ECLI:NL:RBZWB:2022:3308
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking wapenverlof en jachtakte; proceskostenveroordeling na intrekking beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De verzoeker had in eerste instantie een wapenverlof en jachtakte, welke door de korpschef op 18 maart 2020 zijn ingetrokken. Na een administratief beroep dat door de Staatssecretaris op 3 november 2020 ongegrond werd verklaard, heeft de verzoeker beroep ingesteld. Op 13 april 2022 heeft de Staatssecretaris het eerdere besluit ingetrokken en het administratief beroep gegrond verklaard. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De Staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Daarnaast heeft de rechtbank de Staatssecretaris erop gewezen dat deze op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 354,- te vergoeden. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.