ECLI:NL:RBZWB:2022:3195

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
02/302563-21, 02/220819-21 (ttz.gev.), 02/287679-20 (tul) en 02/812519-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennis van de eerbaarheid, het maken van een afbeelding van seksuele aard, wederspannigheid en het beletten van een ambtshandeling met verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder schennis van de eerbaarheid, het maken van een afbeelding van seksuele aard, wederspannigheid en het beletten van een ambtshandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties, waaronder Tilburg en Breda, zich schuldig heeft gemaakt aan openbare schennis van de eerbaarheid door zich met ontbloot geslachtsdeel te vertonen en zich te masturberen. Daarnaast heeft de verdachte heimelijk een afbeelding van een slachtoffer gemaakt zonder diens toestemming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, waarbij de nadruk ligt op behandeling in het belang van de maatschappij. De rechtbank heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen en bijzondere voorwaarden gewijzigd, waaronder de toevoeging van een klinische opname. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafoplegging. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die slachtoffer zijn geworden van de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/302563-21, 02/220819-21 (ttz.gev.), 02/287679-20 (tul) en
02/812519-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 13 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte] ,
bijgestaan door raadsman mr. M.J. Crombach, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 mei 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de zaken onder de parketnummers 02/302563-21 en 02/220819-21 gevoegd.
Tevens zijn ter zitting aan de orde gekomen de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder parketnummers 02/287679-20 en 02/812519-17 en het beslag.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging onder parketnummer 02/220819-21 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 Sv. De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Parketnummer 02/302563-21
Verdachte wordt – kort en feitelijk weergegeven – verdacht van:
feit 1: openbare schennis van de eerbaarheid op 15 augustus 2021 te Tilburg;
feit 2: het maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon op 27 juli 2021 te Breda;
feit 3: openbare schennis van de eerbaarheid op 28 april 2021 te Dordrecht.
Parketnummer 02/220819-21
Verdachte wordt – kort en feitelijk weergegeven – verdacht van:
feit 1: openbare schennis van de eerbaarheid op 16 augustus 2021 te Tilburg;
feit 2: wederspannigheid op 16 augustus 2021 te Tilburg;
feit 3: het niet voldoen aan een ambtelijk bevel (primair) dan wel het beletten van een ambtshandeling (subsidiair) op 16 augustus 2021 te Tilburg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 02/302563-21.
Ten aanzien van parketnummer 02/220819-21 acht de officier van justitie feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit 3, aangezien verdachte aanvankelijk wel voldeed aan de vordering van de ambtenaar om zijn rijbewijs ter inzage te overhandigen. Verdachte heeft vervolgens zijn rijbewijs uit de handen van de ambtenaar gepakt voordat die ambtenaar van zijn rijbewijs een scan kon maken. Hiermee heeft verdachte de ambtshandeling belet, waardoor er wel tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het subsidiair tenlastegelegde feit 3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/302563-21
De rechtbank acht feit 1, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van de gebezigde bewijsmiddelen. Verdachte heeft deze feiten ter zitting bekend.
Parketnummer 02/220819-21
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit 3. Zij acht feit 1, feit 2 en het subsidiair tenlastegelegde feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van de gebezigde bewijsmiddelen. Verdachte heeft ook deze feiten ter zitting bekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/302563-21
feit 1:op 15 augustus 2021, te Tilburg, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten aan de Schouwburgring, immers heeft hij, verdachte, alstoen aldaar zich met ontbloot geslachtsdeel bevonden en zijn geslachtsdeel vastgepakt en zich gemasturbeerd;
feit 2:op 27 juli 2021 te Breda, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, [benadeelde partij 1] , een afbeelding van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij verdachte, zonder instemming en medeweten van die [benadeelde partij 1] heimelijk zijn telefoon met in werking zijnde camera tussen de benen van die [benadeelde partij 1] geplaatst en op haar geslachtsdelen gericht;
feit 3:op 28 april 2021 te Dordrecht, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten aan de Galileilaan, immers heeft hij, verdachte, alstoen aldaar zich met ontbloot geslachtsdeel bevonden en zijn geslachtsdeel vastgepakt en zich gemasturbeerd.
