdoende is onderbouwd dat de situatie zodanig verkeersonveilig is dat een ingrijpende herinrichting van de verkeerssituatie noodzakelijk is. De spoorwegovergang is door middel van spoorbomen beveiligd en de voorrangsituatie op de kruising [adres 2] en [adres 3] te [plaatsnaam] is met verkeerstekens geregeld. De verkeerskundige onderbouwing van SOAB van 19 mei 2021 overtuigt niet. Er wordt door SOAB uitgegaan van de aanname dat er soms een wachtrij op de spoorwegovergang is door de afslag in de richting van [adres 2] . Dit is niet cijfermatig onderbouwd en ook zijn eiser geen gevallen bekend waarin de verkeersrichting debet was aan het ontstaan van een gevaarlijke situatie. Eiser wijst erop dat [naam bedrijf] zou hebben aangegeven dat voorkomen moet worden dat verkeer vanuit [adres 2] linksaf zou slaan en over de spoorwegovergang rijdt. Dit is echter al fysiek onmogelijk gemaakt en niet toegestaan.
Er moet bij de ruimtelijke onderbouwing van het voor eiser meest belastende scenario worden uitgegaan, te weten verkeer van en naar [adres 2] via de [adres 1] . Dit betekent 717 extra verkeersbewegingen op zeer korte afstand van de woning van eiser. Het college onderkent dat volledige afsluiting van [adres 2] nog steeds een reële optie is. Als het college alsnog tot een volledige afsluiting wil komen, kan met verkeersbesluit worden volstaan, omdat ruimtelijke toets plaatsvindt in het kader van de omgevingsvergunning.
Uit akoestisch onderzoek volgt dat het woon- en leefklimaat bij de woning van eiser al als ‘slecht’ is gekwalificeerd. In ruimtelijk opzicht kan een verdere verslechtering van het woon- en leefklimaat niet als een goede ruimtelijke ordening worden aangemerkt. De ruimtelijke ordening wordt ondergeschikt gemaakt aan de belangen van de verkeersveiligheid.
Eiser stelt dat de bomen gekapt moeten worden om de gronden vrij te maken voor de aan te leggen verbindingsweg. De juridische houdbaarheid van de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen houdt rechtstreeks verband met de omgevingsvergunning om in afwijking van het bestemmingsplan een verbindingsweg aan te leggen.
Wettelijk kader
3. Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Beoordeling van het geschil
4. Aan de orde is de vraag of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het realiseren van een doorsteek tussen de [adres 1] en [adres 2] te [plaatsnaam] .
Inhoudelijke beoordeling
5. Niet in geschil is dat het bouwplan (deels) in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan Kom [plaatsnaam] . Op het gedeelte waarop het besluit ziet, rusten de bestemmingen bedrijfs-nutsvoorziening, maatschappelijk en sport. Deze gronden zullen worden gebruikt ten behoeve van verkeer.
Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan. Volgens het college is deze activiteit niet in strijd met de goede ruimtelijke ordening en bevat het bestreden besluit een goede ruimtelijke onderbouwing.
Motivering bestreden besluit
6.1
Het college heeft in het bestreden besluit van 8 juni 2021 aangegeven dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het strijdige gebruik leidt niet tot een aantasting van de belangen van omwonenden, levert geen ernstige/onevenredige hinder op voor de omgeving en doet geen onevenredige afbreuk aan het karakter van de omgeving. Het belang van de verkeersveiligheid weegt zwaarder dan de belangen van eiser.
Op verzoek van het college heeft SOAB een verkeerskundige onderbouwing ten aanzien van de situatie ter plaatse gemaakt. In het rapport van 19 mei 2021 is aangegeven vanuit het Landelijk Verbeterprogramma Spoorwegovergangen (LVO) is gesteld dat vanwege gevaarzetting van rechtsafslaand verkeer vanaf de spoorwegovergang naar [adres 2] alsmede linksafslaand verkeer van [adres 2] naar de spoorwegovergang onmogelijk moet worden gemaakt. SOAB is in het rapport ingegaan op de verschillende manieren waarop dit vorm gegeven zou kunnen worden. Aangegeven is dat de keuze van een nieuw aan te leggen ontsluiting van [adres 2] via de [adres 1] , waarbij het mogelijk blijft om vanuit [adres 2] rechtsaf te slaan in de richting centrum van [plaatsnaam] , de voorkeur heeft.
6.2
De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 5 augustus 2021 (BRE 21/2912 WABOA VV) geoordeeld dat het college niet cijfermatig heeft onderbouwd dat sprake is van een verkeersonveilige situatie ter plaatse. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en het college in de gelegenheid gesteld de gestelde verkeersonveilige situatie ter plaatse nader (cijfermatig) te onderbouwen.
6.3
Op 1 november 2021 heeft SOAB met een overzicht van de resultaten van verkeersobservaties gehouden op 6 oktober 2021 tussen 13.00 en 18.00 uur en 12 oktober 2021 tussen 8.00 en 12.00 uur een aanvullende cijfermatige onderbouwing gegeven van de verkeerssituatie ter plaatse.
