ECLI:NL:RBZWB:2022:3349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
02-820781-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van valse geschriften met betrekking tot standplaatsverdeling woonwagencentra

Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften. De zaak betreft het omzeilen van de 'Regeling Standplaatsverdeling Woonwagencentra' van de gemeente Bergen op Zoom, waardoor de verdachte op onrechtmatige wijze een standplaats op het woonwagenkamp heeft bemachtigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen meerdere malen valse documenten heeft opgemaakt en gebruikt, waaronder een aangifte van verhuizing en een samenlevingsovereenkomst. De verdachte heeft deze documenten ondertekend, terwijl de informatie die zij bevatten in strijd was met de waarheid. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, die stelden dat er geen opzet was en dat de verdachte op de juistheid van de documenten mocht vertrouwen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte meerderjarig was en verantwoordelijk voor de documenten die zij ondertekende. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-820781-17
vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juni 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift dan wel het meerdere malen opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften, als waren deze echt en onvervalst.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van de in feit 1 t/m 4 opgenomen stukken en het opzettelijk gebruik maken van die stukken. Er is op zijn minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet nu verdachte haar handtekening onder stukken heeft gezet die in haar belang waren. Bovendien was verdachte ten tijde van de ondertekening van de stukken meerderjarig en moest zij ook weten dat stukken niet blindelings getekend moeten worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 omdat de inhoud hiervan feitelijk gezien juist is nu de medeverdachte de huurder van [adres] te Bergen op Zoom was en zij “inwonend” heeft aangekruist en niet “samenwonend”. Ook van de feiten onder 2 t/m 4 bepleit de verdediging vrijspraak omdat het opzet en het medeplegen ontbreekt. Daartoe wordt aangevoerd dat verdachte geen bemoeienis heeft gehad met het opstellen van de stukken en zij deze zonder te lezen heeft getekend. Mede vanwege de betrokkenheid van een advocaat bij het opstellen van de stukken mocht zij vertrouwen op de juistheid van de inhoud van de stukken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het onder feit 1 genoemde stuk heeft ondertekend en bij de gemeente heeft ingeleverd.
De vraag die moet worden beoordeeld is of de opgegeven informatie in dit stuk onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Op het formulier staat namelijk aangegeven dat verdachte op 16 november 2011 zou gaan inwonen bij de medeverdachte op het adres [adres] te Bergen op Zoom en zij aldus samen op dat adres zouden gaan verblijven. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat de medeverdachte wel de huurder van de standplaats aan [adres] te Bergen op Zoom was, maar dat hij daar feitelijk niet verbleef. Zowel de partner van de medeverdachte als de toenmalige partner van verdachte verklaren daarover. Op grond daarvan is de opgegeven informatie in dit stuk onjuist en daarmee valselijk opgemaakt. Van het valselijk opgemaakte geschrift is tevens gebruik gemaakt door dit bij de gemeente in te leveren. De rechtbank acht het tenlastegelegde onder 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen. Gelet op het feit dat op het formulier specifiek kon worden aangekruist of er sprake was van samenwonen en verdachte dat niet heeft gedaan, acht de rechtbank hetgeen onder het derde sterretje is opgenomen niet bewezen.
Feit 2 t/m 4
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de stukken die onder feit 2 t/m 4 zijn opgenomen informatie bevatten die in strijd is met de waarheid. Zo woonden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] niet vanaf medio 2009 dan wel januari 2010 als partners samen met voering van een gemeenschappelijke huishouding op het adres [adres] te Bergen op Zoom, waren zij niet van plan om samen een nieuwe woonwagen te kopen en was verdachte niet werkzaam voor [bedrijfsnaam] . Daarmee staat vast dat de stukken onder feit 2 t/m 4 valselijk zijn opgemaakt en gebruikt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deze stukken weliswaar niet zelf heeft opgemaakt maar deze wel heeft ondertekend. Op de samenlevingsovereenkomst is bovendien op pagina 1 tot en met 6 de paraaf “ [verdachte] ” geplaatst. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte de handtekeningen en de parafen heeft geplaatst.
