ECLI:NL:RBZWB:2022:3365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2828
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van personen met autisme

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, dat op 10 juni 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het tijdelijk gebruiken van twee woningen voor de huisvesting van vijf personen die begeleid wonen en binnen het autistische spectrum vallen. De eisers, die in de nabijheid van de woningen wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij vrezen dat de vergunning van permanente aard zal zijn en dat de huisvesting van deze personen leidt tot overlast en een daling van de waarde van hun eigen woningen. De rechtbank heeft op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning tijdelijk is en dat de vrees van eisers dat deze vergunning permanent zou zijn ongegrond is. De rechtbank concludeerde verder dat de omgevingsvergunning geen strijd met de goede ruimtelijke ordening oplevert, omdat de woningen voorheen ook door meerdere huishoudens bewoond konden worden. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers, waaronder de vermeende overlast en belangenverstrengeling, niet gegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2828 WABO
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2022 in de zaak tussen

1.[naam eiser 1] [naam eiser 2] , te [plaatsnaam 1] , eisers sub 1

gemachtigde: [naam eiser 1] ,

2.[naam eiser 3] en [naam eiser 4] , te [plaatsnaam 1] , eisers sub 2

gemachtigde: [naam eiser 3] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland,verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder], te [plaatsnaam 1] (vergunninghouder)
Procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 10 juni 2021 van het college inzake de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het tijdelijk gebruiken van twee woningen voor het huisvesten van vijf personen die begeleid wonen en binnen het autistische spectrum vallen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 11 mei 2022. Eisers waren daarbij aanwezig. Het college is niet verschenen. Namens vergunninghouder was [naam vertegenwoordiger] aanwezig.
Overwegingen

1. Feiten

Op 8 december 2020 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het tijdelijk gebruiken van de woningen [adres] 10 en 13 te [plaatsnaam 1] voor het huisvesten van vijf personen die begeleid wonen en binnen het autistische spectrum vallen. In één woning worden twee mensen gehuisvest en in de andere drie.
Op 21 januari 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan.
Eisers sub 1 en sub 2 hebben hiertegen afzonderlijk bezwaar gemaakt.
Het college heeft op 10 juni 2021 de bezwaren bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eisers sub 1 hebben op 2 juli 2021 beroep ingesteld. Eisers sub 2 hebben op 30 juni 2021 beroep ingesteld. Het beroep van eisers sub 2 is ingetrokken en eisers sub 2 hebben zich aangesloten bij het beroep van eisers sub 1.

2. Beroepsgronden

Eisers voeren aan dat sprake is van een vergroting van de woningen, waardoor er strijd is met artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor en de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden.
Eisers betogen dat het onduidelijk is of de omgevingsvergunning van tijdelijke of permanente aard is. Eisers vrezen dat de omgevingsvergunning van permanente aard is.
Eisers betogen dat sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening. Ze ervaren overlast van de gehuisveste personen. Eisers betogen verder dat de waarde van hun woning zal dalen door de omgevingsvergunning.
Eisers betogen voorts dat de woningen worden gebruikt in strijd met de omgevingsvergunning. In de woningen is een kantoor/vergaderruimte gevestigd.
Eisers betogen ten slotte dat sprake is van verstrengelde belangen.

3. Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. Beoordeling beroepsgronden