Parketnummer 02/220819-21
feit 1:op 16 augustus 2021, te Tilburg, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten aan de Stappegoorweg (bij een bushalte), immers heeft hij, verdachte, alstoen aldaar zich met ontbloot geslachtsdeel bevonden en zijn geslachtsdeel vastgepakt en zich gemasturbeerd;
feit 2:op 16 augustus 2021, te Tilburg, zich met geweld heeft verzet tegen hoofdagenten van politie Zeeland – West Brabant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ten tijde van de staande houding van hem, verdachte, op verdenking van het gepleegd hebben van een of meerdere strafbare feiten teneinde hem, verdachte, ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem, verdachte, daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, door (zulks terwijl hij, verdachte, door die ambtenaren is vastgepakt) zijn lichaam te bewegen en met zijn armen te zwaaien en de armen van die ambtenaren vast te pakken en te trachten die armen van het lichaam van hem, verdachte, af te duwen en met kracht te trachten zich van die ambtenaren los te rukken en zich met kracht in een andere richting te bewegen dan de richting waarnaar die ambtenaren hem, verdachte, wilden bewegen;
feit 3, subsidiair:
op 16 augustus 2021 te Tilburg opzettelijk enige handeling, gedaan door hoofdagent [verbalisant 1] , zijnde een ambtenaar belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten het in het kader van de staande houding vaststellen van zijn, verdachtes, identiteit krachtens artikel 52 en/of 27a van het Wetboek van Strafvordering heeft belet, immers heeft hij, verdachte, nadat hij op vordering van deze ambtenaar zijn rijbewijs aan deze ambtenaar had overhandigd, dit rijbewijs uit de handen van die ambtenaar gepakt nog voordat die ambtenaar van dat rijbewijs ter controle een scan heeft kunnen maken met de camera van zijn telefoon.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De rechtbank acht in de onderhavige zaak passend dat, voordat in het vonnis wordt ingegaan op de vraag welke straf dient te volgen op de bewezenverklaarde feiten, eerst de beslissingen van de rechtbank op de vorderingen tenuitvoerlegging uiteen worden gezet.
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/287679-20
Verdachte is op 2 april 2021 door de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor een diefstal met geweld. Hij heeft hiervoor opgelegd gekregen een gevangenisstraf van 150 dagen met aftrek van het voorarrest en waarvan 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk opgelegde strafdeel zijn door de rechtbank, naast de algemene voorwaarde inhoudende het niet plegen van strafbare feiten, tevens de volgende bijzondere voorwaarden verbonden: een meldplicht bij de reclassering en de verplichting tot ambulante behandeling.
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de 55 dagen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af te wijzen. Zij acht het van belang dat de geadviseerde klinische behandeling van verdachte zo snel mogelijk van start gaat. De officier van justitie heeft wel gevorderd om de bijzondere voorwaarden, opgelegd onder het parketnummer 02/287679-20, te wijzigen, in die zin dat daaraan de verplichte opname in een zorginstelling wordt toegevoegd. Tevens heeft de officier van justitie verzocht om de proeftijd te verlengen met één jaar. De raadsman heeft ter zitting verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen aangezien de behandeling dient te prevaleren boven deze tenuitvoerlegging. Hoewel hij een voorwaardelijke taakstraf als stok achter de deur meer passend acht, kan hij zich ook vinden in het voorstel van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Hoewel verdachte destijds is veroordeeld voor een diefstal met geweld, is uit het vonnis van voornoemd parketnummer gebleken dat er ook in die zaak sprake was van seksuele componenten, die gelijkenissen vertonen met de bewezenverklaarde feiten in onderhavige zaak. Een tenuitvoerlegging van de destijds opgelegde straf zou dan ook op zijn plaats zijn. De rechtbank zal daartoe echter niet overgaan gelet op het volgende.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Uit het psychologisch rapport is – kort en samengevat - gebleken dat er bij verdachte sprake is van een voyeurisme stoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een gokstoornis die deels in remissie lijkt. Verdachte raakt vanuit seksuele preoccupatie en vanuit zijn voyeurisme stoornis opgewonden van het heimelijk filmen van nietsvermoedende vrouwen, waarbij hij zich kan bevredigen. Het lukt hem niet om zijn impulsen zelf afdoende te controleren. Indien de problematiek van verdachte onbehandeld blijft, dan wordt het gevaar op herhaling van seksuele delicten door de psycholoog ingeschat als hoog. Een klinisch behandelkader binnen de forensische zorg, met een ambulant forensisch vervolgtraject van minstens twee jaar binnen het strafrechtelijk kader van een bijzondere voorwaarde, wordt door de psycholoog geadviseerd. De behandeling dient met name te zien op het vlak van de brede, waaronder seksuele, impulsbeheersing en regulatie, en op het leren omgaan met krenkingen/ tegenslagen/verveling/gevoelens van leegte en invulling van lege tijd. Verdachte is volgens de psycholoog gemotiveerd voor behandeling, maar een externe structuur lijkt verdachte nodig te hebben gezien zijn neiging om zijn eigen vaardigheden op den duur te snel als positief en stevig in te schatten en die uitstraling naast zichzelf ook naar zijn omgeving te willen ophouden. Daarbij wordt ook geadviseerd door de psycholoog om het contact met de reclassering frequent te blijven aanhouden met als doel om de inadequate gedragsimpulsen niet wederom in een verkeerde richting te laten doorslaan.
