ECLI:NL:RBZWB:2022:3042

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2245 VV en AWB- 22_2246 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, genomen op 15 en 20 april 2022, waarbij een last onder dwangsom werd opgelegd vanwege de opslag van bedrijfsmaterialen op een perceel. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het college gevraagd of het bereid was de begunstigingstermijn op te schorten tot na de beslissing op bezwaar of de uitspraak van de voorzieningenrechter. Het college heeft hierop gereageerd door de begunstigingstermijn te verlengen tot twee weken na de beslissing op het bezwaarschrift.

Op 5 mei 2022 hebben verzoekers hun verzoeken om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van de verzoeken ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen.

De voorzieningenrechter concludeert dat het college aan verzoekers is tegemoetgekomen door de begunstigingstermijn te verlengen, maar dat verzoekers niet hebben geprobeerd om het college te verzoeken de uitvoering van de bestreden besluiten op te schorten voordat het verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend. Hierdoor ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten. De verzoeken om proceskostenveroordeling worden afgewezen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het griffierecht aan verzoekster 1 en verzoeker 2 zal worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/2245 GEMWT VV en BRE 22/2246 GEMWT VV
uitspraak van 3 juni 2022 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaken tussen
1. [naam verzoekster 1]te [vestigingsplaats verzoekster 1] , verzoekster 1,
2. [naam verzoeker 2] ,te [woonplaats verzoeker 2], verzoeker 2,
gemachtigde: mr. E.C.J. Wouters,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 15 april 2022 en 20 april 2022 (bestreden besluiten) van het college over het opleggen van een last onder dwangsom vanwege de opslag van bedrijfsmaterialen op het perceel aan [adres perceel] in [plaats perceel] . Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Naar aanleiding van de ingediende verzoeken om voorlopige voorziening heeft de rechtbank het college op 25 april 2022 gevraagd of het college bereid is om de begunstigingstermijn op te schorten tot na de beslissing op bezwaar dan wel de uitspraak van de voorzieningenrechter. Naar aanleiding van die vraag heeft het college de begunstigingstermijn bij besluiten van 26 april 2022 verlengd, tot twee weken na de beslissing op het bezwaarschrift.
Vervolgens hebben verzoekers de verzoeken om voorlopige voorziening op 5 mei 2022 ingetrokken, met het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft daar bij brieven van 18 mei 2022 op gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van de verzoeken ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de besluiten van 26 april 2022 dat het college aan verzoekers is tegemoetgekomen door de begunstigingstermijn te verlengen tot na de beslissing op bezwaar. Vast staat echter ook dat verzoekers, voordat een verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend, niet hebben geprobeerd om het college ertoe te bewegen de uitvoering van de bestreden besluiten op te schorten. Uit de reactie van het college op de verzoeken om proceskosten van 18 mei 2022 blijkt ook dat verzoekers het college daartoe hadden kunnen verzoeken. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. De verzoeken daartoe zullen dan ook worden afgewezen.
3. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat de griffier op grond van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb het griffierecht van € 184,- aan verzoekster 1 en het griffierecht van € 184,- aan verzoeker 2 zal terugbetalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 3 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.