ECLI:NL:RBZWB:2022:3130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3815
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van notariële protocollen en de rol van de minister voor Rechtsbescherming

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juni 2022, werd het beroep van eiser tegen de toewijzing van het protocol van notaris [naam notaris] aan hem door de minister voor Rechtsbescherming ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, dat op 25 maart 2021 was genomen, waarin hem het protocol werd toegewezen met ingang van 1 mei 2021. Eiser stelde dat hij niet langer prijsstelde op de toewijzing van het protocol en dat de minister niet op goede gronden had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de minister zich op goede gronden had gebaseerd op de adviezen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en de relevante wetgeving, waaronder de Wet op het notarisambt (Wna). De rechtbank benadrukte dat de minister bij de toewijzing van het protocol rekening had gehouden met de nabijheid van het notariskantoor en de eerdere betrokkenheid van eiser bij het protocol. Eiser had het protocol waargenomen en was daardoor beter bekend met de inhoud en de werking ervan. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten om het protocol aan eiser toe te wijzen, ondanks de bezwaren die eiser had geuit. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat de minister zijn recht om het protocol toe te wijzen had verwerkt, aangezien er geen wettelijke basis voor deze claim was. De uitspraak bevestigde de verantwoordelijkheden van de minister en de KNB in het kader van de toewijzing van notariële protocollen en de bijbehorende procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3815 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

en

de minister voor Rechtsbescherming (minister), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 25 maart 2021 (primaire besluit) heeft de minister aan eiser met ingang van 1 mei 2021 het protocol van [naam notaris] toegewezen, zoals bedoeld in de Wet op het notarisambt (Wna).
In het besluit van 20 juli 2021 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 maart 2022. Hierbij waren aanwezig eiser en namens de minister mr. S. van den Heuvel en [naam vertegenwoordiger] .
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
[naam notaris] ( [naam notaris] ) is vanaf 1 oktober 2014 als notaris werkzaam geweest bij eisers kantoor. Voordien was hij werkzaam bij [naam bedrijf 1] . Met ingang van 1 september 2016 is [naam notaris] gedefungeerd/ontslagen als notaris en tot zijn ontslag uit loondienst in 2019 aan eisers kantoor verbonden gebleven. Thans is [naam notaris] werkzaam bij [naam bedrijf 2] .
Bij brief van 22 juni 2016 heeft eiser aan de minister verzocht om het protocol van [naam notaris] , na zijn ontslag, aan hem toe te wijzen. Bij besluit van 5 september 2016 is de (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer van het notariaat in het ressort ’ [plaatsnaam 2] akkoord gegaan met de waarneming door eiser van het protocol van [naam notaris] , tot uiterlijk 31 augustus 2017. Eiser heeft het protocol van [naam notaris] waargenomen tot en met 31 augustus 2017.
Bij brief en e-mailbericht van 20 augustus 2019 heeft eiser de minister laten weten dat hij niet langer prijsstelt op toewijzing van het protocol van [naam notaris] en verzocht een andere (waarnemend) protocolhouder te benoemen.
Op 26 oktober 2020 heeft de minister aan eiser zijn voornemen kenbaar gemaakt om het protocol van [naam notaris] aan eiser toe te wijzen.
