ECLI:NL:RBZWB:2022:3242

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5146
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake wijziging AOW-pensioen

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, die op 9 februari 2021 een besluit heeft genomen over de wijziging van het AOW-pensioen van eiser naar een AOW-pensioen voor gehuwden of samenwonenden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank overweegt dat voor het indienen van een beroepschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval is het besluit op 9 februari 2021 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 23 maart 2021. Eiser heeft het beroepschrift echter pas op 14 april 2021 op de post gedaan, wat na de termijn is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat het pas op 15 april 2021 door verweerder is ontvangen.

Eiser heeft aangevoerd dat hij zich aanvankelijk had neergelegd bij de beslissing van verweerder, maar door persoonlijke omstandigheden heeft hij besloten om alsnog beroep in te stellen. De rechtbank oordeelt echter dat deze omstandigheden geen verontschuldiging vormen voor de te late indiening van het beroepschrift. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5146

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 9 februari 2021 (het bestreden besluit) inzake het veranderen van eisers pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW-pensioen) naar een AOW-pensioen voor gehuwden of samenwonenden.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 9 februari 2021 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 23 maart 2021.
Eiser heeft het beroepschrift, in de vorm van een bezwaarschrift, met PostNL verstuurd naar verweerder. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 14 april 2021 op de post is gedaan. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het beroepschrift is bij verweerder ontvangen op 15 april 2021. Dat is na afloop van de beroepstermijn. Verweerder heeft het beroepschrift op 18 november 2021 doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 23 november 2021 ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Eiser heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Hij had zich aanvankelijk neergelegd bij de beslissing van verweerder, echter de dagelijkse confrontatie met zijn beperkte financiële bestedingspatroon, die zich liet vertalen in een psychisch neerslachtig persoon, heeft hem doen besluiten alsnog een beroepschrift in te dienen.
Dat eiser zich in eerste instantie had neergelegd bij de beslissing van verweerder en zich later bedacht heeft, vindt de rechtbank geen verontschuldiging voor het te laat indienen van het beroepschrift. Verder is immers niet gebleken dat eiser niet in staat was om tijdig beroep in te dienen.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 13 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.