ECLI:NL:RBZWB:2022:3306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8200
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verlenging diplomatermijn studiefinanciering door DUO

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de afwijzing van een verzoek tot verlenging van de diplomatermijn voor studiefinanciering. Eiseres, die in augustus 2009 begon met een MBO-opleiding Verpleegkunde, had een prestatiebeurs ontvangen die omgezet zou worden in een gift indien zij haar diploma binnen tien jaar zou behalen. Echter, door persoonlijke en medische omstandigheden, waaronder hartfalen, kon zij haar opleiding niet binnen de gestelde termijn afronden. DUO heeft haar verzoek om verlenging van de diplomatermijn afgewezen, omdat zij van mening was dat eiseres niet tijdig was gestart met haar studie in Nederland en dat de medische omstandigheden niet voldoende waren om de verlenging te rechtvaardigen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar gezondheidsproblemen haar studie in België hebben beïnvloed en dat zij gedwongen was om in Nederland verder te studeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat eiseres niet in staat was om haar studie te volgen door medische omstandigheden na juni 2017. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen en heeft het besluit van DUO vernietigd. DUO is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8200 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, (DUO),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 27 juni 2019 (primair besluit) heeft DUO het verzoek van eiseres om verlenging van de diplomatermijn afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 22 juli 2020 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 27 mei 2021. Hierbij waren eiseres en mr. drs. E.H.A. van den Berg namens DUO aanwezig.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om DUO in de gelegenheid te stellen een arts de in beroep ingediende medische stukken te laten beoordelen.
Op 10 augustus 2021 heeft de medisch adviseur een aanvullend advies opgesteld. DUO heeft in het advies geen aanleiding gezien zijn standpunt te wijzigen.
Bij brief van 26 oktober 2021 heeft eiseres een reactie gestuurd.
Nadat partijen daartoe toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank op 1 april 2022 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is in augustus 2009 met een opleiding in het beroepsonderwijs gestart aan [naam school] te [plaatsnaam] , te weten de MBO-opleiding Verpleegkunde. Zij ontving studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs. Indien zij haar opleiding binnen tien jaar - dus voor 1 augustus 2019 - zou afronden, zou haar prestatiebeurs worden omgezet in een gift.
Eiseres is vervolgens vanaf 2012 met diverse opleidingen op het niveau hoger onderwijs gestart, waaronder de HBO-studies Frans en Social Work en de universitaire studie Romaanse talen en culturen, waarvoor zij geen diploma heeft behaald.
In september 2015 startte eiseres met de opleiding verpleegkundige in België op het niveau hoger onderwijs. In juli 2018 is eiseres overgestapt naar de opleiding Verpleegkundige bij [naam school] in [plaatsnaam] . In juli 2020 heeft eiseres het MBO-diploma Verpleegkundige behaald.
Eiseres heeft studiefinanciering ontvangen over de perioden van augustus 2009 tot en met juli 2010 en van september 2012 tot en met januari 2018.
Op 4 juni 2019 heeft eiseres met een verzoek ‘voorziening beroepsonderwijs bij bijzondere omstandigheden’ een tijdelijke verlenging van de diplomatermijn met twaalf maanden tot en met juli 2020 aangevraagd. Zij heeft aangegeven dat zij studievertraging heeft opgelopen door persoonlijke omstandigheden, waaronder hartfalen en haar gezinssituatie.
