In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, die kansspelautomaten exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen in de kansspelbelasting voor de tijdvakken van september 2012 tot en met juli 2013, alsook tegen opgelegde verzuimboeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd, en dat de heffing van kansspelbelasting niet in strijd is met de Europese Btw-richtlijn. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar heeft wel ambtshalve de verzuimboeten met 20% gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, en dat de belanghebbende geen geldige redenen had aangedragen voor de termijnoverschrijding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.