ECLI:NL:RBZWB:2022:3250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
02-034465-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie

Op 10 augustus 2021 zijn in de woning van de verdachte en zijn partner verschillende soorten drugs aangetroffen, waaronder cocaïne, MDMA, amfetamine en hennep, evenals een stroomstootwapen en twee imitatiewapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn partner deze goederen in hun machtssfeer hadden en dat zij wetenschap hadden van de aanwezigheid ervan. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd krijgt, mede gezien de recidive. De verdediging heeft betoogd dat niet alle aangetroffen goederen aan de verdachte kunnen worden toegerekend en heeft om een lagere straf gevraagd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en wapens, wat schadelijk is voor de volksgezondheid. Gezien de omstandigheden en de eerdere veroordeling van de verdachte voor een Opiumwetdelict, heeft de rechtbank besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-034465-22
vonnis van de meervoudige kamer van 16 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
als ingezetene in de basisregistratie personen ingeschreven op het adres [adres] , maar feitelijk zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 juni 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie,
mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een hoeveelheid drugs (te weten cocaïne, MDMA, amfetamine en hennep), twee imitatiepistolen en een stroomstootwapen in bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle tenlastegelegde feiten in vereniging met een ander heeft begaan. Hij baseert zich daarbij met name op de vindplaats van de aangetroffen drugs en (imitatie)wapens, op grond waarvan hij veronderstelt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] wetenschap hadden van de op de tenlastelegging genoemde hoeveelheden drugs en de genoemde wapens en dat zij deze goederen in vereniging voorhanden hebben gehad. Hij verzoekt voor wat betreft de aangetroffen hoeveelheid amfetamine uit te gaan van 60,8 gram en 450 milliliter.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte samen met de medeverdachte de verantwoordelijkheid neemt voor bijna alle goederen die op de tenlastelegging worden genoemd en dat verdachten tegen hem hebben gezegd dat zij beiden wetenschap hadden van de aanwezigheid van die goederen, met uitzondering van de genoemde hoeveelheid vloeibare amfetamine. Van in elk geval 380 milliliter van de amfetamine die in de keuken is aangetroffen, wisten de verdachten volgens de raadsman niets. Dat is daar waarschijnlijk door iemand anders neergezet.
Voor wat betreft een bewezenverklaring van de feiten 2 tot en met 4 en voor wat betreft de overige verdovende middelen van feit 1 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 10 augustus 2021 in de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de in de tenlastelegging onder de feiten 1 tot en met 4 genoemde goederen (drugs en (imitatie)wapens) zijn aangetroffen.
De verdachten hebben zich op hun zwijgrecht beroepen met betrekking tot hun wetenschap over de aanwezigheid van die goederen.
Weliswaar is door de raadsman op zitting naar voren gebracht dat verdachte (en zijn partner) een groot deel van de tenlastegelegde feiten bekennen, maar de rechtbank kan die verklaring van de raadsman niet als een (deels) bekennende verklaring van verdachte voor het bewijs gebruiken.
De op de tenlastelegging genoemde goederen zijn aangetroffen in de keuken en in de slaapkamer van verdachte en zijn partner op plaatsen die vrij toegankelijk zijn.
In het algemeen gaat de rechtbank ervan uit dat personen die in een woning verblijven wetenschap hebben van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in hun machtssfeer bevinden. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Gelet op de plaatsen waar de drugs en de wapens zijn aangetroffen, kan het in dit geval ook niet anders zijn dan dat verdachte en zijn partner daarvan wetenschap moeten hebben gehad en dat beide verdachten feitelijke macht over de verdovende middelen en de wapens konden uitoefenen in de zin dat zij daarover konden beschikken. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten alle wettig en overtuigend zijn bewezen en dat bij alle feiten sprake is van medeplegen.