Bij het primaire besluit van 27 juni 2019 heeft DUO het verzoek van eiseres afgewezen. Aangegeven is dat bij de start van een prestatiebeurs ook de diplomatermijn start. Dat betekent dat binnen tien jaar het diploma moet worden behaald. Deze termijn eindigt op 31 juli 2019. Eiseres heeft een studieonderbreking gehad en is op 1 augustus 2018 opnieuw gestart met de opleiding Verpleegkundige bij [naam school] te [plaatsnaam] . Door de onderbreking en het aantal jaren dat de huidige opleiding duurt, kan eiseres haar diploma niet binnen de diplomatermijn behalen. DUO geeft aan dat eiseres te laat (opnieuw) is gestart met de studie Verpleegkundige.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. In haar bezwaarschrift van 6 juli 2019 stelt zij dat zij in België in de jaren 2016-2018 een opleiding tot verpleegkundige heeft gevolgd. Het niveau in België van deze opleiding is gelegen tussen een Nederlands diploma MBO en HBO. Vanwege ziekte en spanningen was zij gedwongen de studie weer in Nederland voort te zetten. In België zat eiseres in het 2e leerjaar en werd in Nederland in het 3e leerjaar van de MBO-opleiding tot Verpleegkundige geplaatst. Zelf had zij gehoopt op plaatsing in het 4e leerjaar.
Naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift heeft DUO eiseres op 3 februari 2020 gevraagd toe te lichten waarom zij gedwongen was de opleiding in Nederland voort te zetten. Verder heeft DUO eiseres in de gelegenheid gesteld een verklaring van de behandelend arts in te dienen.
Eiseres heeft op 10 maart 2020 een verklaring van arts [naam arts] overgelegd waarin staat dat er sprake is van een medische omstandigheid in de periode van september 2016 tot juni 2017 (10 maanden totaal).
Bestreden besluit
2. In het bestreden besluit heeft DUO aangegeven dat eiseres niet heeft gereageerd op de vraag toe te lichten waarom zij werd gedwongen de opleiding die zij in België was gestart in Nederland voort te zetten. Verder blijkt uit de verklaring van arts [naam arts] dat sprake was van een tijdelijke medische omstandigheid in de periode van september 2016 tot en met juni 2017. De overstap van België naar [naam school] [plaatsnaam] heeft echter pas in juli 2018 plaatsgevonden. Nu eiseres niets heeft verklaard over de medische noodzakelijkheid van haar overstap naar [naam school] [plaatsnaam] en de medische omstandigheid heeft plaatsgevonden in de periode september 2016 - juni 2017 kan dit niet leiden tot verlenging van de diplomatermijn.
Standpunt eiseres
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij vanwege haar gezondheid haar opleiding niet in België heeft kunnen voltooien en gedwongen was haar opleiding in Nederland voort te zetten. Doordat zij in Nederland een jaar lager werd geplaatst dan zij verwachtte (omdat de opleiding in België van hoger niveau is), heeft zij haar diploma een jaar later gehaald dan gepland en de diplomatermijn met één jaar overschreden.
Vanaf schooljaar 2016-2017 ontdekte zij dat er iets met haar gezondheid aan de hand was. Zij kreeg last van hartkloppingen, pijn op de borst, benauwdheid en vermoeidheid tijdens inspanning. Zij is door haar huisarts in 2016-2017 naar de cardioloog verwezen. Er bleek sprake van een lekkage van de hartklep aan de linkerkant. Eiseres kreeg medicatie voorgeschreven.
Eiseres had de opleiding in België af willen ronden, omdat die qua niveau hoger is dan de opleiding in Nederland. Echter, haar gezondheidsklachten werden zo ernstig dat zij terug diende te keren naar Nederland. Zij diende in een omgeving te zijn waar zij wat minder (in)gespannen zou worden. In België diende zij nog één studiejaar te volgen voordat zij een diploma kon halen. In Nederland is eiseres echter ingedeeld in het derde studiejaar, waarna zij nog een jaar studie zou moeten volgen. Eiseres kreeg geen vrijstellingen van de examencommissie in [plaatsnaam] .
Volgens eiseres voldoet zij aan de voorwaarden voor verlenging van de diplomatermijn. Eiseres meent dat hart- en vaatziekten niet van tijdelijke aard zijn. Zij heeft nog steeds veel last van hartfalen bij inspanning en emoties.
Wettelijk kader
4. De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
5. Vast staat dat eiseres op 1 augustus 2009 is begonnen met een MBO-studie en in aanmerking kwam voor studiefinanciering. De termijn waarbinnen zij een diploma diende te behalen eindigde op 31 juli 2019. Niet in geschil is dat eiseres niet binnen deze gestelde diplomatermijn een diploma heeft behaald.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of eiseres vanwege bijzondere omstandigheden in aanmerking komt voor verlenging van de diplomatermijn.
