ECLI:NL:RBZWB:2022:3265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1110
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en de beoordeling van medische beperkingen

Op 15 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.A.F. Haans, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 27 januari 2021 van het UWV, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 10 februari 2022 gehouden, waarbij eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de WIA-uitkering aan eiseres per 28 juli 2020 terecht heeft geweigerd. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV gevolgd, die was gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres had aangevoerd dat haar psychische klachten onvoldoende waren beoordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende medische informatie had verzameld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geschikt was voor haar maatmanfunctie en dat er geen recht op een WIA-uitkering bestond. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1110 WIA

uitspraak van 15 juni 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.A.F. Haans,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 januari 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 februari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft zich vanuit de situatie dat zij een uitkering op grond van de werkloosheidswet (WW) ontving, per 31 juli 2018 ziekgemeld. Voorafgaand aan haar WW-uitkering was zij werkzaam als docent.
Bij besluit van 20 augustus 2020 heeft het UWV geweigerd per 27 juli 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Onder intrekking van het besluit van 20 augustus 2020 heeft het UWV met het besluit van 23 september 2020 (primair besluit) geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 28 juli 2020.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering een WIA-uitkering toe te kennen.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Omvang geschil
2. In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering aan eiseres heeft geweigerd per 28 juli 2020.
Wettelijk kader
3. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Medische beoordeling
4.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.2
De primaire verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres aangewezen is op fysiek vrij licht werk qua tillen en dragen. Er bestaat geen aanleiding om eiseres te beperken voor de rug-, rechterheup- en rechterknieklachten. Daarbij heeft de verzekeringsarts overwogen dat eiseres een chronisch pijnsyndroom heeft ontwikkeld en dat er geen diagnose is gesteld. Uit de medische informatie is niet gebleken van psychische problematiek, zodat geen aanleiding bestaat om eiseres psychisch te beperken. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 augustus 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie bestudeerd. De verzekeringsarts b&b kan zich grotendeels vinden in de vastgestelde FML. Wel ziet de verzekeringsarts b&b aanleiding om, vanwege het medicijngebruik, de FML aan te vullen met een beperking op verhoogd persoonlijk risico en beroepsmatig autorijden. Er bestaat volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. De aangepaste belastbaarheid is neergelegd in de FML van 16 januari 2020.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat onvoldoende is beoordeeld hoe de persoonlijkheidsstoornis zich verhoudt tot de FML. Daarbij heeft zij opgemerkt dat zij niet is gezien door een verzekeringsarts. Eiseres heeft gesteld dat er een patroon zichtbaar is, waarbij zij steeds weer uitvalt op basis van de sinds 2003 bestaande klachten. Er is sprake van een aanpassingsstoornis met kenmerken van een depressieve periode als gevolg van de huidige situatie. Al in 2007 werd deze diagnose gesteld en eiseres is ook diverse keren onder behandeling geweest. Haar psychische klachten zijn onvoldoende beoordeeld en onderzocht. Eiseres is van mening niet geschikt te zijn voor de maatmanfunctie. Eiseres heeft verzocht om een deskundige te benoemen.
Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres medische informatie en een eigen verklaring overgelegd. Ook heeft zij verwezen naar twee rapportages van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] .
4.4
Mede gelet op wat ter zitting is besproken, begrijpt de rechtbank dat eiseres zich op het standpunt stelt dat sprake is van een onderzoeksgebrek, doordat zij niet is gezien door een verzekeringsarts.
Niet in geschil is dat eiseres in het primaire proces beoordeeld is door een verzekeringsarts. Uit de rapportage van de verzekeringsarts blijkt dat vanwege covid-19 het onderzoek telefonisch plaatsgevonden. Eiseres heeft tijdens het telefoongesprek (van ongeveer 60 minuten) geen melding gemaakt van psychische klachten. Van belang is verder dat de verzekeringsarts bij zijn beoordeling de beschikking heeft gehad over voldoende medische informatie over de lichamelijke klachten van eiseres. Uit deze informatie blijkt dat er bij eiseres, buiten enige degeneratieve afwijkingen, geen afwijkingen zijn gevonden. Mede gelet op deze onderzoeksbevindingen is de rechtbank van oordeel dat het niet aannemelijk is dat een lichamelijk onderzoek meerwaarde zou hebben gehad. Overigens is de stelling van eiseres dat zij ten onrechte niet is gezien door een verzekeringsarts gelegen in de door haar voor het eerst in de beroepsprocedure naar voren gebrachte psychische beperkingen en niet in haar lichamelijke klachten. De rechtbank is van oordeel dat de primaire verzekeringsarts, mede gelet op de onderzoeksbevindingen, heeft kunnen besluiten eiseres niet in persoon op te roepen voor een spreekuur.
