4.2.3Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast, waarbij zij eerst de modus operandi zal beschrijven.
Modus operandi
Vrijwel alle aangevers hebben via online handelssites, te weten via [Namen van websites] , [Namen van websites] dan wel via [Namen van websites] gereageerd op advertenties, waarin goederen (hoofdzakelijk stelconplaten) dan wel het verlenen van diensten (het transport van goederen) werden aangeboden.
Nadat door aangevers contact werd gezocht met de aanbieder van de goederen en diensten, werden tussen hen afspraken gemaakt over de betaling en de levering van de goederen en diensten. Het contact hierover verliep via e-mail, via WhatsApp dan wel via de chatfunctie op [Namen van websites] .
In alle gevallen is de levering – na betaling door de aangevers en het doen van pogingen om de goederen dan wel diensten te ontvangen – uitgebleven.
Overige vaststaande feiten en omstandigheden
In de advertenties en in het contact tussen de aangevers en de aanbieder zijn verschillende namen, telefoonnummers, e-mailadressen en bankrekeningnummers vermeld.
-
Gebruikte namen
Op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte, kan worden vastgesteld dat verdachte de namen ‘ [Aliassen] ’, ‘ [Aliassen] ’ en ‘ [Aliassen] ’ heeft gebruikt, waarover in de aangiftes wordt gesproken.
-
Telefoonnummers
Bij zijn aanhouding werd gezien dat verdachte vijf telefoons in zijn handen had, die hij vervolgens op het dakterras van zijn woning neerlegde. Deze telefoons zijn in beslag genomen en onderzocht.
Gebleken is dat een viertal telefoonnummers, behorende bij de in beslag genomen telefoons, in de aangiftes is genoemd. Dit zijn de telefoonnummers: [Telefoonnummer 1] , [Telefoonnummer 2] ,
[Telefoonnummer 3] en [Telefoonnummer 4] . Uit onderzoek is gebleken dat deze nummers veelal zendmasten aanstralen die in de omgeving van de woning van verdachte gesitueerd zijn. De nummers [Telefoonnummer 2] en [Telefoonnummer 3] worden getapt en de stem van de gebruiker wordt herkend als zijnde de stem van verdachte. Gelet hierop en op basis van de overige bewijsmiddelen is voldoende komen vast te staan dat de hiervoor genoemde telefoonnummers in gebruik zijn geweest bij verdachte.
-
E-mailadressen
Op basis van de verklaringen van [Naam 2] en [Naam 3] is komen vast te staan dat zij de door aangevers genoemde e-mailadressen hebben aangemaakt in opdracht van en voor verdachte en dat deze e-mailadressen zijn gebruikt.
-
Bankrekeningnummers
Aangevers hebben naar verschillende bankrekeningnummers geld overgemaakt.
Gelet op de verklaringen van [Naam 2] en [Naam 3] is komen vast te staan dat zij een deel van de in de aangiftes genoemde rekeningen hebben geopend voor verdachte. Ook is gebleken dat aangevers geld rechtstreeks naar de op naam van verdachte gestelde bankrekeningnummers hebben overgemaakt en dat [Naam 2] en [Naam 3] door aangevers ontvangen gelden hebben doorgestort naar rekeningnummers van verdachte.
Tussenconclusie: betrokkenheid verdachte, [Naam 2] en [Naam 3]
Op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de betrokkenheid van verdachte, [Naam 2] en [Naam 3] voldoende komen vast te staan, waarbij verdachte de initiatiefnemer is geweest voor het plaatsen van de advertenties en [Naam 2] en [Naam 3] in opdracht van verdachte hebben gehandeld, door voor hem onder meer bankrekeningen te openen, e-mailadressen aan te maken en advertenties te plaatsen met vermelding van het telefoonnummer van verdachte.
4.2.4De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van online handelsfraude (de rechtbank begrijpt: feit 1 primair).
-
Beroep of gewoonte maken
Voor een gewoonte is vereist het meermalen verrichten van gelijksoortige feiten. Onder gewoonte wordt verstaan een pluraliteit van feiten die niet slechts toevallig op elkaar volgen, maar onderling in zeker verband staan en wel (objectief) wat de aard van de feiten betreft, en (subjectief) wat de psychische gerichtheid van de dader aangaat: de neiging om telkens weer zo’n feit te begaan.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een gewoonte maken van de verkoop van goederen dan wel het verlenen van diensten zonder dat deze werden geleverd, gelet op het aantal aangevers – en de door hen beschreven modus operandi –, binnen een tijdsbestek van ruim 7 maanden.