Verlenging diplomatermijn
6. Op grond van artikel 4.14, eerste lid, van de Wsf 2000 wordt, indien een deelnemer als direct gevolg van een bijzondere omstandigheid van tijdelijke aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 te behalen, deze termijn verlengd met de duur van die bijzondere omstandigheid.
In artikel 4.14, vijfde lid, van de Wsf 2000 is aangegeven dat de bijzondere omstandigheden uitsluitend kunnen worden aangetoond door een gedagtekende verklaring van een arts en de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven.
7. Eiseres heeft een verzoek om verlening van de diplomatermijn met 12 maanden ingediend wegens bijzondere omstandigheden. Eiseres stelt dat de reden voor de vertraging is gelegen in het feit zij vanwege lichamelijke oorzaken gedwongen was de studie in België af te breken en in augustus 2018 in Nederland op MBO-niveau voort te zetten. Zij werd echter in een lager leerjaar geplaatst, waardoor zij in plaats van één nog twee studiejaren te gaan had. Dit is de reden dat zij haar diploma niet binnen de diplomatermijn kon halen. Uiteindelijk heeft zij in juli 2020 in Nederland het MBO-diploma Verpleegkundige behaald.
Periode september 2016 – juni 2017
8. Eiseres heeft op 10 maart 2020 een verklaring van arts [naam arts] ingediend. Deze arts stelt dat er sprake is geweest van een medische omstandigheid in de periode september 2016-juni 2017.
Uit deze stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat eiseres gedurende deze periode vanwege bijzondere medische omstandigheden niet in staat was haar studie te volgen. DUO gaat hier ook vanuit en dit is verder ook niet in geschil.
Periode na juni 2017
9.1
In geschil is of eiseres na juni 2017 nog voldoende tijd had om haar studie af te ronden met een diploma. Volgens DUO had eiseres nog voldoende tijd en was haar overstap naar Nederland, waardoor zij de diplomatermijn niet heeft gehaald, niet vanwege medische redenen noodzakelijk. Eiseres stelt dat zij vanwege hartfalen de studie niet in België kon voltooien, omdat ze teveel last had van lichamelijke klachten, zoals hartkloppingen, pijn op de borst, benauwdheid en vermoeidheid. Ter zitting heeft zij toegelicht dat dit onder meer werd veroorzaakt door het lopen van en naar de bushalte en naar school (van bushalte naar school was 2 km) en doordat zij op school geen gebruik mocht maken van de lift. Bij [naam school] [plaatsnaam] hoefde zij niet zo ver te reizen en te lopen en kon zij gebruik maken van de lift, waardoor zij hier wel goed haar lessen kon volgen. De rechtbank en de gemachtigde van DUO hebben ter zitting geconstateerd dat eiseres erg kortademig was toen zij de trap naar de zittingszaal op de eerste etage van het gerechtsgebouw had genomen.
9.2
Ter zitting heeft de gemachtigde van DUO aangegeven bereid te zijn nader onderzoek te laten verrichten naar de medische situatie van eiseres in de periode na juni 2017. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst om een arts de stukken nader te laten bekijken. DUO heeft medisch adviseur [naam adviseur] om advies gevraagd. De medisch adviseur heeft het dossier van eiseres bestudeerd en medische informatie van huisarts [naam huisarts] ontvangen.
Medische rapportage in beroep
10.1
Medisch adviseur [naam adviseur] heeft in zijn rapportage van 10 augustus 2021 aangegeven dat eiseres in 2017 uitgebreid cardiologisch is geëvalueerd en geconcludeerd werd dat geen sprake was van structureel hartlijden. Onderzoek toonde geen relevante bevindingen van betekenis aan. In 2019 werd een inspanningsonderzoek verricht, waarbij geen afwijkingen werden geconstateerd. Daarna heeft geen aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Er kan op basis van de ter beschikking staande gegevens geen onvermogen tot het volgen van onderwijs worden onderbouwd.
