ECLI:NL:RBZWB:2022:2967

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
02-326812-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met vuurwapen van twee jonge vrouwen in Tilburg

Op 3 december 2021 heeft de verdachte geprobeerd twee jonge vrouwen, [naam 1] en [naam 2], af te persen met een vuurwapen in Tilburg. De verdachte heeft zich op de achterbank van de auto van [naam 1] geplaatst en hen met het wapen bedreigd, waarbij hij herhaaldelijk om geld vroeg. De rechtbank heeft de zaak op 19 mei 2022 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot afpersing, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te linken aan het wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voldeed aan het signalement dat door de slachtoffers was gegeven en dat hij kort na het incident in de buurt van de plaats delict werd aangetroffen met een wapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft de impact van het delict op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging, evenals het gebruik van een vuurwapen en de alcoholconsumptie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/326812-21
vonnis van de meervoudige kamer van 2 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Vught
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 mei 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd op 3 december 2021 [naam 1] en [naam 2] met behulp van een vuurwapen af te persen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende. Verdachte voldoet aan het signalement dat door de aangevers is gegeven. Aangevers verklaren daarnaast dat de man wartaal sprak, geen hele zinnen kon maken en waggelend liep. Dit past in de eigen verklaring van verdachte dat hij eerder die avond ongeveer vier flessen wijn had gedronken. Verdachte werd ongeveer 20 minuten na de melding in de buurt van de plaats delict aangetroffen en twee verbalisanten zagen dat verdachte een voorwerp vasthield dat op een vuurwapen leek. Op de plek waar hij werd aangehouden, is ook een vuurwapen aangetroffen met oranje/rode roestvlekken rondom de loop. Dit sluit aan bij de verklaring van [naam 1] , namelijk dat de loop van het wapen rood/oranje was. De officier van justitie heeft geen reden om te twijfelen dat verdachte de persoon was die in de auto stapte bij aangevers, een wapen op hen richtte en om geld vroeg.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. Verdachte is niet direct na het incident aangehouden. De verdediging is zich ervan bewust dat er een vuurwapen in de buurt van verdachte is aangetroffen, maar stelt dat hij een telefoon in zijn handen gehad kan hebben, die wat betreft grootte en kleur kan lijken op een vuurwapen Er is geen DNA van verdachte op het wapen en het portier van de auto aangetroffen. Er is een link met het wapen en het incident, maar niet met verdachte en het wapen. De Foslo-confrontatie heeft daarnaast geen positieve herkenning opgeleverd. Dit maakt dat er onvoldoende wettig en ook overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. Aangeefsters [naam 1] en [naam 2] zijn in de avond van 3 december 2021 naar de auto van [naam 1] gelopen die geparkeerd stond aan de Nachtegaalstraat te Tilburg. Aangekomen bij het voertuig stond verderop in de straat een man die op hen af kwam lopen. [naam 1] opende het voertuig en [naam 1] en ook [naam 2] gingen in de auto zitten. Tegelijkertijd hoorde [naam 1] dat er nog een portier openging. De eerdergenoemde man ging achter de bestuurder op de achterbank zitten. [naam 2] keek naar achteren en zag dat de man een wapen op haar gericht hield. [naam 2] stapte uit de auto. [naam 1] zag vervolgens ook de man met het wapen zitten op de achterbank van de auto. Ook [naam 1] stapte uit en riep tegen de man dat hij weg moet gaan. De man stapte vervolgens uit de auto en buiten de auto stonden hij en [naam 1] aan dezelfde zijde van de auto. De man richtte ook buiten de auto het wapen op het hoofd van [naam 1] . [naam 1] is naar de overzijde van de straat gegaan en riep verschillende keren dat ze de politie ging bellen. De man zei meerdere keren dat hij geld wilde. Op het moment dat [naam 1] de telefoon in haar hand nam en de politie belde, is de man weggegaan.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat is geprobeerd [naam 1] en [naam 2] af te persen. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die dit feit heeft gepleegd.