Ten aanzien van het opzet op het valselijk opmaken van deze stukken en het oogmerk de stukken als echt en onvervalst te gebruiken/doen gebruiken alsmede het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende.
Opzet op het valselijk opmaken
Het opzet voor de bewezenverklaring van het valselijk opmaken van de geschriften en gebruikmaken daarvan kan bestaan in de vorm van voorwaardelijk opzet. Dat houdt in dat het voldoende is als de aanmerkelijke kans op de valsheid en het gebruik maken daarvan bewust is aanvaard. Door de verdediging is gesteld dat de stukken niet door verdachte zelf zijn opgesteld en zij de stukken blindelings heeft getekend en op de juistheid daarvan mocht vertrouwen. De rechtbank leidt hieruit af dat wordt bedoeld dat verdachte niet zou hebben geweten wat zij ondertekende.
Voor de beantwoording van de vraag of er bij verdachte sprake is geweest van enige bewustheid van de inhoud van de stukken waaronder zij haar handtekening zette, acht de rechtbank het in de eerste plaats van belang dat het hier om in het Nederlands opgestelde stukken ging waarbij de aanduiding van de stukken als “samenlevingsovereenkomst”, “verzoek tot medehuurderschap”, “arbeidsovereenkomst” en “model loonheffing” op zichzelf al de lading van de inhoud van die stukken dekt. Daardoor kan op voorhand niet worden gesteld dat niet duidelijk was waar het in die stukken om ging.
Daarbij komt dat de samenlevingsovereenkomst zeven pagina’s telt die allen zijn voorzien van een paraaf of handtekening van verdachte. Uit die samenlevingsovereenkomst blijkt ook dat verdachte en de medeverdachte zich hebben gelegitimeerd met hun identiteitskaart. Daarvan is een kopie bijgevoegd waarop met de hand, naar het zich laat aanzien, door verdachte is geschreven: “Dit is een getrouwe kopie van mijn identitijdsbewijs” met daarbij een handtekening. Uit het van parafen voorzien en ondertekenen van de samenlevings-overeenkomst en de bijgevoegde kopie van de ID-kaart met handgeschreven toevoeging en ondertekening leidt de rechtbank af dat er bij verdachte een moment van bewustheid moet zijn geweest van wat zij aan het ondertekenen was. Deze samenlevingsovereenkomst was een van de eerste stukken die zijn opgesteld om het huurderschap van standplaats [adres] te Bergen op Zoom te verkrijgen. Die overeenkomst is vervolgens in 2013 gebruikt voor de aanvraag van het medehuurderschap van verdachte voor die standplaats. Deze aanvraag beslaat slechts uit 1 pagina waardoor in één oogopslag de inhoud inzichtelijk is en die ook weer door verdachte van een handtekening is voorzien.
Na het opmaken van de samenlevingsovereenkomst en de aanvraag van het medehuurderschap, waarbij er dus enig moment van bewustzijn moet zijn geweest, zijn vervolgens ook nog stukken opgemaakt die zien op het verrichten van werkzaamheden voor [bedrijfsnaam] Uit de aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat het niet de bedoeling was dat verdachte daar daadwerkelijk zou gaan werken en dat zij dat ook nimmer heeft gedaan. Nu het een feit van algemene bekendheid is dat een arbeidsovereenkomst ziet op het verrichten van arbeid, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte zich van de onjuistheid van deze stukken bewust moet zijn geweest. Met de ondertekening daarvan heeft zij ook deze stukken valselijk opgemaakt en vervolgens doen gebruiken voor de aanvraag van het medehuurderschap.
Gebleken is dat alle in de tenlastelegging genoemde stukken in het belang van verdachte zelf zijn geweest, namelijk om het huurderschap van standplaats [adres] te Bergen op Zoom te verkrijgen. Verdachte is dus ook degene die van deze stukken heeft geprofiteerd.
Het voorgaande in het licht bezien dat verdachte ten tijde van de ondertekening van de stukken meerderjarig was en daarmee zelf wettelijk verantwoordelijk was voor datgene waaronder zij haar handtekening zette, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er bij verdachte tenminste sprake was van voorwaardelijk opzet. Dat er bij het opstellen van de stukken een jurist betrokken is geweest, ontslaat verdachte niet van haar eigen verantwoordelijkheid. Tot slot is ook elke uitleg door verdachte uitgebleven.