Eiser heeft daarop zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
Met het primaire besluit heeft de minister aan eiser met ingang van 1 mei 2021 het protocol van [naam notaris] toegewezen. De minister heeft daarbij gewezen op de adviezen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) van 30 juli 2020 en 12 maart 2021, waaruit blijkt dat er geen bezwaren zijn tegen toewijzing van het protocol aan eiser en dat toewijzing aan eiser het meest voor de hand ligt omdat hij het protocol heeft waargenomen, het protocol zich fysiek deels op eisers kantoor bevindt en dat kantoor in [plaatsnaam 1] gevestigd is. De minister heeft twee alternatieven overwogen, [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , gelet op de (voormalige) arbeidsrelatie van [naam notaris] met deze kantoren. [naam bedrijf 1] heeft te kennen gegeven geen belangstelling te hebben voor het protocol. De minister acht toewijzing aan hem ook minder voor de hand liggen. [naam notaris] was na zijn arbeidsrelatie met [naam bedrijf 1] notaris op eisers kantoor en na zijn defungeren daar in loondienst. Eiser heeft het protocol waargenomen en is zodoende beter bekend kunnen raken met een latere versie ervan dan [naam bedrijf 1] . Daar komt bij dat [naam bedrijf 1] , gelet op de leeftijdsgrens van een notaris, binnen enkele jaren zal defungeren. De door eiser genoemde omstandigheden, dat een omvangrijker deel van het protocol bij [naam bedrijf 1] is ondergebracht en er gedurende de waarneming geen sprake was van beheer van het protocol noch van de uitoefening van het notarisambt met betrekking tot het protocol, doet daar volgens de minister niet aan af. Thans is [naam notaris] werkzaam als kandidaat-notaris bij [naam bedrijf 2] . Het heeft in algemene zin de voorkeur een protocol toe te wijzen aan een kantoor in dezelfde vestigingsplaats, omdat dat voor cliënten makkelijker en toegankelijker is. Daarvan is bij [naam bedrijf 2] geen sprake omdat dat kantoor is gevestigd in [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 4] . Daarbij heeft dit kantoor ook geen belangstelling voor het protocol. De minister acht toewijzing aan [naam bedrijf 2] daarom minder voor de hand liggen. Andere alternatieven zijn er niet.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft de minister eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Vanuit het stelsel van de Wna is bepaald dat het beheer van een protocol altijd bij een notaris moet zijn belegd door toewijzing dan wel waarneming. De minister wijst op artikel 15, eerste lid, van de Wna en op de Beleidsregel protocollen notariaat (Beleidsregel). Bij de beslissing tot toewijzing van het protocol kunnen verschillende overwegingen een rol spelen, zoals de nabijheid van het notariskantoor in verband met de bereikbaarheid van het protocol en eerdere betrokkenheid bij het protocol.
Volgens de minister ligt toewijzing van het protocol aan eiser, onder verwijzing naar de adviezen van de KNB, het meest voor de hand. Eiser heeft de meeste bekendheid met het protocol. [naam notaris] is, nadat hij bij [naam bedrijf 1] werkzaam is geweest, tot en met 2019 verbonden geweest aan eisers kantoor en eiser heeft het protocol een jaar waargenomen. Zodoende is eiser beter bekend kunnen worden met het protocol en heeft hij recenter ervaring daarmee. Dat er sindsdien geen activiteit heeft plaatsgevonden in het protocol doet hieraan niet af. Overigens heeft eiser aangegeven dat hij testamenten heeft laten kopiëren voor collega-notarissen. Hij heeft dus wel enige betrokkenheid gehad bij het protocol.
De stelling van eiser dat de KNB geen oplossing biedt voor het verplaatsen van de stukken die zich bij [naam bedrijf 1] bevindt, doet volgens de minister niet af aan zijn besluit tot toewijzing van het protocol aan eiser. Ook in eisers stelling dat hij binnenkort, net als [naam bedrijf 1] , met pensioen gaat, ziet de minister geen reden om tot een ander besluit te komen. [naam bedrijf 1] gaat eerder met pensioen en eiser heeft al een beoogde opvolger.
Met betrekking tot eisers grond dat het merendeel van de communicatie over het protocol via telefoon of e-mail gaat, stelt de minister dat cliënten de mogelijkheid moeten hebben om toch een fysiek bezoek te brengen en dat het daarom de voorkeur verdient dat het protocol in dezelfde plaats blijft.