Daarnaast heeft ook de reclassering een rapportage over verdachte opgesteld. Zij komen tot de conclusie dat, naast de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden, een forensische klinische behandeling noodzakelijk is om het hoge recidiverisico te verlagen. Betrokkene heeft zich wel gehouden aan de eerder opgelegde meldplicht en hij is aangemeld voor ambulante behandeling, maar vanwege afwijzingen van zowel Fivoor als GGZ Breburg is een behandeling niet tot stand gekomen. Beide zorginstellingen adviseerden eerst een klinisch traject. De deskundige, mevrouw [naam 1] , reclasseringswerker, heeft dit ter zitting bevestigd. Volgens haar is een FPK voor verdachte de meest geschikte plek. Hier zal de nadruk liggen op een behandeling specifiek gericht op zeden. In een FPK is momenteel nog geen plek, maar verdachte zou ter overbrugging in de week van 13 juni 2022, de week van de uitspraak in onderhavige zaak, geplaatst kunnen worden in FPA te Assen. Hier zal alvast een opstart worden gemaakt en worden bezien wat verdachte na overplaatsing naar een FPK nodig heeft.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij gemotiveerd is voor behandeling. Hij wil ervoor zorgen dat er geen nieuwe slachtoffers meer komen en hij wil werken aan een mooie toekomst.
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de deskundigen en is van oordeel dat het belang van het zo snel mogelijk starten met de klinische behandeling dient te prevaleren boven de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Gebleken is dat het hulpaanbod in het ambulante kader tekort is geschoten en dat de plaatsing in een forensische klinische setting noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen en zo slachtoffers in de toekomst te voorkomen. Verdachte heeft meerdere kansen gehad en dient zich te realiseren dat de klinische behandeling niet vrijblijvend is. Ondanks dat verdachte heeft verklaard gemotiveerd te zijn, acht de rechtbank een stevige stok achter deur, in de vorm van een gevangenisstraf, noodzakelijk om te zorgen dat verdachte zich niet zal onttrekken aan behandeling. De rechtbank acht een gevangenisstraf geen passende modaliteit voor de bewezenverklaarde feiten in onderhavige zaak. De rechtbank zal daarom, zoals door de officier van justitie voorgesteld, de opgelegde bijzondere voorwaarden in het vonnis met parketnummer 02/287679-20 wijzigen in die zin dat de opname in een zorginstelling hieraan zal worden toegevoegd. Voor de volledige uiteenzetting van de voor verdachte geldende voorwaarden wordt verwezen naar het dictum. Indien verdachte zich niet aan één van die voorwaarden houdt, staan daar 55 dagen gevangenisstraf tegenover.
Voorts acht de rechtbank een verlenging van de proeftijd met één jaar op zijn plaats aangezien de psycholoog en de reclassering hebben aangegeven dat een periode van minstens twee jaar nodig zal zijn om de behandeling van verdachte te laten slagen.
Omdat er, gelet op de bewezenverklaarde feiten en het hoog ingeschatte recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de opgelegde/gewijzigde bijzondere voorwaarden.
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/812519-17
Verdachte is op 11 december 2018 door de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor verkrachting. Hij heeft hiervoor opgelegd gekregen een werkstraf van 200 uur en daarnaast jeugddetentie voor de duur van 365 dagen met aftrek van het voorarrest en waarvan 353 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk opgelegde strafdeel zijn door de rechtbank naast de algemene voorwaarde inhoudende het niet plegen van strafbare feiten, ook bijzondere voorwaarden verbonden.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, namelijk dat de behandeling van verdachte prioriteit heeft. Ter zitting heeft zij aangevoerd dat het, hoewel zij dat wel passend had gevonden, niet mogelijk is de proeftijd te verlengen omdat deze zaak is afgedaan onder het jeugdstrafrecht en hieronder geldt een maximale proeftijd geldt van twee jaar. De raadsman heeft zich hierbij aangesloten.