Oogmerk op het gebruiken/doen gebruiken
Voor bewezenverklaring van het oogmerk is beslissend of verdachte de bedoeling had het desbetreffende geschrift als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Gelet op het feit dat uit de stukken zelf voldoende blijkt waarop deze zagen en verdachte aan het eind van de rit huurster van de standplaats aan de [adres] te Bergen op Zoom zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen het zekerheids- of noodzakelijkheidbewustzijn moet hebben gehad om deze vervalste stukken te gebruiken/doen gebruiken. Een andere gang van zaken is niet uit het dossier gebleken en een verklaring van de zijde van verdachte is uitgebleven.
Medeplegen
Om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen moet er sprake zijn van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte(n). De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is. Verdachte wilde huurder worden van de standplaats waarvan de medeverdachte huurder was. Alle onder feit 2 t/m 4 genoemde stukken zijn om die reden en aldus in verdachtes belang opgemaakt. Niet alleen de handtekening van de medeverdachte was hiervoor noodzakelijk maar ook die van verdachte zelf. Met het zetten van haar handtekening onder de stukken, die dus mede over haar gingen, is zij daarom zelf een essentiële schakel geweest in de verkrijging van het huurderschap van de standplaats aan [adres] te Bergen op Zoom. De rol van verdachte was daarmee naar het oordeel van de rechtbank van zodanige aard dat van een nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde zowel voor het valselijk opmaken van de stukken als voor het gebruik daarvan wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
op 16 november 2011 te Bergen op Zoom, een "aangifte van verhuizing binnen de gemeente" (blz. 0195) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte op/in die "aangifte van verhuizing binnen de gemeente" valselijk en in strijd met de waarheid vermeld/weergegeven
* (bij punt 5) dat zij verdachte inwonend is/was en/of zou (gaan) zijn/worden bij [medeverdachte] (aan de [adres] ) en
* dat zij, verdachte op het adres van [medeverdachte] aan de [adres] zou gaan wonen en/of verblijven en
* dat zij verdachte (mitsdien)samen met [medeverdachte] zou gaan verblijven op het adres [adres] , terwijl ij, verdachte n/of die [medeverdachte] (feitelijk) niet (samen) woonachtig was/waren op de [adres] en niet (samen) verbleven en/of (samen) zouden gaan verblijven aan de [adres] zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
EN
op 16 november 2011 te Bergen op Zoom, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse "aangifte van verhuizing binnen de gemeente" - zijnde een geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, (en) bestaande die valsheid hierin dat valselijk en/of in strijd met de waarheid in/op die aangifte van verhuizing binnen de gemeente (bij punt 5) vermeld staat/is dat zij, verdachte inwonend is/was en/of zou (gaan) zijn bij [medeverdachte] en/of dat zij, verdachte op het adres van [medeverdachte] aan de [adres] zou komen wonen en/of verblijven met [medeverdachte] op het adres aan de [adres] , zulks terwijl die [medeverdachte] (feitelijk) niet woonachtig was op de [adres] en/of niet samen verbleven en/of zouden gaan verblijven op de [adres] , en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die valse aangifte van verhuizing binnen de gemeente en/of die valse verklaring van geen bezwaar heeft verstrekt/ingediend/overlegd, aan de Gemeente Bergen op Zoom, terwijl verdachte wisten dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als ware zij echt en onvervalst;
2.
