ECLI:NL:RBZWB:2022:3337

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
02-700238-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van TBS met verpleging van overheidswege bij illegale vreemdeling

Op 21 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van een betrokkene die ter beschikking was gesteld (TBS) en in een TBS-kliniek verbleef. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS-maatregel met een jaar afgewezen en heeft in plaats daarvan de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene, geboren in 1985 en thans verblijvende in de TBS-kliniek CTP Veldzicht, geen klinische behandeling meer nodig had en dat het recidiverisico laag was. De rechtbank wees op de impasse die was ontstaan door de vreemdelingenrechtelijke status van de betrokkene, die geen recht had op zorg of verblijf in Nederland, en de weigering van Suriname om gedwongen uitzettingen te accepteren. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de TBS-maatregel in strijd zou zijn met de artikelen 5 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank formuleerde zelf voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, waaronder reclasseringstoezicht en de verplichting voor de betrokkene om mee te werken aan een intakeprocedure voor een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA). De beslissing is genomen in het belang van de betrokkene en om een mensenrechtenschending te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-700238-17
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 21 juni 2022
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[Betrokkene]
geboren op [Geboortedag] 1985 te [Geboorteplaats- en Land]
thans verblijvende in de TBS-kliniek CTP Veldzicht,7707 AT Balkbrug, Ommerweg 67,
(hierna: betrokkene).

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de tussenbeslissing van deze rechtbank van 3 maart 2022;
- het rapport van de reclassering van 10 mei 2022.

2.Tussenbeslissing

Na de zitting van 17 februari 2022 heeft de rechtbank bij tussenbeslissing van 3 maart 2022 overwogen - kort samengevat - dat gelet op de conclusies en adviezen van de deskundigen psycholoog [Naam 1] en psychiater [Naam 2] een voorwaardelijke beëindiging van de TBS recht zou doen aan de situatie van betrokkene. Omdat de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht achtte om voorwaarden te formuleren, heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de officier van justitie verzocht om de reclassering opdracht te geven een rapport uit te brengen met mogelijke voorwaarden voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering heeft vervolgens op 10 mei 2022 een rapport opgesteld.
De reclassering heeft hierin gesteld dat Suriname geen gedwongen uitzettingen accepteert, maar dat betrokkene wel op vrijwillige basis kan terugkeren naar Suriname. Zij wil echter niet terug naar Suriname, omdat zij daar - afgezien van één broer - geen sociaal netwerk, geen baan en geen bestaanszekerheid heeft. Bovendien wil ze in Nederland blijven omdat haar dochter hier woont.
Betrokkene zou in theorie naar een FPA overgeplaatst kunnen worden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, maar de Dienst Individuele Zaken (DIZ) wil haar niet verwijzen omdat er geen financiën beschikbaar zijn om dit uit te voeren. CTP Veldzicht heeft een verzoek aan DIZ gedaan om tot een zorgconferentie te komen, maar ook dat heeft DIZ geweigerd, omdat zij niets voor betrokkene kan betekenen zolang zij ongewenst vreemdeling is. Zij heeft vanwege haar vreemdelingenrechtelijke status geen recht op zorg of verblijf in Nederland.
De enige mogelijkheid voor betrokkene is in dat geval een verblijf op de longcare-afdeling van de Pompekliniek in Nijmegen. Dit is een afdeling voor ongewenst verklaarde vreemdelingen die niet kunnen of willen terugkeren naar het land van herkomst, met beveiligingsniveau 4. Mocht de rechtbank de TBS-maatregel met een jaar verlengen dan zal betrokkene in dat jaar gemotiveerd moeten worden om terug te keren naar Suriname. De reclassering adviseert om de verpleging niet voorwaardelijk te beëindigen omdat hieraan risico’s zijn verbonden. De gebruikelijke verlofstappen worden in dat geval immers overgeslagen. Zij heeft nog niet kunnen oefenen zonder begeleiding met vrijheden en verloven en buiten het beveiligde terrein van de kliniek.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.