De minister stelt tot slot dat hij het recht om het protocol aan eiser toe te wijzen niet heeft verwerkt. De minister erkent dat er meer tijd gemoeid is geweest met toewijzing maar dat betekent niet dat hij dat recht heeft verwerkt.
3.
Beroepsgronden
Eiser stelt dat [naam notaris] vanaf 1996 tot 1 oktober 2014 met [naam bedrijf 1] een praktijk heeft gevoerd. Pas daarna is [naam notaris] overgestapt naar eisers kantoor. Dit duurde tot zijn ontslag op staande voet vanwege diefstal op 30 augustus 2019. Eiser wenst daarom op geen enkele wijze met [naam notaris] meer geassocieerd te worden.
[naam notaris] heeft dus 23 jaar met [naam bedrijf 1] samengewerkt en is vijf jaar actief geweest op eisers kantoor. Volgens eiser staat daarom buiten kijf dat [naam bedrijf 1] de meeste bekendheid heeft met het protocol.
In de tijd dat eiser het protocol heeft waargenomen heeft er geen enkele activiteit in het protocol plaatsgevonden en heeft hij er geen enkele opdracht aan over gehouden. Het is juist een enorme last voor zijn kantoor omdat de enige activiteit die het protocol met zich meebrengt bestaat uit het – uit collegialiteit – verzenden van testamenten naar andere notarissen. Deze testamenten moeten worden opgehaald bij [naam bedrijf 1] , waar het merendeel van het protocol zich bevindt en waarvoor een medewerker moet worden vrijgemaakt. Omdat zich geen enkele activiteit in het protocol heeft afgespeeld, heeft eiser daar geen bekendheid mee op kunnen bouwen. Het kopiëren van testamenten voor andere notarissen is daarvoor onvoldoende. Overigens is eiser al enige tijd gestopt met het bieden van deze service.
Eiser stelt dat hij uit contacten met [naam bedrijf 1] weet dat [naam bedrijf 1] nog geen concrete datum heeft voor zijn pensioen, evenals eiser. Veel maakt het ook niet uit omdat er maar een gering leeftijdsverschil is met [naam bedrijf 1] . Eisers beoogde opvolger zal overigens een andere collega opvolgen.
De voorkeur om het protocol aan eiser toe te wijzen omdat zijn kantoor in [plaatsnaam 1] is gelegen is achterhaald. De contacten gaan allemaal telefonisch of via e-mail. Eiser stelt dat er zich al die tijd ook geen cliënt fysiek op zijn kantoor heeft gemeld.
Volgens eiser is de opzet van de minister vanaf het begin geweest om het protocol aan hem toe te wijzen, er is gezocht naar argumenten en alternatieven zijn niet serieus bekeken. Het nieuwe kantoor van [naam notaris] , waar hij inmiddels partner is, zou een goed alternatief zijn en een mooie gelegenheid om [naam notaris] verantwoordelijk te houden voor zijn protocol.
Als het protocol aan eiser wordt toegewezen betekent dit dat hij moet zorgdragen voor de afvoer daarvan naar de algemene bewaarplaats voor notariële archieven. Dat is een grote kostenpost waarvoor geen oplossing is geboden.
Tot slot stelt eiser dat de minister, doordat hij niet tijdig het protocol aan hem heeft toegewezen, dat recht heeft verwerkt.
4.
Verweer
De minister heeft in reactie op de beroepsgronden en in aanvulling op het bestreden besluit onder meer gesteld dat voor de besluitvorming over de toewijzing van een protocol de toestand ten tijde van toewijzing, voor zover al bekend, niet relevant is. Bovendien was de situatie, als de minister destijds eisers toewijzingsverzoek direct had afgehandeld en toegewezen, niet anders geweest. Het is de minister niet duidelijk welke gevolgen hij zou moeten verbinden aan het later toewijzen van het protocol en op grond waarvan. Verder is niet duidelijk op basis van welke juridische grond hij zou moeten bijdragen aan de kosten van archivering van het protocol. De verantwoordelijkheid voor het beheer van de protocollen en de eventuele kosten van archivering is bij de beroepsgroep neergelegd. De toekenning van een vergoeding uit het Kwaliteitsfonds is ook een besluit van de KNB.