op 26 februari 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een brief (gericht aan de Gemeente Bergen op Zoom inzake "een verzoek tot medehuur
derschap [adres] te [postcode] Bergen op Zoom") (blz. 0151) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid op/in die brief vermeld/weergegeven dat zij, verdachte en de heer [medeverdachte] (al) samenwonen en/of een gemeenschappelijke huishouding voeren op het adres [adres] (vanaf januari 2010) en/of dat de heer en mevrouw [verdachte] (zijnde zij, verdachte en [medeverdachte] ) voornemens zijn samen een nieuwe woonwagen te kopen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
EN
op 27 mei 2013, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse brief (gericht aan de Gemeente Bergen op Zoom inzake "een verzoek tot medehuur
derschap [adres] ") (blz. 0151 en 0152) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, (en) bestaande die valsheid hierin dat valselijk en/of in strijd met de waarheid op/in die brief was/is vermeld/weergegeven dat zij, verdachte en de heer [medeverdachte] (zijnde [medeverdachte] ) (al) samenwonen en/of een gemeenschappelijke huishouding voeren op het adres [adres] (vanaf januari 2010) en/of dat de heer en mevrouw [verdachte] (zijnde [medeverdachte] ) en zij, verdachte) voornemens zijn samen een nieuwe woonwagen te kopen, zulks terwijl zij, verdachte en/of [medeverdachte] niet samenwonend was/waren en geen gemeenschappelijke huishouding voerden (op het adres [adres] ) en/of niet voornemens was/waren om samen een nieuwe woonwagen te kopen en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededader(s) die valse brief heeft/hebben laten verstrekken/indienen/overleggen aan de Gemeente Bergen op Zoom, terwijl verdachte en haar mededader(s) wist(en) dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als ware zij echt en onvervalst;
3.
op 16 november 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een samenlevingsovereenkomst (blz. 0153 tot en met 0159) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid
op/in die samenlevingsovereenkomst vermeld/weergegeven/opgenomen dat
* zij, verdachte en/of [medeverdachte] (samen) woonachtig is/zijn aan de [adres] en
* zij, verdachte en/of [medeverdachte] "partners" zijn en/of samenwonen op het adres [adres] (sedert medio 2009) en
* zij, verdachte en/of [medeverdachte] een gemeenschappelijke huishouding (met elkaar) voeren zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
EN
op of omstreeks 27 mei 2013, althans in of omstreeks de periode van 27 mei 2013 tot en met 29 mei 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse samenlevingsovereenkomst (blz. 0152 en 0153 tot en met 0159) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, (en) bestaande die valsheid hierin dat valselijk en/of in strijd met de waarheid op/in die samenlevingsovereenkomst was/is vermeld/weergegeven dat
* zij, verdachte en/of [medeverdachte] (samen) woonachtig is/zijn aan de [adres] en
* zij, verdachte en/of [medeverdachte] "partners" zijn en/of samenwonen op het adres [adres] (sedert medio 2009) en
* zij, verdachte en/of [medeverdachte] een gemeenschappelijke huishouding (met elkaar) voerenzulks terwijl zij, verdachte en/of [medeverdachte] niet (samen) woonachtig is/zijn (geweest) aan de [adres] en/of geen ""partners" zijn/waren en/of niet samenwonen/samenwoonden op het adres [adres] en/of geen gemeenschappelijke huishouding (met elkaar) voeren/voerden, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededader(s) die valse samenlevingsovereenkomst heeft/hebben laten verstrekken/indienen/overleggen aan de Gemeente Bergen op Zoom, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als ware zij echt en onvervalst;
4.
