In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn vergunningaanvraag beoordeeld. Eiser had op 29 november 2020 een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een hekwerk op een onverhard gedeelte van de [adres 1] tussen de [adres 2] 89 en [adres 2] 91 te [plaatsnaam 1]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 3 maart 2021, en heeft bij het bestreden besluit van 2 juni 2021 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft op 6 mei 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de weigering van de omgevingsvergunning op goede gronden is gebeurd. Het college heeft de vergunning geweigerd omdat het hekwerk niet binnen de bestemming 'Verkeer – Zandpad' van het bestemmingsplan past. Eiser heeft aangevoerd dat de weg niet als openbaar kan worden aangemerkt, maar de rechtbank stelt vast dat de weg op de wegenlegger van de gemeente voorkomt, wat de openbaarheid bevestigt. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Indien een partij het niet eens is met deze uitspraak, kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.