1.4Bij primair besluit van 27 oktober 2020 legt het college aan eiseres een last onder dwangsom op. Eiseres dient het tuinhuis binnen twee maanden, na de verzenddatum van het besluit, te verwijderen en verwijderd te houden. Wanneer eiseres dit niet doet is sprake van een overtreding en verbeurt zij een dwangsom van € 700,- per week dat sprake is van een overtreding. Er zal maximaal € 7.000,- worden verbeurd. Op 9 december 2020 dient eiseres een bezwaarschrift in tegen dit besluit.
Standpunt van het college
2. Het college heeft de last onder dwangsom in het bestreden besluit gehandhaafd onder verwijzing naar het advies van de Bezwarencommissie. Volgens het college is het tuinhuis in strijd met artikel 7.1 van het bestemmingsplan ‘Woongebieden en bedrijventerreinen [plaatsnaam] ’ van de gemeente [plaatsnaam] . Het gehuurde perceel valt binnen de bestemming ‘groen’. In artikel 7.1 van de planvoorschriften staat opgesomd waarvoor de aangewezen ‘groen’ gronden bestemd zijn. Het tuinhuis valt hier niet onder. Er is sprake van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het tuinhuis betreft een vergunningplichtig bouwwerk en eiseres heeft het tuinhuis zonder omgevingsvergunning gebouwd. Er is daarmee ook sprake van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wabo.
Het college stelt dat concreet zicht op legalisatie niet aan de orde is. De aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning ‘strijdig gebruik’ is buiten behandeling gesteld, omdat eiseres geen eigenaar is van het perceel. De gemeente is als eigenaar van de grond niet bereid om de grond te verkopen. Zelfs in de situatie dat eiseres wél de eigenaar zou zijn en opnieuw een omgevingsvergunning aanvraagt, is het college niet bereid deze te verlenen. Op het perceel blijft de bestemming ‘groen’ rusten. Het college vindt het niet wenselijk in afwijking hiervan een omgevingsvergunning te verlenen wegens de aanwezigheid van een rioolpersleiding waar de gemeente altijd bij wil kunnen. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college nogmaals benadrukt dat het aan de eigenaar van de grond is of deze het wil verkopen of niet.
3. Eiseres voert in beroep aan dat het college van handhaving moet afzien, omdat er zicht bestaat op legalisatie. Van legalisatie kan sprake zijn indien de gemeente meedenkt in een oplossing. Zo kan de gemeente het perceel aan eiseres verkopen of het bestemmingsplan zodanig aanpassen dat bouwen op de strook grond mogelijk wordt. Een andere optie is dat de gemeente aan eiseres een omgevingsvergunning verstrekt.
Daarnaast stelt eiseres dat er een klacht door een derde is ingediend over de aanwezigheid van het bouwwerk. Onderbouwing van deze klacht ontbreekt. Als bekend is wat er precies mis is met de aanwezigheid van het bouwwerk, kan dit opgelost worden.
Verder voert eiseres aan dat er andere illegale bouwwerken in de gemeente zijn. Zij vindt het bijzonder dat het college tegen haar zegt dat zij hiertegen een handhavingsverzoek kan indienen, terwijl in zaak controleurs uit zichzelf kwamen kijken.
4. In artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wabo is bepaald dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
In artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wabo is bepaald dat het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat het gemeentebestuur bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
Op grond van het tweede lid wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Beoordeling door de rechtbank
5. Niet is in geschil dat het perceel de bestemming ‘groen’ heeft en dat het realiseren van het tuinhuis op het perceel in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wabo. Vast staat dan ook dat sprake is van een overtreding. Verder staat vast dat eiseres aangemerkt kan worden als overtreder. In geschil is echter of het college in redelijkheid van handhavend optreden had moeten afzien.