Er is wel onderzoek gedaan naar alternatieven.
5.
Juridisch kader
Het van toepassing zijnde juridisch kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of de minister op goede gronden het protocol van [naam notaris] aan eiser heeft toebedeeld.
De minister heeft het protocol aan eiser toebedeeld, mede onder verwijzing naar de Beleidsregel en de adviezen van de KNB.
In de Beleidsregel is bepaald dat als zich geen notaris meldt voor overname van het protocol toewijzing aan een kantoorgenoot, associé of nabij gevestigde notaris in de rede ligt. Bij de beslissing tot toewijzing laat de minister zich adviseren door de KNB en kunnen de volgende (niet cumulatieve en niet limitatieve) overwegingen een rol spelen: nabijheid van het notariskantoor en eerdere betrokkenheid bij het protocol (bijvoorbeeld als waarnemer of kantoorgenoot). De rechtbank acht de Beleidsregel niet onredelijk. Eiser heeft dit overigens ook niet gesteld.
De KNB heeft in haar adviezen aangegeven dat toewijzing van het protocol aan eiser het meest voor de hand ligt omdat hij tot dan toe waarnemer van het protocol is geweest, een deel van het protocol op zijn kantoor ligt en hij in [plaatsnaam 1] gevestigd is. De KNB heeft echter ook geen bezwaar tegen toewijzing van het protocol aan [naam bedrijf 1] , maar [naam bedrijf 1] is 65 jaar en een eenpitter. Bovendien heeft [naam notaris] na zijn periode bij [naam bedrijf 1] bij eiser gewerkt en was eiser waarnemer. De KNB heeft ook geen bezwaar tegen toewijzing van het protocol aan [naam bedrijf 2] , het kantoor waar [naam notaris] thans als kandidaat werkt. De KNB acht dat echter minder voor de hand liggen omdat het beleid van de minister er op ziet het protocol bij voorkeur in de vestigingsplaats te houden.
De minister heeft het protocol aan eiser toegekend, omdat [naam notaris] vanaf 2014 tot en met 2019 aan eisers kantoor verbonden is geweest en eiser een jaar lang waarnemer is geweest van dit protocol. Hierdoor heeft eiser de meest recente ervaring en meeste bekendheid met het protocol. Daarbij heeft toewijzing van het protocol aan eiser de voorkeur, omdat zijn kantoor in dezelfde vestigingsplaats gelegen is. Alternatieven – [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] – liggen volgens de minister minder voor de hand. Behalve dat [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] hebben aangegeven geen interesse te hebben in het protocol, liggen deze kantoren minder voor de hand vanwege de leeftijd van de notaris ( [naam bedrijf 1] ) dan wel de vestigingsplaats ( [naam bedrijf 2] ) en bovendien heeft eiser de laatste bekendheid en tijdelijke waarneming van het protocol.
De rechtbank acht het niet onredelijk dat de minister aan eiser, onder deze omstandigheden, het protocol heeft toegewezen. Alhoewel volgens de Beleidsregel, als zich geen notaris meldt voor overname van het protocol, toewijzing aan een kantoorgenoot of associé in de rede ligt, kunnen bij toewijzing ook andere omstandigheden een rol spelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister meer gewicht aan die andere omstandigheden kunnen toekennen en op basis daarvan het protocol aan eiser kunnen toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat omdat [naam notaris] kantoorgenoot van eiser is geweest en eiser het protocol – op zijn eigen verzoek – laatstelijk heeft waargenomen, eiser geacht wordt daarmee het meest bekend en meest recent bekend te zijn. Eisers stelling dat er in de periode van waarneming geen enkele activiteit met betrekking tot het protocol heeft plaatsgevonden, is naar het oordeel van de rechtbank niet juist, omdat hij zelf heeft aangegeven dat er testamenten uit het protocol zijn gekopieerd en verzonden aan andere notarissen.