De medisch adviseur concludeert dat geen sprake is van een tijdelijke of structurele medische omstandigheid waardoor eiseres niet in staat is geweest om binnen de diplomatermijn een afsluitend diploma te behalen of op grond waarvan de diplomatermijn kan worden verlengd. Verder stelt de medisch adviseur dat geen sprake is van een bijzondere medische omstandigheid op grond waarvan gesteld kan worden dat het eventueel te laat starten van de opleiding een gevolg is van een medische omstandigheid.
10.2
Eiseres heeft in reactie op de rapportage van de medisch adviseur aangegeven dat de medisch adviseur ten onrechte niet in zijn rapportage heeft opgenomen dat in 2017 bij een echo een geringe mitralisklepinsufficiëntie is aangetoond en dat de inspanningstest niet tot het einde is uitgevoerd vanwege vermoeidheidsklachten. Verder wijst eiseres erop dat zij van de cardioloog medicatie kreeg voorgeschreven die bestemd is voor behandeling van een beklemmend pijnlijk gevoel op de borst ten gevolge van zuurstoftekort in de hartspier.
10.3
De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een medisch adviseur, in het algemeen op dat advies mag afgaan, op voorwaarde dat is gebleken dat dit advies volledig is, geen tegenstrijdigheden bevat en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van de betrokkene om medische stukken in te dienen die aan het medisch advies doen twijfelen.
De rechtbank stelt vast dat uit de door de huisarts aan de medisch adviseur op 21 juli 2021 verstrekte informatie inderdaad volgt, zoals door eiseres aangegeven, dat op een echo, gemaakt door de cardioloog, van een geringe mitralisklepinsufficiëntie is gebleken. Ook is vermeld dat geen sprake is van structureel hartlijden en dat geen ritmestoornissen of ischemie werden gezien. De huisarts maakt tevens melding van het feit dat de cardioloog in het verleden amlodipine heeft voorgeschreven, maar dat eiseres hier zelf mee is gestopt. Het medicijn Nifedipine, dat aan eiseres is voorgeschreven op 22 januari 2019 en waarvan eiseres een kopie van de verpakking en bijsluiter in het geding heeft gebracht, wordt niet in het overzicht van de huisarts genoemd. In de bijsluiter leest de rechtbank dat dit medicijn wordt gebruikt bij de behandeling van een beklemmend pijnlijk gevoel op de borst ten gevolge van zuurstoftekort in de hartspier.
De rechtbank constateert dat in de rapportage van [naam adviseur] niet is opgenomen dat er sprake is van een (geringe) mitralisklepinsufficiëntie. Het is de rechtbank dan ook niet duidelijk geworden wat deze diagnose inhoudt en wat de gevolgen daarvan (kunnen) zijn, behalve dat het niet valt in de categorie ‘structureel hartlijden’. Evenmin wordt het aan eiseres voorgeschreven medicijn Nifedipine door [naam adviseur] aangehaald of beschreven. Het is de rechtbank dan ook niet duidelijk geworden waarom eiseres dit medicijn slikt. In de bijsluiter staat dat dit medicijn wordt gebruikt bij de behandeling van een beklemmend pijnlijk gevoel op de borst ten gevolge van zuurstoftekort in de hartspier. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden óf bij eiseres sprake is van een zuurstoftekort in de hartspier en wat de gevolgen daarvan dan zouden (kunnen) zijn. Evenmin heeft de rechtbank antwoord gekregen op de vraag of het standpunt van eiseres dat de door haar ervaren lichamelijke klachten door de mitralisklepinsufficiëntie en het reizen naar de school in België, het lopen van 2 km van de bushalte naar school en het geen gebruik kunnen maken van de lift het noodzakelijk maakten dat zij haar opleiding op een school dichter bij thuis afmaakte. In dat geval kan haar naar het oordeel van de rechtbank wellicht niet worden verweten dat zij een jaar lager is geplaatst dan zij verwachtte en zij daardoor de diplomatermijn met één jaar heeft overschreden.
