ECLI:NL:RBZWB:2022:336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5602
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake aanvraag PTSS hulphond

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 januari 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 13 juli 2021, dat gericht was tegen het besluit van 3 juni 2021, waarbij haar aanvraag voor een PTSS hulphond was afgewezen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslistermijn niet rechtsgeldig heeft verdaagd en dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels is verstreken. Eiseres heeft verweerder op 28 augustus 2021 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 379,50. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om alsnog een besluit bekend te maken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 13 juli 2021, gericht tegen het besluit van 3 juni 2021 waarbij haar aanvraag voor een PTSS hulphond is afgewezen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiseres heeft het bezwaarschrift tegen het besluit van 3 juni 2021 ingediend op 13 juli 2021. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Bij brief van 9 augustus 2021 heeft verweerder de beslistermijn willen verdagen tot na ontvangst van een aanvullend advies. Met deze brief is de beslistermijn echter niet rechtsgeldig verdaagd. Gelet op het bepaalde in artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb kan een bestuursorgaan de beslissing in eerste instantie voor ten hoogste zes weken verdagen en is verder uitstel enkel onder voorwaarden mogelijk. Met de brief van 9 augustus 2021 is niet voldaan aan dit artikel. Verweerder had dus uiterlijk op 26 augustus 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 28 augustus 2021 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Verweerder heeft inmiddels bij besluit van 29 december 2021 de dwangsom terecht vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1,0 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1/2). Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- wijst het verzoek om vaststelling van de ingevolge afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 25 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.