De rechtbank ziet geen reden om te concluderen dat de minister het recht heeft verwerkt om het protocol aan eiser toe te wijzen. Er is geen wettelijke bepaling die dat regelt en eiser heeft een zodanige bepaling ook niet kunnen noemen.
Met betrekking tot de kosten van archivering heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank terecht gesteld dat een beslissing over financiële hulp uit het kwaliteitsfonds een besluit is van de KNB. Artikel 88a van de Wna geeft een mogelijkheid tot het indienen van een verzoek daartoe. Bovendien zou eiser deze kosten ook hebben moeten dragen als het protocol – op zijn verzoek om toewijzing van 22 juni 2016 dat hij pas op 20 augustus 2019 heeft ingetrokken – eerder aan hem zou zijn toegewezen.
7.
Conclusie
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 8 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: Juridisch kader

WET OP HET NOTARISAMBT
Artikel 15
1. Indien de notaris overlijdt, defungeert of zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen zonder medeneming van zijn protocol, wijst Onze Minister, gehoord de KNB, een notaris aan om het protocol en eventueel de overige notariële bescheiden over te nemen. Indien deze bescheiden moeten worden overgenomen door een nieuw benoemde notaris, kan de aanwijzing bij het koninklijk besluit van zijn benoeming plaatsvinden. Bij verordening worden nadere voorschriften gegeven over de wijze waarop de overdracht en de overname van het protocol en de overige notariële bescheiden dienen te geschieden.
Artikel 88a
1. Het bestuur van de KNB richt een fonds in voor de vergoeding van kosten die verband houden met een overname als bedoeld in artikel 15 of waarneming als bedoeld in artikel 29a. Uit dit fonds worden in ieder geval kosten vergoed die in redelijkheid niet ten laste behoren te komen van de waarnemer of de notaris die het protocol toegewezen heeft gekregen en noodzakelijk zijn voor een goede ambtsuitoefening met betrekking tot het protocol, waarvoor de waargenomen onderscheidenlijk gewezen notaris geen verhaal biedt. Uit het fonds worden voorts tekorten op bijzondere rekeningen als bedoeld in artikel 25 vergoed.
2. Ter financiering van het fonds kan het bestuur van de KNB een bijdrage aan de leden van de KNB opleggen.
3. Het bestuur van de KNB stelt een reglement op met de werkwijze van het fonds en de voorwaarden waaronder uitkeringen uit het fonds plaatsvinden. In dit reglement wordt in ieder geval bepaald dat het fonds altijd over voldoende middelen moet beschikken om aan de gestelde doelen te kunnen voldoen. Bij de inrichting van het fonds draagt het bestuur van de KNB er zorg voor dat de werkwijze van het fonds voor de leden van de KNB controleerbaar is.
VERORDENING OVERDRACHT PROTOCOL
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder
a. protocolhouder: de notaris dan wel na defungeren de gedefungeerde notaris, of diens rechtverkrijgenden of rechtsvertegenwoordiger(s), dan wel de waarnemer benoemd in de gevallen van artikel 28 onderdelen c, d en e Wet op het notarisambt waarbij een overdracht heeft plaatsgevonden;
b. protocolontvanger: de notaris die op grond van artikel 15 lid 1 Wet op het notarisambt is aangewezen het protocol en de overige notariële bescheiden over te nemen indien een notaris overlijdt, defungeert of zich vestigt buiten net arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen, de notaris voor wie is waargenomen na beëindiging van de waarneming als bedoeld in artikel 28 onderdeel c indien daarbij een overdracht heeft plaatsgevonden, dan wel de waarnemer benoemd in de gevallen van artikel 28 onderdelen c. d en e Wet op het notarisambt aan wie een overdracht moet plaatsvinden;
c. overdracht: de overdracht en de overname van het protocol en van de overige notariële bescheiden in de zin van artikel 15 lid 1 en artikel 29 lid 10 Wet op het notarisambt.
