ECLI:NL:RBZWB:2022:3120

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
397792_E25052022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afsluiten van de stroomvoorziening van een appartement door de VvE in strijd met het Splitsingsreglement

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, eigenaar van een appartement, en de Vereniging van Eigenaren (VvE) als gedaagde. De eiser vorderde dat de VvE het appartement binnen twee dagen van elektriciteit zou voorzien, nadat de stroomvoorziening op 20 mei 2022 was afgesloten. De eiser stelde dat de VvE onrechtmatig had gehandeld door de stroom af te sluiten zonder een rechtsgeldige grondslag, zoals een besluit van de Algemene Ledenvergadering. De VvE had de eiser eerder verzocht om een eigen elektriciteitsmeter te plaatsen, maar de eiser had aangegeven dat de netbeheerder zijn verzoeken had afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de huurders van het appartement, die afhankelijk zijn van elektriciteit, zwaarwegend was. De rechter concludeerde dat de VvE niet op de juiste wijze had gehandeld door de stroomvoorziening af te sluiten en dat er geen rechtsgeldige basis was voor dit handelen. De vordering van de eiser werd toegewezen, met de verplichting voor de VvE om het appartement binnen twee dagen van elektriciteit te voorzien, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag tot een maximum van € 10.000. De VvE werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die in totaal € 1.461,06 bedroegen.

De rechter benadrukte dat het gebruik van elektriciteit in een woonruimte een eerste levensbehoefte is en dat de VvE de juridische weg had moeten volgen in plaats van eigenrichting toe te passen. De eiser had onvoldoende onderbouwd dat de VvE een ernstige onrechtmatige daad had gepleegd, waardoor de vordering tot vergoeding van proceskosten werd afgewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige vorderingen van de eiser werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaak/rolnr.: C/02/397792 / KG ZA 22-221
Vonnis in kort geding van 25 mei 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. M.P. Harten te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Dieleman te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en de [gedaagde] worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 24 mei 2022 met producties;
- de 9 producties van de [gedaagde] ;
- de aanvullende producties 6 en 7 van [eiser] ;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling op 25 mei 2022;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van de [gedaagde] .
1.2
Ten slotte is in verband met het spoedeisende karakter van de zaak vonnis bepaald op 25 mei 2022. Op die datum is bij verkort vonnis op de vorderingen beslist. De feiten, de vorderingen en de motivering van de beslissing worden hierna uitgewerkt.

2.De feiten

2.1
[eiser] is sinds 2015 eigenaar van het appartement aan de [adres] te
Middelburg (hierna: het appartement). Dit appartement is sinds 2016 verhuurd aan de heer [A] en mevrouw [B] , die in het appartement woonachtig zijn.
2.2
In het van toepassing zijnde Splitsingsreglement is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 12
Schulden en kosten die voor rekening zijn van de individuele Eigenaars
Tot de schulden en kosten die voor rekening zijn van de individuele Eigenaars worden onder meer gerekend:
(…)
(ii) de schulden en kosten die worden gemaakt ter zake van:
(…)
g. het onderhoud, herstel en de vervanging van (…) de individuele meterkast, die wel up-tot-date gehouden moet zijn en de leidingen voor het transport van (…) elektriciteit (…) van de meterkast naar het Privé-gedeelte en/of in het Privé-gedeelte,
(…)
L. Overtredingen
Artikel 45
Overtredingen
45.1
Het Bestuur ziet ten behoeve van de Eigenaars en Gebruikers toe op nakoming door een Eigenaar of door een Gebruiker van de wet, het Reglement, het Huishoudelijk Reglement en de besluiten van de Vergadering. Bij overtreding of niet-nakoming door een Eigenaar of Gebruiker van de wet, het Reglement of het Huishoudelijk Reglement of van een besluit van de Vergadering, zal het Bestuur de betreffende Eigenaar of Gebruiker een schriftelijke waarschuwing doen toekomen per aangetekende brief en hem wijzen op de overtreding of niet- nakoming.
45.2
Indien de betrokkene binnen een maand geen gevolg geeft aan de waarschuwing kan het Bestuur hem voor elke overtreding of niet-nakoming een eenmalige of dagboete opleggen van ten hoogste een bedrag dat door de Vergadering voor zodanige overtreding en of niet-nakoming is bepaald,
(…)”
2.3
Bij brief van 24 november 2021 heeft de [gedaagde] [eiser] bericht dat het appartement geen eigen meter heeft, zodat er elektriciteit wordt onttrokken aan de algemene voorzieningen en dat dit een onwenselijke situatie is. [eiser] wordt verzocht om een eigen elektriciteitsmeter te plaatsen. Tevens heeft zij aangegeven dat als de situatie op 1 januari 2022 niet is aangepast zij [eiser] een bedrag van € 300,00 in rekening zal brengen voor de reeds verkregen elektriciteit in 2021.
2.4
Gedurende de periode december 2021 tot en met mei 2022 hebben partijen over een weer diverse e-mailberichten naar elkaar verzonden over het realiseren van een eigen elektriciteitsmeter voor het appartement. [eiser] geeft in zijn berichten onder meer aan dat de netbeheerder zijn verzoeken om een eigen elektriciteitsmeter twee keer heeft afgewezen en dat hij tot een voor beide partijen werkbare oplossing wil komen. De [gedaagde] geeft onder meer aan dat het op de weg van [eiser] ligt om ervoor zorg te dragen dat het appartement van stroom voorzien wordt en dat een eigen elektriciteitsmeter wel gerealiseerd kan worden.
2.5
Op 11 mei 2022 hebben er werkzaamheden aan de liften in het appartementsgebouw plaatsgevonden waardoor meerdere appartementen tijdelijk afgesloten zijn van het elektriciteitsnet en in plaats daarvan gebruik hebben kunnen maken van een noodstroomvoorziening. Nadat die werkzaamheden zijn afgerond is de noodstroomvoorziening beëindigd en is het appartement van [eiser] vanaf 20 mei 2022 niet meer aangesloten op het elektriciteitsnet.