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat het advies van de medisch adviseur niet volledig is en teveel onduidelijkheden en vragen openlaat Door het ontbreken van de diagnose (geringe) mitralisklepinsufficiëntie in het rapport en van een uitleg van de mogelijke gevolgen daarvan en het onbesproken laten van de aan eiseres voorgeschreven medicatie, is het advies niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen.
Conclusie
10.4
Het vorenstaande in overweging nemende, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en DUO zich niet in redelijkheid op basis van deze motivering heeft kunnen beslissen dat er geen sprake is geweest van een tijdelijke of structurele medische omstandigheid, waardoor eiseres niet in staat is geweest om binnen de diplomatermijn een afsluitend diploma te behalen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een bestuurlijke lus omdat DUO in beroep reeds in de gelegenheid is geweest om zijn standpunt door een arts nader te laten onderbouwen.
Griffierecht en proceskosten
11. 1 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet DUO aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
11. 2 Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt DUO op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Wettelijk kader

Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Artikel 4.7, eerste lid, van de Wsf 2000:
Prestatiebeurs beroepsonderwijs wordt voor een opleiding niveau 3 of 4 binnen en buiten Nederland tezamen gedurende ten hoogste 4 jaren verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, met dien verstande dat de aanvullende beurs in de eerste 12 maanden waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat wordt verstrekt in de vorm van een gift.
Artikel 4.9 van de Wsf 2000:
De diplomatermijn beroepsonderwijs is een periode van 10 jaren. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst prestatiebeurs beroepsonderwijs is toegekend.
Artikel 4.10 van de Wsf 2000:
1. Indien een MBO-student binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de aan hem ingevolge artikel 4.7, eerste lid, toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.
2. Indien een MBO-student binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs het afsluitend examen van een specialistenopleiding met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de aan hem ingevolge artikel 4.7, tweede lid, toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.
3. Indien een MBO-student binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de resterende periode van zijn prestatiebeurs beroepsonderwijs verstrekt in de vorm van een gift indien hij een andere opleiding niveau 3 of 4 aanvangt.
4. Met een afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 of een afsluitend examen van een specialistenopleiding wordt gelijkgesteld het afsluitend examen van een opleiding in het hoger onderwijs.
5. Omzetting vindt plaats uiterlijk per 1 januari volgend op het kalenderjaar waarin Onze Minister heeft vastgesteld dat een MBO-student heeft voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 4.14 van de Wsf 2000:

1. Indien een MBO-student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 te behalen, wordt deze termijn verlengd met de duur van die bijzondere omstandigheden.
2. Indien een MBO-student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 te behalen, wordt deze termijn, op aanvraag, verlengd met 5 jaren. Onder bijzondere omstandigheden van structurele aard kunnen in ieder geval worden verstaan functiebeperking of chronische ziekte.
3. Indien een MBO-student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs of binnen de, op grond van het tweede lid, verlengde diplomatermijn beroepsonderwijs met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 te behalen, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.
4. Indien een MBO-student als direct gevolg van een tijdens de studie verworven handicap, ten gevolge van een zich tijdens de studie verergerende handicap of ten gevolge van een zich tijdens de studie manifesterende chronische ziekte genoodzaakt is een reeds begonnen opleiding te beëindigen, ontvangt de MBO-student bij keuze voor een passender opleiding nieuwe aanspraak op studiefinanciering.
5. Onze Minister stelt op aanvraag van de MBO-student vast of er sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van dit artikel. De bijzondere omstandigheden kunnen uitsluitend worden aangetoond door gedagtekende verklaringen van een arts en de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven. Indien de bijzondere omstandigheden uitsluitend van niet-medische aard zijn, volstaat een gedagtekende verklaring van de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar de MBO-student is ingeschreven.
Artikel 11.5, eerste lid, Wsf 2000:
Onze Minister kan voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.