ECLI:NL:RBZWB:2022:3323
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen afwijzing verzoek om vergoeding griffierecht na intrekking beroep tegen RDW
Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had beroep ingesteld tegen een besluit van de RDW van 17 februari 2021, waarin zijn bezwaar tegen de weigering van een vervangende kentekencard en tenaamstellingscode voor een aanhangwagen ongegrond werd verklaard. Na het afgeven van een nieuw kenteken op 16 juli 2021 trok de opposant zijn beroep in, maar verzocht hij wel om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank wees dit verzoek af in haar uitspraak van 8 maart 2022, waarop de opposant verzet aantekende.
De rechtbank overwoog dat zij in de beroepszaak uitspraak had gedaan zonder zitting, wat mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De opposant voerde aan dat de RDW een fout had erkend en dat het griffierecht aan hem moest worden terugbetaald. De verzetrechter oordeelde echter dat het verzet niet gericht was op de afwijzing van de proceskosten, maar enkel op het griffierecht. De rechtbank bevestigde dat de wetgever geen beroep op de bestuursrechter mogelijk maakt in gevallen waarin het bestuursorgaan het griffierecht niet vergoedt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De beslissing werd genomen door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier W.J.C. Goorden, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.