Nu het college pas in beroep een cijfermatige onderbouwing heeft gegeven van de verkeerssituatie ter plaatse, is de rechtbank van oordeel dat in het bestreden besluit de noodzaak van de te treffen maatregelen onvoldoende heeft onderbouwd en daarmee de afweging van het algemene belang tegen de individuele belangen van eiser onvoldoende heeft gemotiveerd. Aan het bestreden besluit kleeft derhalve een motiveringsgebrek. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal moeten worden vernietigd.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Nut en noodzaak van de wegomlegging
7.1
In beroep heeft het college de notitie ‘onderbouwing noodzaak herinrichting aansluiting [adres 2] ’ van SOAB van 1 november 2021 ingediend. In deze notitie is kort ingegaan op de aanleiding en de gekozen optie om de verkeersveiligheid ter plaatse te verbeteren, met de [adres 1] als beoogde alternatieve ontsluiting. De variant waar voor is gekozen, is nader uitgetekend. De voor- en nadelen zijn aangegeven.
[naam bedrijf] heeft een incidentengeschiedenis aangeleverd en een onderbouwing gegeven. Aangegeven is dat er sprake is van:
kans op slechte ontruiming van de overweg door stilstaand snelverkeer op de overweg door (afslaand) snelverkeer op de [adres 4] dat stopt voor fietsers/voetgangers (die rechtdoor gaan)
kans op irritatie en afleiding bij het verkeer op de overweg door
- overstekend langzaam verkeer (parallel aan spoor) dat door het overige verkeer niet wordt verwacht en niet goed is gefaciliteerd;
- het niet opvolgen van de verplichte rijrichting komende uit [adres 2] .
In de notitie worden knelpunten opgesomd die aanleiding hebben gevormd voor de aanpak van het spoor en het naastgelegen kruispunt.
Voorts heeft er een verkeersobservatie plaatsgevonden op 6 oktober 2021van 13.00 tot 18.00 uur en op 12 oktober 2021 van 08.00 tot 12.00 uur. De observaties zijn in een bijlage bij de notitie gevoegd. Hieruit blijkt dat er gemiddeld per uur 7 ongewenste verkeerssituaties rond de spoorovergang zijn waargenomen.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat het college met de in beroep overgelegde stukken, waaronder met name de resultaten van de verkeersobservaties, voldoende cijfermatig heeft onderbouwd dat sprake is van een verkeersonveilige situatie. Dat er sinds 2018 geen incidenten meer zijn voorgevallen, betekent niet dat het programma tot verbetering van de verkeersveiligheid van spoorwegovergangen overbodig is. Het probleem voor de verkeersveiligheid ten gevolge van het rechtsafslaand verkeer vanaf de [adres 4] naar [adres 2] blijft aanwezig, ondanks de reeds getroffen maatregelen. Bovendien kunnen de overige maatregelen pas worden afgerond als de verbindingsweg (‘de doorsteek’) tussen de [adres 1] en [adres 2] is gerealiseerd.
Anders dan eiser heeft betoogd, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan het uitgevoerde onderzoek. Hierin is voldoende duidelijk aangegeven wat onder verkeersonveilige situaties wordt verstaan. Met observaties is voldoende onderbouwd dat deze situaties zich meermalen per uur hebben voorgedaan. Het college heeft de noodzaak van de voorgestane wegomlegging daarmee voldoende aangetoond. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat SOAB er terecht op heeft gewezen dat ongevallen op spoorwegovergangen bijna altijd zware letstelongevallen of dodelijke ongevallen zijn, zodat de noodzaak deze zo volledig mogelijk te voorkomen zwaar weegt.
Belangen
8.1
Nu de nut en noodzaak van de wegomlegging vaststaan, dient vervolgens beoordeeld te worden of het college de belangen van eiser voldoende bij de besluitvorming heeft betrokken.
8.2
De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat het woon- en leefklimaat van eiser zal verslechteren door het bouwplan. Er zal een aantal bomen moeten worden gekapt. Dit zal ertoe leiden dat vanuit de nabijgelegen moskee zicht op de tuin van eiser is. Bovendien zijn er meer verkeersbewegingen te verwachten. Echter, de verslechtering zal niet leiden tot overschrijding van geluidsnormen. Daartoe wordt verwezen naar het akoestisch rapport van Kragten van 12 juni 2020 waarin is geconcludeerd dat (ook) na de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg de voorkeursgrenswaarde (48dB) wordt gerespecteerd, zodat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.
Eiser heeft dit rapport voorgelegd aan een andere deskundige. De door eiser ingeschakelde deskundige heeft geen opmerkingen over de geluidsoverlast gemaakt.
Verder acht de rechtbank het van belang dat op de gronden waar de nieuwe weg naast de woning van eiser zal worden geprojecteerd, deels de bestemming ‘verkeer’ rust. Dat betekent dat eiser rekening had kunnen houden met het feit dat ter plaatse een weg zou kunnen worden aangelegd.
8.3
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college de belangen van de verkeersveiligheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de belangen van eiser. Het college heeft in beroep mede middels de notitie van SOAB voldoende toegelicht waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
9.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand laten, omdat de rechtbank oordeelt dat het college in beroep middels een afdoende cijfermatige onderbouwing heeft toegelicht dat sprake is van een verkeersonveilige situatie ter plaatse, wat betekent dat de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg nodig is. Dit betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
9.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 23 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.