Aanhouding verdachte dichtbij plaats delict
Zowel [naam 1] als [naam 2] gaven een signalement van de man die in de auto is gestapt en heeft gedreigd met een wapen. Het signalement werd door de meldkamer doorgegeven aan de verbalisanten die op dat moment aan het werk waren in het centrum van Tilburg. Rond 22:20 uur, ongeveer 20 minuten na de melding, zagen twee verbalisanten een man in een portiek staan die voldeed aan het gegeven signalement. Dit is in de nabije omgeving van de plaats delict. De man werd aangehouden en bleek verdachte te zijn.
Signalement en kenmerken dader
Hoewel het signalement dat door [naam 1] en [naam 2] werd gegeven op sommige punten vrij algemeen is, stemt het wel overeen met verdachte. Nog belangrijker is dat juist de bijzonderheden die zijn genoemd met verdachte overeenkomen. Zo werd gesproken over een volle baard, wat geheel past bij verdachte. Daarbij komt dat verdachte in zijn verhoor en ter zitting heeft verklaard dat hij ongeveer vier flessen wijn had gedronken die avond. Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben verklaard dat de man met het wapen wartaal sprak, geen hele zinnen maakte, traag bewoog en waggelend aan kwam lopen. Dit past goed bij iemand die heel veel gedronken heeft. [naam 1] heeft voorts verklaard dat de man gebrekkig Nederlands sprak. Dit past bij het feit dat verdachte Pools is en deze taal ook spreekt. Bij zijn aanhouding werd ook opgemerkt dat hij geen gehoor gaf aan de Nederlandse bevelen die werden gegeven. Dit past eveneens bij het feit dat hij de Nederlandse taal niet beheerst.
Het vuurwapen
Op de plek waar verdachte werd aangehouden, werd door een diensthond een voorwerp gevonden waaraan een verse menselijke lucht zat. De verbalisant zag dat het voorwerp een vuurwapen betrof. Dit wapen lag op de weg tegen de stoeprand aan en naast de afdrukken van de knieën van verdachte in het witte zand. De houder was gevuld met patronen. [naam 1] en [naam 2] beschreven het wapen dat op hen werd gericht als een klein handvuurwapen, zwart van kleur en met een ronde loop. [naam 1] verklaarde in het bijzonder dat het einde van de loop rood/oranje van kleur was. In het proces-verbaal van bevindingen van de afdeling Wapens, Munitie en Explosieven zitten de foto’s van het wapen dat is gevonden op de plek waar verdachte is aangehouden. Het betreft een klein hand vuurwapen. Op de loop van dat wapen is te zien dat er roestsporen rond de loop zitten die rood/oranje van kleur zijn.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het wapen dat is aangetroffen aan verdachte kan worden gelinkt. Het wapen werd immers – met verse menselijke lucht – op de plek van zijn aanhouding – bij zijn knieafdrukken – aangetroffen. Daarbij komt dat wat [naam 1] verklaart over de kleur en de omvang van het wapen past bij het wapen dat is aangetroffen.
Contra-indicaties
Ten slotte heeft ook de rechtbank – met de verdediging – geconstateerd dat er op het wapen en op het portier van de auto onvoldoende DNA voor verder onderzoek respectievelijk geen DNA van verdachte werd aangetroffen. Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat geen van beide aangeefsters verdachte heeft aangewezen bij de zogeheten fotobewijsconfrontaties.
