In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een buitenlands belastingplichtige en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, woonachtig in België, had verzocht om geruisloze omzetting van een vennootschap onder firma (vof) naar een besloten vennootschap (BV) met terugwerkende kracht. De inspecteur legde echter een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) op, gebaseerd op een extra standaardvoorwaarde die discriminatie van buitenlandse belastingplichtigen zou inhouden. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd, maar vernietigde de beschikking belastingrente, omdat deze leidde tot ongelijke behandeling van binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor wat betreft de beschikking belastingrente en ongegrond voor de navorderingsaanslag. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten aan de belanghebbende.