in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 3 september 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
A. een arbeidsovereenkomst (blz. 0167 tot en met 0168) en
C. een model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen (blz. 0170))
- zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid op/in die arbeidsovereenkomst en/of werkgeversverklaring en/of model Opgaaf gegevens voor de loonheffing vermeld en/of weergegeven en/of opgenomen dat zij, verdachte werkzaam was / zou gaan zijn bij en/of werkzaamheden verrichtte / zou gaan verrichten voor en/of in loondienst was (getreden) / zou gaan treden bij [bedrijfsnaam] ., zulks met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
EN
op of omstreeks 17 oktober 2013 en/of 18 oktober 2013 n Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse
A. arbeidsovereenkomst (blz. 0167 tot en met 0168) en
B. (model) werkgeversverklaring (blz. 0169) en
C. model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen (blz. 0170))
- zijnde een geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, (en) bestaande die valsheid hierin dat valselijk en/of in strijd met de waarheid in/op die arbeidsovereenkomst en/of werkgeversverklaring en/of model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen vermeld staat en/of weergegeven en/of opgenomen is dat zij, verdachte werkzaam was / zou gaan zijn bij en/of werkzaamheden verrichtte / zou gaan verrichten voor en/of in loondienst was (getreden) / zou gaan treden bij [bedrijfsnaam] , en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededader(s) die (valse) arbeidsovereenkomst en/of werkgeversverklaring en/of model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen heeft/hebben verstrekt aan en/of ingediend bij de gemeente Bergen op Zoom, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur te vervangen door 60 dagen hechtenis. Zij houdt daarbij rekening met artikel 63 Sr. en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting van anderhalf jaar. Zonder de overschrijding van de redelijke termijn zou zij op een taakstraf van 140 uur, te vervangen door 70 dagen hechtenis zijn uitgekomen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een schuldigverklaring zonder strafoplegging. Hij wijst daarvoor op de overschrijding van de redelijke termijn van anderhalf jaar en het culturele aspect dat aan de feiten ten grondslag ligt, namelijk de wens van woonwagenfamilies om dichtbij elkaar te wonen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik maken van deze valse geschriften. Zo zijn er een aantal stukken waarin in strijd met de waarheid staat vermeld dat haar nieuwe woonadres [adres] is, zij inwonend is bij en zelfs als partner samenwoonde met de medeverdachte en zij een gemeenschappelijke huishouding voerden. In een aantal andere stukken is in strijd met de waarheid opgenomen dat zij werkzaam was voor [bedrijfsnaam] Met deze geschriften heeft verdachte op onrechtmatige wijze een standplaats op het woonwagenkamp in Bergen op Zoom bemachtigd. Daarmee heeft zij de daarvoor geldende “Regeling Standplaatsverdeling Woonwagencentra” van de gemeente, die bedoeld is om een voorkeursbehandeling te voorkomen, omzeild. Om dit te bereiken heeft zij de medeverdachte ingeschakeld die daar voor zover uit het dossier is gebleken zelf geen profijt van heeft gehad. Verdachte heeft hierdoor het vertrouwen geschaad dat in de maatschappij aan schriftelijke bewijsstukken moet kunnen worden ontleend en de persoon die op dat moment recht had op de standplaats benadeeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Voortgezette handeling
Voor zover er sprake is van het gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, waarvan ook is bewezenverklaard dat verdachte (samen met haar mededader(s)) dit heeft vervalst, is sprake van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 lid 2 Sr. Dit betreft de onder feit 1 tot en met 3 genoemde geschriften en de onder feit 4 genoemde arbeidsovereenkomst en model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat zij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten. Ook blijkt hieruit dat artikel 63 Sr. van toepassing is.
Verder acht de rechtbank voor de strafmaat de proceshouding van verdachte van belang. Zij heeft er tijdens haar verhoor bij de politie voor gekozen om geen openheid van zaken te geven en zich op haar zwijgrecht te beroepen. Evenmin is verdachte ter zitting verantwoording af komen leggen.
Redelijke termijn van berechting
Zoals hiervoor al is overwogen, dient er bij de strafoplegging verder rekening te worden gehouden met het feit dat de redelijke termijn van berechting op grond van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is geschonden. In beginsel dient de behandeling van een strafzaak binnen twee jaar met een eindvonnis te zijn afgedaan na aanvang van de redelijke termijn. Bijzondere omstandigheden kunnen dit anders maken. De rechtbank gaat er van uit dat de redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op 14 december 2018, de datum van het eerste verhoor van verdachte. Bijzondere omstandigheden hebben in deze zaak geen rol gespeeld. Daarmee is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim anderhalf jaar, die in de strafoplegging moet worden verdisconteerd.
De straf
Alles afwegend, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat wanneer de redelijke termijn van berechting niet zou zijn overschreden, aan verdachte een taakstraf van 140 uur, te vervangen door 70 dagen hechtenis zou moeten worden opgelegd. Vanwege die overschrijding van de redelijke termijn acht zij de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank komt aldus tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22b, 47, 56, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 tot en met 3 steeds de voortgezette handeling van:
feit 1:valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 2:medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 3: medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
Ten aanzien van feit 4 deels de voortgezette handeling van:
feit 4: medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
zestig dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 juni 2022.