ECLI:NL:RBZWB:2022:3236

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
02-229099-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor woninginbraak na gebrek aan bewijs

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging plegen van een woninginbraak op 25 augustus 2021 te Werkendam. De verdachte, bijgestaan door raadsman mr. B.J. de Pree, werd vrijgesproken van de tenlastelegging wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Tijdens de zitting op 31 mei 2022 hebben zowel de officier van justitie, mr. L. den Braber, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie verzocht om vrijspraak, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak vast te stellen.

De rechtbank concludeerde dat er op basis van het dossier, inclusief camerabeelden en getuigenverklaringen, geen overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de woninginbraak. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van twee daders, maar de betrokkenheid van de verdachte kon niet worden aangetoond. De rechtbank wees op het tijdsverloop tussen de inbraak en de staandehouding van de verdachte, evenals het feit dat er geen buit in de auto was aangetroffen. Bovendien waren de camerabeelden onvoldoende om de verdachte te identificeren.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de woninginbraak, en sprak hem vrij van het tenlastegelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/229099-21
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
feitelijk verblijvende te [adres 1]
volgens de basisregistratie personen verblijvende te Raadhuisplein 1, 6711 DE Ede
raadsman mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 mei 2022, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 25 augustus 2021 te Werkendam samen met anderen heeft ingebroken in een woning en daar een ring en een armband heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de omstandigheid dat slechts kan worden vastgesteld dat sprake was van twee daders. Daarnaast zat verdachte pas 20 minuten in de auto, wat door medeverdachte [medeverdachte 1] is bevestigd. Uit de overige in het procesdossier aanwezige stukken blijkt ook geen betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. De verdediging stelt dat vrijspraak dient te volgen vanwege gebrek aan wettig bewijs. Subsidiair voert de verdediging aan dat indien de rechtbank wel wettig bewijs ziet, daaruit niet de benodigde overtuiging kan volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op 25 augustus 2021 omstreeks 20.17 uur een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning van [naam] aan de [adres 2] te Werkendam, waarbij aan de achterzijde van de woning braakschade is ontstaan aan het raam. Uit de woning zijn een ring en een armband weggenomen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte – al dan niet als medepleger –
betrokken is geweest bij deze woninginbraak.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast – in het bijzonder gelet op de camerabeelden en de getuigenverklaringen – dat sprake is van twee daders. De betrokkenheid van een derde persoon kan niet worden vastgesteld.
Getuige [getuige 1] werd in de nabije omgeving en rond het tijdstip van de woninginbraak ingehaald door een hard rijdende zwarte KIA met kenteken [kenteken] . Dit kenteken is vervolgens in het ANPR-systeem gezet. Omstreeks 21.47 uur volgt een ANPR-hit op dit kenteken. Nadat het voertuig in Gameren is staande gehouden blijken in het voertuig drie mannen te zitten, te weten medeverdachte [medeverdachte 2] , medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte.
Verdachte ontkent ten stelligste dat hij betrokken is geweest bij de woninginbraak. Hij heeft verklaard dat hij pas 20 minuten in de auto zat.
De rechtbank is van oordeel dat het aantreffen van verdachte in de auto niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat hij betrokken is geweest bij de woninginbraak gelet op het tijdsverloop van ongeveer anderhalf uur tussen het wegrijden uit Werkendam en de staandehouding in Gameren. De reistijd van Werkendam naar Gameren bedraagt namelijk ongeveer een half uur en de rechtbank kan niet vaststellen wat in de tussentijd heeft plaatsgevonden. Bovendien is in de auto ook geen buit aangetroffen.
Ook uit het onderzoek naar de telefoons, de schoensporen en de dactyloscopische sporen blijkt geen betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak.
Tot slot zijn op de beelden van de cameradeurbel van getuige [getuige 2] , zijnde de buurman van aangever, twee mannen te zien. Een van de mannen is door de verbalisanten herkend als medeverdachte [medeverdachte 1] . Ondanks dat verdachte gelijkenissen vertoont met de andere man op de beelden, is de rechtbank van oordeel dat de beelden onvoldoende overtuigend zijn om verdachte daarop te herkennen. Daar komt bij dat verdachte bij zijn staandehouding niet dezelfde kleding droeg als de persoon op de beelden en deze kleding ook niet in de auto is aangetroffen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank kortom van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte zich, al dan niet als medepleger, heeft schuldig gemaakt aan de woninginbraak. De rechtbank zal hem dan ook van dat feit vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juni 2022.