Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, eigenaar van een appartement, en de Vereniging van Eigenaren (VvE) als gedaagde. De eiser vorderde dat de VvE het appartement binnen twee dagen van elektriciteit zou voorzien, nadat de stroomvoorziening op 20 mei 2022 was afgesloten. De eiser stelde dat de VvE onrechtmatig had gehandeld door de stroom af te sluiten zonder een rechtsgeldige grondslag, zoals een besluit van de Algemene Ledenvergadering. De VvE had de eiser eerder verzocht om een eigen elektriciteitsmeter te plaatsen, maar de eiser had aangegeven dat de netbeheerder zijn verzoeken had afgewezen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de huurders van het appartement, die afhankelijk zijn van elektriciteit, zwaarwegend was. De rechter concludeerde dat de VvE niet op de juiste wijze had gehandeld door de stroomvoorziening af te sluiten en dat er geen rechtsgeldige basis was voor dit handelen. De vordering van de eiser werd toegewezen, met de verplichting voor de VvE om het appartement binnen twee dagen van elektriciteit te voorzien, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag tot een maximum van € 10.000. De VvE werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die in totaal € 1.461,06 bedroegen.
De rechter benadrukte dat het gebruik van elektriciteit in een woonruimte een eerste levensbehoefte is en dat de VvE de juridische weg had moeten volgen in plaats van eigenrichting toe te passen. De eiser had onvoldoende onderbouwd dat de VvE een ernstige onrechtmatige daad had gepleegd, waardoor de vordering tot vergoeding van proceskosten werd afgewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige vorderingen van de eiser werden afgewezen.