Conclusie
De rechtbank is echter – ondanks deze contra-indicaties – van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen en gelet op wat zij daarover hiervoor heeft overwogen, buiten redelijke twijfel vaststaat dat verdachte degene is geweest die heeft geprobeerd [naam 1] en [naam 2] af te persen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 3 december 2021 op de openbare weg (Nachtegaalstraat) te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] en/of [naam 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [naam 1] en/of [naam 2] , hebbende hij, verdachte
- plaats genomen op de achterbank van de personenauto van die [naam 1] en
- gezeten op die achterbank een vuurwapen, getoond aan die [naam 1] en [naam 2] en
- in die personenauto een vuurwapen op het hoofd van die [naam 1] gericht en gericht gehouden en
- nadat verdachte en die [naam 1] en die [naam 2] uit de personenauto waren gestapt, een vuurwapen op het hoofd van die [naam 1] gericht gehouden en die [naam 1]
– zakelijk weergegeven – meermalen om geld gevraagd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dan verzoekt de raadsman een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en een deels voorwaardelijke straf om de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering mogelijk te maken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van twee jonge vrouwen. Verdachte is op de achterbank van de auto gaan zitten waarbij hij hen beiden met een vuurwapen heeft bedreigd. Zij zijn snel uit de auto gestapt, waarna verdachte ook uitstapte en ook buiten de auto het wapen gericht heeft gehouden op de bestuurster. Verdachte riep meerdere keren dat hij geld wilde. Het grootste gedeelte heeft zich afgespeeld in de auto, een plek waar zij zich juist veilig zouden moeten voelen.
De rechtbank rekent dit feit verdachte ernstig aan. Temeer nu gebruik is gemaakt van een vuurwapen en verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. Dit laatste acht de rechtbank – anders dan de verdediging – extra verwijtbaar nu verdachte wist dat hij medicijnen gebruikte waarbij alcohol een negatieve uitwerking zou kunnen hebben. Een (poging tot) afpersing, zeker wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van een vuurwapen, is voor slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Feiten als deze leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat het feit veel impact heeft gehad op de twee jonge vrouwen. De angst dat je achtervolgd wordt, de paniek wanneer je alleen bent, geheugen- en concentratieproblemen, nachtmerries, herbelevingen en psychologen waren zaken waar aangeefsters mee bezig waren na het feit. Hun leven stond op pauze. De onbevangenheid waarmee ze leefden, is een stukje weggenomen en ze zijn in korte tijd een stuk volwassener geworden.
Verdachte lijkt op geen enkel moment te hebben stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen. Evenmin heeft hij enig inzicht kunnen geven in zijn handelen die bewuste avond. De rechtbank vindt dit heel zorgelijk en weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 3 februari 2022. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder (in Nederland) is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 4 mei 2022 dat over verdachte is opgesteld. Hieruit volgt dat verdachte in mei 2021 is gediagnosticeerd met een depressieve stoornis en een acute stressstoornis. De reclassering maakt zich zorgen over het alcoholgebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat op laag-gemiddeld. Bij een eventuele veroordeling is het advies van de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De voorgestelde bijzondere voorwaarden zijn: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
Tot slot is gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt bij een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging
– wat volgens de rechtbank het dichtst in de buurt komt van wat heeft plaatsgevonden – is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Hierbij is gebruik gemaakt van een (geladen) vuurwapen, wat uiteraard sterk strafverhogend is. Voor het voorhanden hebben van een wapen in de openbare ruimte is het oriëntatiepunt 8 maanden gevangenisstraf, waarbij strafverhogend is als het vuurwapen is geladen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het feit, het gebrek aan inzicht van verdachte en de impact op de slachtoffers, een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Met een andere strafmodaliteit kan niet worden volstaan. Mede gelet op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf zullen als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole worden verbonden. De voorwaardelijke straf is er tevens voor bedoeld verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (pistool, munitie en patroonhouder) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van deze voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 45, 57, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot afpersing, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen meldt na ingang van de proeftijd bij de verslavingsreclassering (Novadic Kentron reclassering of Antes reclassering) op het adres in de regio waar verdachte gaat verblijven. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan een intake en daaruit voortkomende behandeling gericht op
middelengebruik en het psychosociaal functioneren door een forensische polikliniek GGz of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 3.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Goes, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. M. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 juni 2022.
Mr. G.M. Goes en K. de Klerk-Van Rijs zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.