4.1
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met en bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regel gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Op de percelen is het bestemmingsplan “ [plaatsnaam 2] , [plaatsnaam 3] , [plaatsnaam 1] , [plaatsnaam 4] en [plaatsnaam 5] ” dat is vastgesteld op 23 februari 2017 van toepassing. Op het perceel aan de [adres] 13 rust de enkelbestemming “Wonen” en de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie – 6”. Op het perceel aan de [adres] 10 rust de enkelbestemming “Agrarisch” en de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie – 6”. Op 11 april 2017 is voor dit perceel een omgevingsvergunning verleend, waarmee vergunning is verleend voor – onder meer – de bouw van de woning die thans het adres [adres] 10 heeft. Daarbij is feitelijk en juridisch een woonbestemming gerealiseerd en vergund.
Op grond van artikel 1.115 van de bestemmingsplanregels is een woning een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Het huisvesten van meerdere personen die geen huishouden vormen in één woning is in strijd met het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingplan of de beheersverordening in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Afwijken bij algemene maatregel van bestuur
4.2
Op grond van artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor komen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken in aanmerking: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
4.3
De rechtbank overweegt dat een tijdelijke vergunning is aangevraagd en dat het college expliciet een tijdelijke omgevingsvergunning heeft verleend.
Dat betekent dat de vrees van eisers dat deze omgevingsvergunning permanent zal gelden ongegrond is. Als, zoals vergunninghouder zich blijkens zijn toelichting ter zitting kennelijk heeft voorgenomen, later een vergunning wordt gevraagd waarbij de nu tijdelijk vergunde bestemming bestendigd wordt, zal het college op een dergelijke aanvraag opnieuw moeten beslissen.
4.4
De rechtbank overweegt voorts dat het tijdelijk gebruiken van de woningen voor het huisvesten van de vijf personen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, in aanmerking komt. Hetgeen eisers sub 1 stellen ten aanzien van de vergroting is onjuist. Zoals ter zitting door eisers en vergunninghouder is bevestigd wordt de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume van beide woningen niet vergroot.
Goede ruimtelijke ordening
5.1
Eisers betogen dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Eisers betogen dat ze overlast ervaren van de huisvesting van 5 personen. De personen lopen namelijk rond zonder begeleiding. De personen lopen regelmatig stuurs en onbeholpen rond, wat intimiderend overkomt. Verder wordt het trottoir voor de woning gebruikt als asbak en op het terrein ligt veel afval. De begeleiding is onzichtbaar en kent eisers niet. Er is volgens eisers slechte tot geen communicatie vanuit vergunninghouder naar de bewoners van [plaatsnaam 1] . Eisers zijn in [plaatsnaam 1] komen wonen voor de rust en deze rust wordt nu verstoord door de huisvesting van de 5 personen. Verder is de sociale cohesie verstoord door de huisvesting van de 5 personen. De mensen met autisme zijn amper in staat om te integreren in de samenleving.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat de omgevingsvergunning geen strijd met de goede ruimtelijke ordening oplevert. De omgevingsvergunning laat een beperkte afwijking van het de ter plaatse geldende bestemmingen toe. Vóór de verlening van de omgevingsvergunning konden de twee woningen worden bewoond door twee huishoudens, ongeacht het aantal personen per huishouden. Na verlening van de omgevingsvergunning kunnen de twee woningen worden bewoond door in totaal 5 personen. De personen die in woningen worden gehuisvest, worden daar gehuisvest met het doel om – onder begeleiding – zelfstandig te wonen. Zoals door vergunninghouder toegelicht – en de rechtbank ziet geen reden om daaraan te twijfelen – zullen dit personen zijn die naar school gaan of werken. De rechtbank ziet – anders dan eisers – geen reden om te oordelen dat er strijd zou ontstaan met de goede ruimtelijke ordening.
Overige beroepsgronden
6.1
Eisers betogen dat sprake is van verstrengelde belangen. Volgens eisers heeft het college belang bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Als eisers klachten indienen over vergunninghouder, wordt dit doorgespeeld naar vergunninghouder en worden de wanordelijkheden direct opgelost.
6.2
Wat eisers hierover hebben ingebracht kan niet leiden tot het oordeel dat sprake is van belangenverstrengeling, al was het maar omdat het college de vergunninghouder op grond van de wet op de hoogte moet brengen van het feit dat er bezwaarschriften tegen de aan vergunninghouder verleende vergunning zijn ingediend en ook de inhoud van die bezwaarschriften aan vergunninghouder moet verstrekken. Als vergunninghouder dan een aantal klachten oplost voordat er over de bezwaarschriften een hoorzitting is gehouden, ziet de rechtbank zonder nadere en onderbouwde toelichting, die ontbreekt, niet in waarom daaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat, zoals eisers het ter zitting uitdrukten: de gemeente en [naam vergunninghouder] “onder één hoedje spelen”. Ook de omstandigheid dat de gemeente op zichzelf genomen beleidsmatige belangen heeft om in de gemeente ook plekken te (doen) realiseren voor de huisvesting van mensen uit de doelgroep waarin mede door de aanvraag wordt voorzien maakt niet dat getwijfeld kan worden aan de wijze van totstandkoming van het onderhavige besluit.
6.3
Eisers betogen verder dat de woningen mede worden gebruikt als kantoor/vergaderruimte. Dit is volgens eisers in strijd met de verleende omgevingsvergunning, omdat een kantoorfunctie daarin niet is toegestaan. Daarnaast betogen eisers dat de waarde van hun woning zal dalen door het verlenen van de omgevingsvergunning.
6.4
De rechtbank overweegt dat in de aanvraag voor een omgevingsvergunning geen kantoorfunctie in de woningen is opgenomen. Ter zitting bleek dat eisers hier mogelijk doelen op het gebruik van een ruimte in elk van de woningen die, als er met en over één van de cliënten moet worden gesproken, gebruikt wordt voor een dergelijk overleg.
Indien verzoekers in de woningen activiteiten menen te constateren die in strijd zijn met het bestemmingsplan, dan zullen zijn aan verweerder om handhaving kunnen verzoeken.
6.5
De stelling van eisers dat de waarde van hun woningen zal dalen, hebben eisers niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd en valt ook buiten de omvang van het geschil omdat voor een dergelijke claim voorzien is in een aparte procedure.
7. Conclusie
Aangezien de beroepsgronden van eisers niet slagen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 22 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Wettelijk kader
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met en goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Artikel 2.23 van de Wabo
1. In een omgevingsvergunning voor een voortdurende activiteit kan worden bepaald dat zij, voor zover zij betrekking heeft op die activiteit, geldt voor een daarbij aangegeven termijn.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van activiteiten als bedoeld in het eerste lid categorieën gevallen worden aangewezen waarin in de omgevingsvergunning wordt bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij aangegeven termijn. Bij de maatregel kan ten aanzien van die termijn worden bepaald:
a. een maximum gedurende welke deze kan gelden, of
b. in welke categorieën gevallen deze kan worden verlengd.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
Bestemmingsplan [plaatsnaam 2] , [plaatsnaam 3] , [plaatsnaam 1] , [plaatsnaam 4] en [plaatsnaam 5]
Artikel 1.115 van de bestemmingsplanregels
Een woning is een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 3.1 van de bestemmingsplanregels
De voor ‘Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de bedrijfsvoering van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat grondgebonden veehouderijen en paardenfokkerijen niet zijn toegestaan;
b. het hobbymatig weiden van vee of hobbymatige uitoefening van akker- en vollegrondtuinbouw;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: opslag van caravans en boten en van goederen ten behoeve van agrarische activiteiten;
e. hierbij behorende voorzieningen zoals laad- en losvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.
Artikel 20.1 van de bestemmingsplanregels
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen in woningen;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’: uitsluitend een huishoudelijke berg- of werkruimte of een opslagruime ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘pension’: tevens voor een pension in een woning met ten hoogste 25 slaapplaatsen;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – minicamping’: tevens voor een minicamping ten behoeve van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen;
f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.