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de [gedaagde] te bevelen om het appartement aan de [adres] te Middelburg binnen twee dagen na het vonnis van elektriciteit te voorzien en van voorzien te houden, al dan niet door middel van een noodstroomvoorziening, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
II. veroordeling van de [gedaagde] in de werkelijke proceskosten van [eiser] , althans subsidiair in de proceskosten ex art. 237 -— 240 Rv, nakosten daarbij inbegrepen.
3.2
[eiser] legt aan zijn vordering -samengevat - het volgende ten grondslag. Door de stroomvoorziening van het appartement af te sluiten heeft de [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. Er ligt geen besluit, machtiging of toestemming van de Algemene Ledenvergadering van de [gedaagde] (hierna: ALV) aan het handelen van de [gedaagde] ten grondslag. Ook het huishoudelijk reglement, de splitsingsakte en de wet bieden voor dergelijk handelen geen ruimte. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat als gevolg van het voortdurend en onafgebroken leveren van stroom van meer dan 50 jaar aan het appartement er sprake is van een duurovereenkomst tussen partijen. Deze duurovereenkomst is niet, dan wel niet tegen een redelijke termijn opgezegd, zodat de [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de duurovereenkomst door het niet meer leveren van stroom. Tevens is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de [gedaagde] in mei 2022 de stroom afsluit terwijl [eiser] de [gedaagde] op 27 april 2022 uitgebreid rapporteert welke acties hij heeft ondernomen en welke acties hij nog onderneemt om een zelfstandige stroomvoorziening voor het appartement te realiseren. Tot slot vordert [eiser] vergoeding van de door hem gemaakte werkelijke proceskosten vanwege het toepassen van eigenrichting door de [gedaagde] .
3.3
De [gedaagde] heeft ter zitting verweer gevoerd. De [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
In deze procedure dient te worden beoordeeld of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het - mede gelet op de belangen van partijen over en weer - gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
4.2
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak -de afsluiting van de stroomvoorziening van het appartement vanaf 20 mei 2022, hetgeen een eerste levensbehoefte van de gebruikers van het appartement betreft- en is ook niet door de [gedaagde] weersproken.
4.3
Ter zitting is komen vast te staan dat tot 11 mei 2022 het appartement van elektriciteit werd voorzien middels een aftakking van de stroomvoorziening van de liften in het appartementsgebouw en dat die situatie reeds jaren bestond, lang voordat [eiser] eigenaar was geworden van het appartement, en dat dit zijn oorsprong vindt in het vroegere algemene gebruik van het appartement. De [gedaagde] heeft betoogd dat [eiser] in strijd handelt met zijn verplichting volgend uit het in overweging 2.2 geciteerde artikel 12 ii sub g van het Splitsingsreglement. In het midden kan blijven of [eiser] in strijd heeft gehandeld met de genoemde bepaling. Voor het geval dat een eigenaar of gebruiker het Splitsingsreglement overtreedt dan wel niet nakomt, is namelijk in artikel 45 van het Splitsingsreglement (zoals geciteerd in overweging 2.2) in een regeling voorzien. Conform dit artikel heeft de [gedaagde] de bevoegdheid om toezicht te houden op de naleving van het reglement en kan zij bij het constateren van een overtreding (en na het geven van een schriftelijke waarschuwing) een boete opleggen. Naleving van verplichtingen kan derhalve afgedwongen worden door boetes, maar kan niet