Eiseres heeft ter zitting gesteld dat haar mentale klachten opgemerkt zouden zijn als zij wel gezien was door een verzekeringsarts. Voor zover eiseres van mening was dat zij ten onrechte niet gezien was door een verzekeringsarts, had het UWV dit nog kunnen herstellen in de bezwaarprocedure. Uit het dossier blijkt ook dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om haar bezwaren mondeling toe te lichten tijdens een hoorzitting via beeldbellen. Tijdens de hoorzitting was het mogelijk geweest dat eiseres, desgewenst of op initiatief van de verzekeringsarts b&b, alleen met de verzekeringsarts b&b had kunnen spreken. Eiseres had dan in de beslotenheid van dat gesprek haar psychische klachten naar voren kunnen brengen. Verder is ter zitting namens het UWV onbetwist gesteld dat met de gemachtigde van eiseres destijds is besproken dat ook de mogelijkheid bestond om in persoon te worden gehoord op een hoorzitting, zij het op een later tijdstip vanwege covid-19. Eiseres heeft om haar moverende redenen besloten niet deel te nemen aan een hoorzitting. Dat zij niet is gezien door een verzekeringsarts vloeit dan mede voort uit haar keuze om niet deel te nemen aan een hoorzitting. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook het onderzoek door de verzekeringsarts b&b zorgvuldig is geweest. In het enkele gegeven dat eiseres niet is gezien door een verzekeringsarts ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om te oordelen dat er sprake is van een onderzoeksgebrek.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek ook voor het overige op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de door eiseres gestelde klachten en hebben alle beschikbare medische informatie betrokken bij hun oordeel. Bij het vaststellen van de beperkingen hebben de verzekeringsartsen rekening gehouden met het te objectiveren deel van de door eiseres gepresenteerde klachten. De door eiseres in beroep overgelegde medische informatie geeft de rechtbank geen aanleiding hier anders over te oordelen. De overgelegde informatie heeft immers geen betrekking op de datum in geding. De stelling van eiseres ter zitting dat zij in het kader van de revalidatie ook onder behandeling was bij een psycholoog en dat de behandeling door covid-19 is stilgelegd wordt niet ondersteund door de overgelegde stukken. Ook uit de informatie van de huisarts van 17 augustus 2021 kan niet opgemaakt worden dat eiseres op de datum in geding psychische klachten had. Los van het gegeven dat de vraagstelling die eiseres aan de huisarts heeft gedaan niet is overgelegd, blijkt uit de informatie alleen dat er sprake is van klachten als gevolg van de huidige situatie en dat de situatie met het UWV eiseres heeft gedestabiliseerd. Hieruit volgt dus niet dat er op de datum in geding al sprake was van psychische klachten. Overigens heeft ook de door eiseres in beroep ingeschakelde verzekeringsarts geen melding gemaakt van psychische klachten. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] spreekt immers alleen maar over lichamelijke beperkingen.
4.6
De rechtbank ziet in hetgeen [naam verzekeringsarts] heeft gerapporteerd geen aanleiding om te twijfelen aan de (lichamelijke) belastbaarheid zoals die door de verzekeringsartsen van het UWV zijn aangenomen. Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat [naam verzekeringsarts] alleen opmerkingen heeft gemaakt ten aanzien van de beperkingen in verband met de rug en de knie. Uit zijn rapportage blijkt dat [naam verzekeringsarts] bij het vaststellen van de beperkingen afwijkt van de informatie van de orthopeed. Zo gaat [naam verzekeringsarts] , anders dan de orthopeed, ervan uit dat er sprake is van een anatomisch substraat voor de rugklachten en houdt hij geen rekening met de door de orthopeed aangegeven discrepantie bij de knieklachten. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in zijn stelling dat er geen sprake is van te objectiveren klachten aan de rug en knie, zodat geen aanvullende beperkingen aangenomen hoeven te worden.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank geen aanleiding heeft te twijfelen aan de aan de vastgestelde belastbaarheid. Er bestaat dan ook geen aanleiding om een deskundige om advies te vragen.
4.8
De verzekeringsartsen hebben in hun rapportages een weergave gegeven van de lichamelijke beperkingen van eiseres. Zoals hiervoor overwogen kan de rechtbank de verzekeringsarts b&b volgen in zijn oordeel dat, buiten de beperking vanwege het medicijngebruik, er geen aanvullende beperkingen aangenomen hoeven te worden. Het is de rechtbank wel opgevallen dat een van de in de rapportages vermelde beperkingen (namelijk ten aanzien van dragen) niet in de FML als beperking is opgenomen. Mede gelet op wat hierover ter zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat de in de rapportage opgenomen beperking voor dragen ook opgenomen had moeten worden in de FML. Bij de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML van 16 januari 2020, met als aanvulling een lichte beperking op het aspect dragen.
Arbeidskundige beoordeling
5.1
De arbeidsdeskundige heeft de kenmerkende belasting van het eigen werk van eiseres beschreven. Hoewel eiseres ter zitting de beschrijving van de maatmanfunctie aanvankelijk heeft betwist, heeft eiseres deze grond, na een korte schorsing, weer laten vallen. De rechtbank gaat dan ook uit van de beschrijving zoals deze is opgenomen in de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b. Dit betekent dat het aspect dragen niet als een belastend aspect in de maatmanfunctie kan worden aangemerkt.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de aangepaste FML beoordeeld of de maatmanfunctie geschikt is voor eiseres. De arbeidsdeskundige b&b is van mening dat ook met de aangepaste FML eiseres geschikt is voor de maatmanfunctie.
Het standpunt van eiseres dat zij ongeschikt is om de maatmanfunctie uit te oefenen vloeit uitsluitend voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.7 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. Gelet op de vastgestelde belastbaarheid bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres niet geschikt is om de maatmanfunctie uit te oefenen.
5.2
Omdat eiseres geschikt is voor de maatmanfunctie heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering. Het UWV heeft dan ook op goede gronden geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Proceskosten en griffierecht
6. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskosten-veroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 15 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.