ECLI:NL:RBZWB:2022:319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
02-270462-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van (gewoonte) witwassen door onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van (gewoonte) witwassen van een totaalbedrag van € 65.434,- over een periode van zes jaren, heeft de rechtbank op 27 januari 2022 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.H. Smale, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank concludeert dat er te veel onduidelijkheden zijn omtrent de daadwerkelijke uitgaven en inkomsten van de verdachte, waardoor niet kan worden vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie stelde dat op basis van een kasopstelling en de daarin opgenomen posten, wettig en overtuigend bewijs aanwezig was voor het witwassen van het genoemde bedrag. De verdediging betwistte echter de juistheid van deze kasopstelling en stelde dat er geen deugdelijk onderzoek was verricht door de politie. De rechtbank oordeelde dat de uitgaven voor levensonderhoud van de verdachte niet voldoende waren onderbouwd en dat er onvoldoende bewijs was voor de herkomst van de contante bedragen die de verdachte had.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het tenlastegelegde, omdat de onduidelijkheden in de bewijsvoering te groot zijn om tot een veroordeling te komen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/270462-20
vonnis van de meervoudige kamer van 27 januari 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1970 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. R. van 't Land, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.H. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte voorwerpen en geldbedragen heeft witgewassen en dat hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt voor een totaal geldbedrag van € 65.434,-.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de kasopstelling, de daarin opgenomen posten en de onderbouwing daarvan in het eindproces-verbaal wettig en overtuigend bewezen dat verdachte € 65.434,-, in elk geval enig geldbedrag, heeft witgewassen. Ook acht zij bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, gezien de langere tenlastegelegde periode en de stelselmatigheid.
Verdachte heeft gedurende de tenlastegelegde periode meer contant geld uitgegeven, dan dat hij legaal heeft ontvangen. De herkomst van de contante geldbedragen die hij voorhanden heeft gehad is voor het merendeel niet terug te vinden. De verklaringen die verdachte hierover heeft gegeven hebben evenmin voor opheldering gezorgd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, zodat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Hij wijst erop dat de politie geen deugdelijk en volledig onderzoek heeft verricht. Zo worden voor wat betreft de kasopstelling meerdere aannames en schattingen gedaan, die niet leiden tot enig bewijs. Daarbij wordt ook uitgegaan van berekeningen van het Nibud aangaande de kosten voor levensonderhoud, maar daarover ontbreken onderliggende stukken. Bovendien hebben de (voormalige) partners van verdachte bijgedragen aan de kosten voor levensonderhoud, waarmee in de berekeningen geen rekening is gehouden.
Tevens is door de raadsman gesteld dat er geen sprake is van een brondelict. De justitiële documentatie van verdachte geeft daartoe geen aanleiding.
Tot slot is aangevoerd dat verdachte over de herkomst van contante bedragen onverplicht een verklaring heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten een geldbedrag van € 65.434,- te hebben witgewassen over een periode van zes jaren. Dit bedrag is blijkens het dossier gebaseerd op een eenvoudige kasopstelling over de jaren 2013 tot met 2018.
De rechtbank constateert dat de in die berekening opgenomen uitgaven voor levensonderhoud van verdachte zijn gebaseerd op referentiegegevens van het Nibud in de hoogste categorie. Verdachte heeft deze uitgaven uitdrukkelijk weersproken. Er is niet gebleken van concreet onderzoek naar de feitelijke uitgaven van verdachte voor levensonderhoud gedurende die jaren.
Voorts heeft verdachte voor specifieke uitgaven zoals bijvoorbeeld de begrafeniskosten van zijn vader van € 24.000,- een concrete verklaring gegeven die niet op voorhand hoogst onaannemelijk is. Ook daar is onvoldoende onderzoek naar gedaan.
Daarbij is er in de kasopstelling geen rekening gehouden met de contant ontvangen € 12.500,- voor de verkoop van de Harley Davidson.
Nu er te veel onduidelijkheden zijn omtrent de daadwerkelijke uitgaven en inkomsten van verdachte kan de rechtbank niet tot het wettig en overtuigend bewijs komen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte) witwassen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 januari 2022.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2018 te
Bergen op Zoom en/of elders in Nederland (telkens) van het plegen van witwassen
een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan
(schuld)witwassen
immers heeft hij, verdachte, toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte)
meermalen (telkens) (van) een of meer voorwerp(en) en/of een of meer
geldbedrag(en) van in totaal € 65.434,=, in elk geval enig geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie
de rechthebbende op voornoemde voorwerpen en/of geldbedrag(en) was en/of
voorhanden had
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
dat/die (genoemde) voorwerp(en) en geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
(art 420bis/ter Wetboek van Strafrecht)
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht