Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Wettelijk kader
Artikel 9 van de Grondwet
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Wet Openbare Manifestaties (WOM)
Artikel 1.1 van de WOM
In deze wet wordt verstaan onder openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek.
Artikel 2 van de WOM
De bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuigingen en het recht tot vergadering en betoging, kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Algemene plaatselijke verordening (APV)
1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning (objectvergunning) van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:
a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; en
c. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.
3. het verbod in het eerste lid geldt tevens niet voor de volgende voorwerpen mits wordt voldaan aan het bepaalde in de nadere regels uit hoofde van het vierde lid:
a. terrassen als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, onder b;
e. plantenbakken en banken;
f. plaatsing laadpalen en andere infrastructuur voor elektrische motorvoertuigen op openbare plaatsen;
g. nader door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen.
4. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van de categorieën van voorwerpen als bedoeld in het derde lid.
5. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
6. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.
7. Op de aanvraag om een vergunning paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]
Artikel 4.1 van de bestemmingplanregels
De voor ‘Agrarisch met waarden – 1’ aangewezen gronden zijn – naast agrarisch grondgebruik – bestemd voor:
a. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde een grondgebonden veehouderij, intensieve veehouderij of paardenhouderij;
b. overige niet grondgebonden agrarische bedrijven;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ tevens en glastuinbouwbedrijf;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – veehouderij’ tevens een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ een intensieve veehouderij, alsmede een grondgebonden veehouderij;
f. behoud en herstel van de aanwezige landschapswaarden en cultuurhistorische waarden, gericht op behoud van de historische verkaveling en de kleinschaligheid van het landschap;
g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-boerengolf’ tevens boerengolf;
h. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke van agrarisch – schuilhut’ tevens een schuilhut;
i. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallantie’ tevens een zend- en ontvangstmast ten behoeve van telecommunicatie;
j. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
1. voor zover de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven binnen het betreffende bouwvlak, maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan;
2. voor zover de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is opgenomen, op het betreffende bouwvlak gen bedrijfswoning is toegestaan.
k. waterhuishoudkundige doeleinden;
l. kleinschalig kamperen met en maximum van 15 kampeermiddelen (met een niet-permanent karakter) per agrarisch bedrijf, mits de gronden gelegen zijn binnen of in een zone direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak;
m. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
n. doeleinden van openbaar nut;
o. recreatief medegebruik;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals paden, wegen, tuinen, erven, verhardingen en dergelijke.