4.Zitting 24 mei 2022

Tijdens het vervolgonderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 24 mei 2022 is de officier van justitie gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo.
Voorts is op de zitting van 24 mei 2022 deskundige [Naam 3] (Reclassering Nederland) gehoord.
4.1
Het standpunt van de reclassering ter zitting
Ter zitting van 24 mei 2022 heeft reclasseringswerker [Naam 3] verklaard dat betrokkene klaar is in CTP Veldzicht en dat ze theoretisch in een FPA geplaatst kan worden, ware het niet dat DIZ haar niet wil verwijzen. Verder is het snel afschalen van het beveiligingsniveau lastig. Voorwaardelijke beëindiging wordt niet geadviseerd enkel vanwege de vreemdelingenrechtelijke status van betrokkene.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is ter zitting van 24 mei 2022 bij de vordering de tbs met een jaar te verlengen gebleven, gelet op het advies van de kliniek en de reclassering. Hij vindt het te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, omdat de verlofstappen nog niet zijn doorlopen en nog niet is gebleken hoe betrokkene functioneert buiten de TBS-setting. Dat houdt een risico in, mede indachtig de ernst van het indexdelict.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zitting van 24 mei 2022 primair verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, om de reclassering opnieuw te laten rapporteren. De reclassering heeft immers in haar rapport van 10 mei 2022 geen mogelijke voorwaarden geformuleerd die bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging zouden kunnen worden gesteld, zoals de rechtbank had verzocht. Er is slechts gerapporteerd dat de uitvoering van mogelijke voorwaarden op problemen stuit, maar het is niet aan de reclassering daarover te beslissen of rapporteren.
Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht de verpleging voorwaardelijk te beëindigen en zelf voorwaarden te formuleren. De verdediging kan proberen ervoor te zorgen dat de opgelegde voorwaarden gefinancierd en uitgevoerd worden. Zolang de TBS-maatregel loopt is betrokkene niet uitzetbaar.