feitelijk afgedwongen worden door in dit geval een appartement af te (laten) sluiten van elektriciteit. Zelfs al was de aftakking van de stroomvoorziening van de liften in strijd met het Bouwbesluit en met de thans geldende veiligheidsvoorschriften, wat de [gedaagde] pas voor het eerst ter zitting naar voren bracht en door [eiser] is betwist, dan nog geldt dat de [gedaagde] niet op de wijze waarop zij dit nu heeft gedaan de stroom mocht (laten) afsluiten. Daarvoor is geen rechtsgeldige grondslag. De [gedaagde] had de juiste (juridische) weg moeten bewandelen en dit heeft zij, zoals hiervoor overwogen, niet gedaan. Dit betekent dat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Het verweer dat [eiser] geen recht heeft op gratis elektriciteit, dat hij onwillig zou zijn om een eigen stroomvoorziening voor het appartement te (laten) realiseren en dat hij hiervoor genoeg tijd heeft gehad, doet daaraan niet af.
4.3
In het kader van de belangenafweging tussen partijen overweegt de voorzieningenrechter voorts nog het volgende. Het kunnen gebruiken van elektriciteit in een woonruimte is een eerste levensbehoefte. De huurders van het appartement hebben daarom een zwaarwegend belang bij aansluiting op het elektriciteitsnet dan wel een (tijdelijke) noodvoorziening totdat de aansluiting op het elektriciteitsnet is gerealiseerd. Hierin is dan ook het belang van [eiser] bij toewijzing van de door hem verzochte voorziening gelegen, welk belang prevaleert boven het belang van de [gedaagde] om (feitelijk) een einde te maken aan de volgens haar onwenselijke situatie.
4.4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt de door [eiser] onder I. gevorderde voorziening toegewezen zoals in het dictum van dit vonnis is bepaald, met inachtneming van het navolgende. De gevorderde dwangsom wordt in redelijkheid toegewezen tot een maximum van € 10.000,00.
4.5
De door [eiser] gevorderde werkelijke proceskosten worden afgewezen. Bij het aannemen van onrechtmatig handelen als grond voor een vergoedingsplicht ter zake van alle in verband met een procedure gemaakte kosten past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. Hierbij kan eerst sprake zijn als de [gedaagde] haar standpunt baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hiervan sprake is. De algemene stelling dat de [gedaagde] een ernstige onrechtmatige daad heeft gepleegd door in plaats van de juiste juridische weg te bewandelen eigenrichting toe te passen, volstaat niet, nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij deze vordering.
4.6
De [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 131,06
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat, conform de Aanbeveling tarieven kort
gedingen kantonzaken en handelszaken per 1 februari 2021 €
1.016,00
totaal € 1.461,06
4.7
De nakosten, waarvan [eiser] betaling vordert, zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1
beveelt de [gedaagde] om het appartement aan de [adres] te Middelburg binnen twee dagen na dit vonnis van elektriciteit te voorzien en van voorzien te houden, al dan niet door middel van een noodstroomvoorziening, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat de [gedaagde] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00;
5.2
veroordeelt de [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
€ 1.461,06, daarin begrepen een bedrag van € 1.016,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiser] ;
5.3
veroordeelt de [gedaagde] onder de voorwaarde dat als zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Ponds, in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022 en uitgewerkt op 3 juni 2022.