In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vervaardiging en het voorhanden hebben van veraccijnsde sigaretten. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen vervaardigen van 27.603 kilogram rooktabak en het opzettelijk voorhanden hebben van deze rooktabak zonder dat daarover accijns was betaald. De officier van justitie vorderde vrijspraak van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de medeplichtigheid bij de vervaardiging en het voorhanden hebben van de rooktabak wettig en overtuigend bewezen. De verdediging pleitte echter voor integrale vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de illegale activiteiten in de loods die hij verhuurde.
Tijdens de zitting op 19 mei 2022 zijn de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van de tabaksproductielijn in de loods. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de illegale activiteiten. De omstandigheden rondom de aankoop, verbouwing en verhuur van de loods waren niet voldoende om een strafrechtelijke betrokkenheid vast te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 2.000 aan de rechthebbende.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste en jongste rechter niet in de gelegenheid waren het vonnis mede te ondertekenen. De uitspraak is openbaar gedaan in de zittingsplaats Middelburg.