De rechtbank wijst de vordering tenuitvoerlegging af, omdat zij met alle partijen van oordeel is dat behandeling dient te prevaleren boven de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. De rechtbank verwijst daartoe naar wat zij hierover hiervoor heeft overwogen.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uur. Hoewel er volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor de bewezenverklaarde feiten doorgaans geldboetes worden geëist, acht de officier van justitie dat in onderhavige zaak niet passend gelet op de strafverhogende omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de financiële situatie van verdachte. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de gepleegde feiten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in zijn pleidooi voornamelijk het belang van behandeling benadrukt. Indien er na deze behandeling nog een taakstraf dient te worden uitgevoerd van 60 uur, dan kan de verdediging zich daarin vinden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel behandeling op dit moment prioriteit heeft, is de rechtbank van oordeel dat er nog wel, zoals ook op zitting besproken, nog ‘afgerekend’ dient te worden voor de feiten waar verdachte zich in onderhavige zaak schuldig aan heeft gemaakt.
Verdachte heeft zich op 28 april 2021, 15 augustus 2021 en 16 augustus 2021 schuldig gemaakt aan openbare schennis van de eerbaarheid. Op voornoemde data heeft verdachte op een openbare plaats gemasturbeerd terwijl hij de slachtoffers [naam 2] , [naam 3] en [benadeelde partij 2] met zijn telefoon filmde. De slachtoffers zijn geconfronteerd met het gedrag van verdachte en hebben hiervan aangifte gedaan. Daarnaast heeft verdachte op 27 juli 2021 het slachtoffer [benadeelde partij 1] met zijn telefoon onder haar jurk gefilmd terwijl zij op de bus stond te wachten. Ook zij heeft hiervan aangifte gedaan.
Op 16 augustus 2021 wordt verdachte door twee verbalisanten staande gehouden vanwege de gedane aangiftes en het daarbij doorgegeven signalement door de slachtoffers. In eerste instantie heeft verdachte zijn rijbewijs overhandigd. Nog voordat de verbalisant van zijn rijbewijs een scan kon maken, heeft verdachte zijn rijbewijs uit de handen van de verbalisant gepakt en is weggerend. Verbalisanten hebben verdachte vastgepakt en verdachte heeft zich door middel van geweld verzet tegen de staandehouding.
De rechtbank beschouwt dit als ernstige feiten, waarbij zij met name de schennisplegingen en het heimelijk filmen onder de jurk van [benadeelde partij 1] zwaar weegt. Buiten dat deze feiten vergaande overlast geven en maatschappelijke onrust teweegbrengen, hebben dit soort feiten een grote impact op het veiligheidsgevoel van de slachtoffers. Deze slachtoffers, waaronder een meisje van toen 12 jaar oud, zijn uit het niets met het seksueel afwijkende en aanstootgevende gedrag van verdachte geconfronteerd terwijl zij nietsvermoedend op de bus stonden te wachten, aan het werk waren of naar huis liepen. Daarnaast werden zij ook nog door verdachte gefilmd, hetgeen de situatie voor de slachtoffers extra vervelend en beangstigend maakte. Uit de aangiftes en de twee ingediende schadevergoedingsverzoeken is gebleken dat de slachtoffers enorm zijn geschrokken en zich de periode na het incident minder vrij hebben gevoeld om naar buiten te gaan. Dit heeft verdachte veroorzaakt en dat neemt de rechtbank hem kwalijk. Een geldboete, zoals doorgaans voor de bewezenverklaarde feiten wordt opgelegd, doet in deze zaak dan ook geen recht aan de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de gevolgen die de gedragingen van verdachte hebben gehad.
