In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van de gemeente Zundert, bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening begeleiding individueel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres heeft op 4 juli 2019 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 maart 2020, waarin het college haar aanvraag had afgewezen en geen dwangsom had vastgesteld wegens niet tijdig beslissen. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 16 maart 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 11 mei 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de beslistermijn voor het nemen van de beslissing op bezwaar heeft overschreden. Eiseres had het college op 13 januari 2020 in gebreke gesteld, maar het college stelde dat deze ingebrekestelling niet geldig was omdat deze niet via het voorgeschreven formulier was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres er op mocht vertrouwen dat de ingebrekestelling per email aan de vertegenwoordiger van het college kon worden verzonden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van 13 januari 2020 geldig was en dat het college het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het college veroordeeld tot het betalen van het griffierecht en de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.300,-. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus op 16 juni 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.