4.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode 21 november 2019 tot en met 22 november 2019 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag dat aan die [naam] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en zijn mededader(s)
- op 21 november 2019 gekleed in een hesje van een motorclub de kapperszaak van die [naam]
hebbenbetreden en
- die [naam] om geld
hebbenverzocht en
- die [naam]
hebbenmedegedeeld dat hij, verdachte en zijn mededader
(s
), op 22 november 2019 terug zouden komen en dat hij, die [naam] , maar moest zorgen dat er geld zou zijn en
- op 22 november 2019 gekleed in een hesje van een motorclub de kapperszaak van die [naam]
hebbenbetreden en
- die [naam] dreigend
hebbentoegevoegd: "Waar is het geld?"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 17 december 2019 te Oudenbosch, een wapen van categorie I onder 4°, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.