Artikel 3
De overdracht dient plaats te vinden zo spoedig mogelijk nadat de verplichting daartoe is ontstaan.
BELEIDSREGEL PROTOCOLLEN NOTARIAAT

2. Verantwoordelijkheid voor het protocol

Het protocol is in beheer van de notaris die het ambt, waar het beheer van het protocol deel van uitmaakt, voor eigen rekening en risico uitoefent. Indien de notaris overlijdt, defungeert of wijzigt van vestigingsplaats zonder medeneming van zijn protocol, wijst Onze Minister, gehoord de KNB, een notaris aan om het protocol en de overige notariële bescheiden over te nemen. Dit is geregeld in artikel 15 van de Wna. De KNB heeft in de Verordening overdracht protocol nadere regels gesteld over de overdracht van het protocol. Vanuit het stelsel van de Wna is bepaald dat het beheer van een protocol altijd bij een notaris moet zijn belegd door middel van toewijzing van het protocol dan wel door waarneming van het protocol door een notaris.
Voor de gevallen waar het uitgangspunt dat de ambtsuitoefening voor rekening en risico van de notaris is voor de individuele opvolgende notaris onredelijk uitpakt, is de KNB in artikel 88a van de Wna opgedragen een financieel vangnet te creëren door de inrichting van een kwaliteitsfonds. De niet verhaalbare, noodzakelijke kosten om een protocol op orde te brengen en daarmee (de continuïteit van) de goede notariële dienstverlening te garanderen, kunnen door dit fonds worden gecompenseerd. Deze compensatie berust bij de KNB vanuit de gedachte dat het notariaat uiteindelijk een collectieve verantwoordelijkheid heeft voor de aan haar exclusief opgedragen ambtelijke taken draagt. Niettemin is en blijft de (gedefungeerd) notaris verantwoordelijk voor de kosten die voortvloeien uit de overname van diens protocol. Er rust dan ook op de notaris die een protocol achterlaat een grote verantwoordelijkheid om zijn of haar protocol tijdig op orde te brengen en goed verzorgd achter te laten.

3. Openstelling protocol en overname protocol bij defungeren of wijziging vestigingsplaats

(…) Het is de verantwoordelijkheid van de vertrekkend notaris om te zorgen voor een goede waarneming van zijn protocol. Indien zich geen notaris meldt voor overname van het protocol of indien het benoemingsverzoek van een kandidaat-notaris niet tot benoeming leidt, ligt toewijzing van het protocol aan een kantoorgenoot, associé of nabij gevestigde notaris in de rede.
Indien meerdere (kandidaat-)notarissen een verzoek doen om toewijzing van een vrijgekomen protocol of indien zich geen opvolger op het protocol meldt, neemt de Minister voor Rechtsbescherming een gemotiveerde beslissing ten aanzien van de toewijzing van het protocol. Zoals bepaald in artikel 15 van de Wna vindt toewijzing van een protocol niet plaats zonder dat aan de KNB is verzocht een schriftelijk gemotiveerd advies uit te brengen. De KNB heeft dan één maand de tijd om advies uit te brengen. Indien de KNB geen of een – in de ogen van de Minister voor Rechtsbescherming – onvoldoende gemotiveerd advies uitbrengt dan zal de minister het protocol toewijzen. Bij de beslissing tot toewijzing kunnen de volgende overwegingen een rol spelen (opsomming is niet cumulatief en niet limitatief):
- nabijheid van het notariskantoor in verband met bereikbaarheid van het protocol;
- specialisatie van het notariskantoor;
- eerdere betrokkenheid bij het protocol (bijvoorbeeld als waarnemer of kantoorgenoot).