Dit geldt ook voor de hoeveelheid van 380 milliliter vloeistof bevattende amfetamine. Deze vloeistof zat in twee flesjes, die aangetroffen zijn bovenop de keukenkastjes. De verklaring van de verdachten zoals overgebracht door de raadsman dat die hoeveelheid vloeistof daar door anderen dan verdachten zou zijn neergezet en dat verdachten daar geen wetenschap van hadden, acht de rechtbank zonder nadere onderbouwing en gezien het aantreffen van een grote hoeveelheid andere verdovende middelen, waaronder ook amfetamine in ten minste twee verschillende stadia van bereiding (pastavorm en als zout in water) niet aannemelijk.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 10 augustus 2021 te Wernhout, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 7,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 25 gram van een materiaal bevattende MDMA en 60,89 gram en 450 milliliter van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en MDMA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 10 augustus 2021 te Wernhout, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
- een imitatiewapen/luchtdrukwapen, semiautomatisch pistool merk Glock, model 19, en
- een imitatiewapen/luchtdrukwapen, semiautomatisch pistool, merk Walther, type P99
voorhanden heeft gehad;
3
op 10 augustus 2021 te Wernhout, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 119 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 10 augustus 2021 te Wernhout, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, rekening houdend met het wegens recidive geldende taakstrafverbod, aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie niet alleen de hoeveelheid aangetroffen drugs van belang geacht, maar ook de overige inhoud van het dossier (zoals de informatie die aanleiding is geweest voor de doorzoeking en de aangetroffen administratie), waaruit hij concludeert dat verdachte samen met de medeverdachte in drugs heeft gehandeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt rekening te houden met de verzochte vrijspraak voor een groot deel van de aangetroffen vloeistof die amfetamine bevat. Daarnaast is de raadsman van mening dat handel in drugs niet als vaststaand meegenomen kan worden. Het is ook niet ten laste gelegd. Gelet op de hoeveelheid cocaïne, MDMA en amfetamine en de LOVS-oriëntatiepunten zou dan een taakstraf van 150 uur voor de hand liggen, ook wanneer de aangetroffen hennep zou worden meegenomen. Als rekening zou worden gehouden met een eerdere veroordeling tot een taakstraf voor Opiumwetfeiten van verdachte en dus een taakstrafverbod zou gelden, kan worden vastgesteld dat verdachte twee dagen in voorarrest heeft gezeten. Dat zou als op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden meegenomen, waarbij eventueel een hoger aantal uren taakstraf kan worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een variëteit aan harddrugs, te weten ongeveer 25 gram van een stof bevattende MDMA, 60,89 gram en 450 milliliter van een stof bevattende amfetamine en 7,4 gram van een stof bevattende cocaïne. Ook hadden zij een hoeveelheid van 119 gram hennep voorhanden. Dit zijn voor de volksgezondheid en de individuele gebruikers van deze drugs schadelijke stoffen.
Gelet op de hoeveelheden aangetroffen drugs in combinatie met de hieronder te noemen omstandigheden, kan het niet anders zijn dan dat de drugs bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
Het dossier bevat voldoende aanknopingspunten voor een zogenoemde dealerindicatie. Zo stelt de rechtbank vast dat wijkagent [naam 1] bewoners en bezoekers van het park waar verdachte woont heeft gesproken en dat door [naam 2] is verklaard dat op het park door verdachte werd gedeald in verschillende soorten drugs. Een Poolse bewoner had [naam 1] verteld dat verdachte vanuit (de schuur van) zijn woning verschillende soorten drugs verkocht. Verdachte zou die drugs aan zowel bewoners van het park als aan andere personen verkopen en medeverdachte zou de drugs afwegen. Deze verklaringen waren (mede) de aanleiding om de woning van verdachte te doorzoeken. Tijdens de doorzoeking op 10 augustus 2021 in de woning werden er 15 schriften/notitieboekjes in beslag genomen. In veel van die geschriften stonden namen, bedragen die betaald waren of open stonden, de soort drugs die gekocht was (met een lettercode) en op welke datum dat was geweest.
Daarnaast werd in de slaapkamer van verdachte en zijn partner een Albert Heijn tas aangetroffen met daarin een doos volledig gevuld met lege gripzakjes/sealbags en in de lade van de dressoirkast naast het bed nog een grote stapel lege gripzakjes .
Het verbaast de rechtbank, gelet op de veelheid aan aanwijzingen in het dossier dat door verdachte en de medeverdachte werd gehandeld in drugs, dat deze handel niet ten laste is gelegd.
Daarnaast heeft verdachte samen met de medeverdachte een stroomstootwapen en twee imitatiewapens voorhanden gehad. Het onbevoegd bezit van een stroomstootwapen is in strijd met de wet en is, gelet op de aanmerkelijke risico’s, maatschappelijk onaanvaardbaar. Imitatiewapens zijn geschikt voor afdreiging en kunnen leiden tot, voor potentiële slachtoffers, bedreigende situaties.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 12 december 2017, dus binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de thans begane Opiumwet-feiten, eveneens is veroordeeld voor een Opiumwetdelict en daarvoor toen onder andere een taakstraf opgelegd heeft gekregen, zodat artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht geldt en het opleggen van een taakstraf wordt beperkt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. In deze oriëntatiepunten is het vertrekpunt van een op te leggen straf voor het onder 1 bewezenverklaarde feit (de aanwezigheid van harddrugs, waarbij de rechtbank een hoeveelheid van in totaal 100 tot 150 gram harddrugs als uitgangspunt neemt) 240 uur taakstraf en voor de overige feiten geldboetes tussen de € 400,- en € 550,- voor elk feit.
Nu verdachte binnen de periode van de afgelopen vijf jaar al eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict en daarvoor een taakstraf is opgelegd, de rechtbank een geldboete niet op zijn plaats vindt en bovendien ten aanzien van de drugs sprake is van een dealerindicatie, zal de rechtbank ten nadele van verdachte afwijken van de landelijke oriëntatiepunten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het voorarrest van twee dagen ruim te boven gaat. Zij acht de straf zoals door de officier van justitie gevorderd, namelijk een gevangenisstraf van zes maanden onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van
de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van
de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van
categorie II;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M. Breeman, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 juni 2022.
Mr. Scheltema Beduin en mr. Breeman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.