-
Door middel van een geautomatiseerd werk
Vereist is dat het aanbod van de verkoop via internet tot uitdrukking is gebracht.
Uit de aangiftes blijkt dat aangevers op advertenties op online handelssites hebben gereageerd en dat er gebruik is gemaakt van e-mail, WhatsApp dan wel de chatfunctie op [Namen van websites] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
-
Verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling
Vast is komen te staan dat in de advertenties goederen (hoofdzakelijk stelconplaten) en diensten (transport van de goederen) werden aangeboden tegen betaling. Met de aangevers zijn steeds prijzen en aanbetalingen overeengekomen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
-
Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
Het oogmerk van de verkoper moet bij het verkopen van de goederen of diensten erop gericht zijn niet of niet volledig te leveren en zichzelf of een ander de beschikking te verzekeren over de betaling. Op basis van de bewijsmiddelen is voldoende komen vast te staan dat het nooit de intentie is geweest om de goederen en de diensten te leveren. Dit blijkt onder meer uit de tevergeefse pogingen van de aangevers om de goederen dan wel diensten geleverd te krijgen, waarna niet is geleverd. Daarbij is uit het onderzoek op geen enkele manier naar voren gekomen dat verdachte daadwerkelijk een begin heeft gemaakt om de genoemde goederen of diensten te leveren.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude in de ten laste gelegde periode en op de ten laste gelegde plaatsen.
Is er sprake van medeplegen?
De vraag die zich vervolgens voordoet, is of verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. De bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Gelet op de vaststaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de initiatiefnemer is geweest van het plaatsen van de advertenties en als initiator en intellectuele dader kan worden gezien. [Naam 2] en [Naam 3] hebben in opdracht van verdachte onder meer advertenties geplaatst, e-mailadressen aangemaakt en bankrekeningen geopend. Verder hebben zij ontvangen gelden van aangevers naar de bankrekeningnummers van verdachte gestort. Het contact met de aangevers is door verdachte onderhouden.
Op basis hiervan valt een taakverdeling vast te stellen en is er gelet op die taakverdeling sprake van een nauwe een bewuste samenwerking tussen verdachte, [Naam 2] en [Naam 3] . De samenwerking is intensief geweest, waarbij zij gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan de delictshandelingen en de bijdrage van zowel verdachte als [Naam 2] en [Naam 3] aan het delict is van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van medeplegen.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat er op basis van het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen en zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
Is er sprake van witwassen?
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen, is vereist dat een goed – in dit geval geld (in totaal minimaal € 95.000,00) – van misdrijf afkomstig is, dat verdachte dat wist en dat verdachte met het goed witwashandelingen heeft verricht.
Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen, kan worden bewezen dat het geld afkomstig is uit online handelsfraude en – omdat de online handelsfraude is gepleegd door verdachte – dat verdachte dat ook wist. Dit betekent dat voor verdachte sprake is van geld dat afkomstig is uit een door hemzelf gepleegd misdrijf (eigen misdrijf).
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht ‘om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen’. Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het geld in dit geval niet slechts heeft verworven en voorhanden heeft gehad, maar dat verdachte daarmee ook (andere) witwashandelingen heeft verricht. Zo is er onder meer meermalen geld – afkomstig van aangevers – overgeboekt van door [Naam 2] en [Naam 3] aangemaakte rekeningen naar de rekeningen van verdachte en stort verdachte een groot deel van de bedragen door. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte de ontvangen gelden vrijwel direct uitgeeft of afschrijft, onder meer ten behoeve van de huur van zijn woning. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte het geld heeft overgedragen en heeft omgezet en dat dit kan worden gekwalificeerd als witwassen. Dat het geld is verhuld, kan bewezen worden verklaard.
Gelet op de bewijsmiddelen en de onder feit 1 omschreven taakverdeling tussen verdachte, [Naam 2] en [Naam 3] , is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het witwassen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en zij acht daarom het medeplegen van dit feit wettig en overtuigend bewezen.