Bij de bepaling van de op te leggen straf zal de rechtbank in strafverminderende zin rekening houden met de uitkomst van het psychologische onderzoek. De psycholoog heeft zoals vermeld, vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een voyeurisme stoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een gokstoornis die deels in remissie lijkt. Bij de feiten werkte de problematiek van verdachte sterk door in het gedrag, omdat bij verdachte de impuls het wint van zijn ratio in keuzevrijheid en gedragsalternatieven. De psycholoog heeft geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe rekenen. De rechtbank zal deze conclusie overnemen als het gaat om de openbare schennisplegingen en het heimelijke filmen en deze feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf de meest passende afdoening is. De rechtbank komt tot een hogere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist, aangezien zij van oordeel is dat 60 uur taakstraf onvoldoende recht doet aan de ernst en omstandigheden van de gepleegde feiten. De rechtbank acht een taakstraf van 100 uur passend en geboden. De taakstraf wordt bij voorkeur verricht ná beëindiging van de klinische behandeling. Indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, staan hier 50 dagen vervangende hechtenis tegenover.

8.De benadeelde partij

De vordering van [benadeelde partij 1] (feit 2, parketnummer 02/302563-21)
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van € 750,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in zoverre verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij is, terwijl zij op de bus stond te wachten, door verdachte heimelijk gefilmd onder haar jurk. Zij is hiervan zo geschrokken dat zij verstijfde van angst. Ook heeft zij daarna nog de gevolgen ondervonden van dit incident. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat ze twee dagen de deur niet uit durfde en bang was. Ook kijkt zij door het handelen van verdachte over haar schouder, voelt zich onzeker en kan zich niet focussen op haar studie.
Naar het oordeel van de rechtbank brengen in dit geval de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon “op andere wijze” zoals bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit betekent dat immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een toewijzing van € 300,00 billijk. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering zal voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De vordering van [benadeelde partij 2] (feit 1, parketnummer 02/220819-21)
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd. Zij heeft in haar schadevergoedingsformulier geen specifieke bedragen genoemd, maar verzocht om een materiële schadevergoeding en een immateriële schadevergoeding.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in zoverre verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde heeft om materiële schadevergoeding verzocht voor haar kwijtgeraakte bril, de reparatie van haar mobiele telefoon en voor de uren die zij vanwege haar angstgevoelens niet meer heeft kunnen werken. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dat gedeelte van de vordering.
Tevens is verzocht om een immateriële schadevergoeding. Terwijl de benadeelde partij op de bus aan het wachten was, werd zij door verdachte gefilmd. Verdachte kwam tegenover de benadeelde partij staan en stond te masturberen. De benadeelde partij heeft door het incident het gevoel dat ze beperkt is in haar vrijheid. Zij ervaart gevoelens van angst en heeft moeite met slapen. Ook durft ze niet meer met de bus te reizen.
Naar het oordeel van de rechtbank brengen in dit geval de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW. Dit betekent dat immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een toewijzing van € 300,00 billijk. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

9.Het beslag

9.1
De verbeurdverklaring
De hierna in het dictum genoemde inbeslaggenomen voorwerp, te weten de mobiele telefoon van verdachte is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dit een voorwerp is tot welke feit 2 van parketnummer 02/302563-21 is begaan.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 139h, 180, 184 en 239 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02/220819-21 primair tenlastegelegde feit 3;
Bewezenverklaring
- verklaart de tenlastegelegde feiten bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/302563-21
feit 1:schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon;
feit 3: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
parketnummer 02/220819-21
feit 1:schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
feit 2:wederspannigheid;
feit 3, subsidiair: opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, beletten;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Samsung Galaxy S8 met serienummer [nummer] ;
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/287679-20
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar wijzigt de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden in die zin dat de opname in een zorginstelling hieraan zal worden toegevoegd. Hierdoor komen alle voorwaarden als volgt te gelden:
-de algemene voorwaarden:
*dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- de bijzondere voorwaarden:
* meldplicht: verdachte meldt zich bij de reclassering, zo vaak en zolang de Reclassering Nederland, in de plaats van de klinische opname of in zijn woonplaats of telefonisch. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodigt vindt. Huisbezoeken zijn onderdeel van de meldplicht;
* opname in een zorginstelling: verdachte laat zich opnemen in FPK Assen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
* ambulante behandeling: verdachte laat zich behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van behandeling.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de gewijzigde bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- verlengt de proeftijd met één jaar;

Vordering tenuitvoerlegging 02/812519-17

- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 2, parketnummer 02/302563-21)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 300,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , € 300,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2021;
- bepaalt dat bij niet betaling 6 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van € 300,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , € 300,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021;
- bepaalt dat bij niet betaling 6 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. M. Diepenhorst en
mr. G.M. Goes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 juni 2022.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.