5.Het oordeel van de rechtbank

Toetsingskader voor verlenging van de TBS-maatregel
De termijn van de terbeschikkingstelling kan telkens worden verlengd, wanneer de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen die verlenging eist. Om te beoordelen of die veiligheid in het geding is heeft de rechtbank de adviezen van de kliniek en de externe gedragsdeskundigen [Naam 2] en [Naam 1] tot haar beschikking. De kliniek enerzijds en de externe gedragsdeskundigen anderzijds denken verschillend over de actuele diagnose. In de tussenbeslissing van 3 maart 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat zij uitgaat van de conclusies en adviezen van de externe gedragsdeskundigen, die inhouden dat op dit moment geen sprake is van een (persoonlijkheids)stoornis en dat het recidiverisico laag is. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen in gevaar is als de TBS-maatregel zou worden beëindigd, zodat beëindiging van de maatregel in de rede zou liggen. De TBS-maatregel kan echter niet zonder voorafgaande voorwaardelijke beëindiging van de verpleging beëindigd worden.
Impasse
Vanwege het indexdelict is de verblijfsvergunning van betrokkene ingetrokken en is aan haar een inreisverbod voor de duur van 10 jaar opgelegd. De bestuursrechtelijke procedure aangaande deze vreemdelingenrechtelijke status is afgerond en het inreisverbod is in stand gebleven.
Dit heeft tot gevolg dat het reguliere verloftraject tijdens de TBS-maatregel niet kan worden doorlopen, omdat volgens de Verlofregeling TBS geen verlof kan worden verleend tijdens de verpleging van overheidswege. Volgens de kliniek is betrokkene behandelinhoudelijk toe aan verlof en stapsgewijs resocialiseren, maar een verdergaand verlof dan begeleid verlof kan niet worden verleend. Uit de rapportage en toelichting van de deskundigen, blijkt dat betrokkene inmiddels verder in het resocialisatietraject had kunnen zitten dan nu vanwege haar vreemdelingenrechtelijke status mogelijk is. Volgens de reclassering is in de huidige situatie de enige optie plaatsing op een longcare-afdeling.
Tegelijkertijd lijkt een terugkeer naar Suriname onmogelijk. Betrokkene wil niet vrijwillig terugkeren en blijkens de rapporten van de kliniek en de reclassering werkt Suriname niet mee aan gedwongen uitzettingen naar dat land.
Het voorgaande leidt ertoe dat betrokkene in de kliniek moet verblijven terwijl zij, vanwege het ontbreken van een stoornis, geen klinische behandeling of verzorging nodig heeft en nauwelijks enige vorm van verlof of vrijheid kan hebben. Ook is het recidivegevaar laag en eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen geen verlenging van de maatregel.
Dit kan een uitzichtloze situatie worden genoemd, waarbij ongewijzigde voortzetting van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege in strijd komt met de artikelen 5 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze verdragsbepalingen dwingen er toe dat betrokkene een zoveel mogelijk gelijkwaardige behandeling en resocialisatie krijgt als een terbeschikkinggestelde eigen onderdaan of een terbeschikkinggestelde vreemdeling met een verblijfsstatus.
Om een schending van deze mensenrechten te voorkomen zal er op enige manier een einde moeten komen aan de thans bestaande situatie.
Mogelijkheden
Een door de kliniek te organiseren zorgconferentie had kunnen leiden tot een einde aan de impasse. Uit het reclasseringsrapport is echter naar voren gekomen dat DIZ niet wilde meewerken aan een dergelijke zorgconferentie, waarna deze conferentie kennelijk niet meer is georganiseerd.
Het advies van de reclassering om betrokkene te plaatsen op de longcare-afdeling van de Pompekliniek in Nijmegen zal de rechtbank niet volgen. Allereerst omdat betrokkene vanwege het ontbreken van een stoornis geen behandeling meer nodig heeft en het daar geldende beveiligingsniveau niet passend is. Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke plaatsing een inbreuk op de artikelen 5 en 14 EVRM zal opleveren, gelet op het regime en het doel van een longcare-afdeling.
Een verlenging van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege in CTP Veldzicht, zoals door de officier van justitie is gevorderd, zou een schending van de artikelen 5 en 14 EVRM tot gevolg hebben, en geen oplossing bieden voor de ontstane uitzichtloze situatie.
Omdat betrokkene niet vrijwillig naar Suriname wil vertrekken en Suriname niet meewerkt aan gedwongen uitzettingen zal de mogelijkheid genoemd in artikel 6:6:10b van het Wetboek van Strafvordering evenmin een oplossing kunnen bieden, nu de terugkeer naar Suriname niet geëffectueerd zal worden en de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege daardoor niet beëindigd zal worden.
Gelet op het voorgaande en op haar overwegingen in de tussenbeslissing van 3 maart 2022 is de rechtbank van oordeel dat ter voorkoming van een schending van de genoemde EVRM-bepalingen een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging is aangewezen en ook verantwoord is onder daaraan te verbinden voorwaarden.
Anders dan de reclassering, de kliniek en kennelijk ook DIZ menen, kan de vreemdelingenrechtelijke status van de terbeschikkinggestelde niet in de weg staan aan het toekennen van de bewegingsvrijheden en de faciliteiten die nodig zijn om invulling te geven aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden, als hoger beroepsinstantie in TBS-zaken, is helder op dit punt. Met verwijzing naar jurisprudentie van het gerechtshof heeft de rechtbank de reclassering in haar tussenbeslissing verzocht mogelijke voorwaarden te formuleren die in het kader van een voorwaardelijke beëindiging zouden kunnen worden gesteld. Desondanks is het onderzoek naar mogelijke voorwaarden blijven steken op de vraag hoe eventuele voorwaarden gefinancierd zouden moeten worden. Daarmee is niet aan het verzoek van de rechtbank voldaan. Daar waar een potentiële mensenrechtenschending aan de orde is kan naar het oordeel van de rechtbank een financieringskwestie niet de oorzaak worden gemaakt van het ontstaan van die schending.
Nu door de reclassering geen mogelijke voorwaarden zijn geformuleerd die gesteld kunnen worden in geval van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, zal de rechtbank zelf voorwaarden formuleren. De rechtbank ziet geen aanleiding om de reclassering nogmaals opdracht te geven hierover te rapporteren en zal daarom het primaire verzoek van de raadsman afwijzen.
Omdat betrokkene nog maar weinig stappen heeft kunnen zetten in haar resocialisatie acht de rechtbank het onwenselijk dat zij meteen vanuit de kliniek terugkeert naar de maatschappij. Een tussenstap waarin resocialisatie verder vorm kan krijgen is daarom van belang. Psychiater [Naam 2] en de kliniek hebben gesproken over plaatsing op een FPA als een voor betrokkene passende volgende stap. De rechtbank zal deze plaatsing daarom als voorwaarde stellen. Binnen die plaatsing kan gekeken worden naar risicomanagement en inbedding in ambulante hulpverlening voor zover dat laatste nog nodig zou zijn. Nu niet is geadviseerd over een mogelijke instelling waar betrokkene in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging zou kunnen verblijven kan de rechtbank deze voorwaarde niet anders preciseren dan dat betrokkene geplaatst dient te worden op een FPA.
Verder zal de rechtbank reclasseringstoezicht als voorwaarde bepalen en de reclassering opdracht geven aan betrokkene bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. De rechtbank gaat ervan uit dat de reclassering aan deze opdracht zal voldoen.

6.De toepasselijke wetsartikelen

De beslissing berust op de artikelen 38e van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene met één jaar;
- beëindigt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk;
- verbindt daaraan de volgende voorwaarden:
1) dat betrokkene zich onthoudt van het plegen van strafbare feiten;
2) dat betrokkene zich onder toezicht van de reclassering zal stellen en zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen en meldplicht door of namens deze instelling aan haar te geven;
3) dat betrokkene zal meewerken aan de intakeprocedure en het resocialisatieaanbod van de beoogde FPA waar zij wordt geplaatst, waaronder begrepen het verblijf op de plaats die door of namens de instelling wordt aangewezen en het houden aan alle andere door of namens de instelling gegeven aanwijzingen;
- draagt Reclassering Nederland op hulp en steun te verlenen bij naleving van de voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. A.J. Moggré-Hengst en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2022.