ECLI:NL:RBZWB:2022:2859

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2176
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete opgelegd door UWV wegens te late hersteldmelding

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over een opgelegde boete van € 230,-. De eiseres had een werknemer te laat hersteld verklaard, wat volgens het UWV aanleiding gaf tot de boete. De eiseres stelde dat zij de hersteldmelding op tijd had verzonden, maar het UWV ontving deze pas op 15 december 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres de hersteldmelding inderdaad op 15 december 2020 heeft ingediend, maar dat zij ook eerder, op 23 november 2020, per post had geprobeerd deze melding te doen. De rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte geen rekening had gehouden met de omstandigheden waaronder de melding was gedaan en dat de boete niet proportioneel was. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd en bepaald dat de eiseres geen boete hoeft te betalen. Tevens is het UWV opgedragen het griffierecht van € 360,- aan de eiseres te vergoeden. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de rechtsbijstand niet beroepsmatig was verleend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2176 ZW

uitspraak van 24 mei 2022 van de rechtbank in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres), te [plaatsnaam] ,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 13 januari 2021 (primair besluit) heeft het UWV eiseres een boete opgelegd van € 230,-, omdat zij een werknemer (de heer [naam werknemer] , hierna: werknemer) te laat hersteld heeft verklaard.
In een besluit van 8 april 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 april 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Op 15 december 2020 heeft het UWV een verklaring ontvangen van eiseres, waarin haar werknemer met ingang van 23 november 2020 hersteld wordt gemeld. In een brief van 16 december 2020 heeft het UWV een voornemen uitgebracht om eiseres een boete op te leggen, omdat genoemde hersteldverklaring te laat is ingediend. In het primaire besluit heeft het UWV eiseres een boete opgelegd van € 230,-. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt UWV
2. Volgens het UWV heeft het de betrokken hersteldmelding pas op 15 december 2020 ontvangen. Dit is te laat, omdat een werkgever een hersteldmelding ingevolge artikel 13a van de ZW uiterlijk op de tweede dag na de hersteldmelding door de werknemer bij de werkgever aan UWV moet doorgeven. Eiseres is 19 kalenderdagen te laat, waardoor op goede gronden een boete is opgelegd van € 230,-. Volgens het UWV heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij de hersteldmelding al eerder heeft verzonden naar het UWV.

Standpunt van eiseres

3. Volgens eiseres heeft zij de hersteldmelding al op 23 november 2020 per post verzonden naar het UWV. Zij stelt dat het versturen per post moest plaatsvinden omdat dit digitaal nog niet mogelijk was, nu haar zogenoemde LH-nummer nog niet bekend was na een recente overname. Eiseres stelt verder dat nergens op de site of in de brieven van het UWV is vermeld dat post aangetekend moet worden verstuurd, of dat de aankomst van post telefonisch moet worden gecontroleerd. Volgens eiseres heeft zij aan haar verplichtingen voldaan, en heeft zij volgens de gebruikelijke procedure gehandeld. Verder stelt eiseres dat zij geen aanspraak maakt op de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), en dat het UWV terughoudend moet zijn met het opleggen van boetes.
Juridisch kader
4.
De relevante regelgeving in deze zaak is opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Beoordeling
5. Hoewel eiseres geen bewijsstukken heeft ingediend ter onderbouwing van haar stelling dat zij de hersteldmelding reeds op 23 november 2020 per post heeft verzonden naar het UWV, heeft haar gemachtigde ter zitting wel uitgebreid en geloofwaardig verklaard over deze gestelde verzending. Hij heeft daarbij meer informatie gegeven over de vraag waarom het voor zijn directe collega ( [naam collega] ) onmogelijk was om de melding digitaal in te dienen. Ook heeft hij verklaard dat zijn werkzaamheden en die van [naam collega] volledig bestaan uit dienstverlening op het HR-vlak, wat het minder waarschijnlijk maakt dat de hersteldmelding te laat is ingediend. Eiseres heeft de hersteldmelding uit eigen beweging in ieder geval (ook) op 15 december 2020 ingediend, wat erop duidt dat zij niet het oogmerk had om de hersteldmelding te verzwijgen voor het UWV. De rechtbank acht verder van belang dat de werkzaamheden van eiseres gedurende langere tijd hebben stilgelegen door de coronapandemie, en dat zij hiervoor geen financiële compensatie heeft ontvangen van de overheid (bijvoorbeeld op grond van de NOW-regeling). De rechtbank wijst ten slotte op een ter zitting door het UWV overgelegde interne beleidsnotitie, waaruit volgt dat tot 7 oktober 2020 – derhalve zeer kort voor de hersteldmelding in deze zaak – geen boetes werden opgelegd in verband met de coronapandemie.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat het college ten onrechte niet is overgegaan tot het matigen van de boete, dan wel tot het geheel afzien van boeteoplegging met toepassing van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 45a, achtste lid, van de ZW, dan wel de artikelen 2 en 3 van de Beleidsregel boete werkgevers ZW.
Conclusie
6. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, door het primaire besluit herroepen en te bepalen dat eiseres geen boete hoeft te betalen in verband met een te late verzending van de betrokken hersteldmelding. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om vergoeding van de proceskosten af, nu de aan haar verleende rechtsbijstand niet beroepsmatig is verleend, zoals ook ter zitting is erkend door haar gemachtigde. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat eiseres geen boete hoeft te betalen in verband met een te late verzending van de betrokken hersteldmelding;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 24 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: relevante regelgeving

Artikel 38a van de Ziektewet
4. Indien de verzekerde na een ziekmelding als bedoeld in het eerste lid weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, meldt hij aan de werkgever uiterlijk de tweede dag van die geschiktheid, de eerste dag waarop hij weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.
5. De werkgever meldt na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde melding, aan het UWV uiterlijk op de tweede dag na de hersteldmelding door de verzekerde, de eerste dag waarop die verzekerde weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.
8. Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 455 indien de werkgever de verplichting, bedoeld in het tweede, derde, vijfde, zesde of zevende lid, niet of niet behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, achtste tot en met elfde lid, en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 45a van de Ziektewet
8. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan:
de bestuurlijke boete verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid;
afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
9. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, is verplicht desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.
10. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
11. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.
Artikel 2c Boetebesluit
Ingevolge artikel 2b, eerste lid, van het Boetebesluit zijn de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 38, eerste lid en tweede lid, eerste zin, 38a, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 38aa, eerste en tweede lid, en 38b, tweede en derde lid, van de ZW niet behoorlijk nagekomen indien:
a. de aangifte van de ongeschiktheid tot werken of de hersteldmelding niet tijdig is gedaan (…).
Ingevolge artikel 2c, eerste lid, van het Boetebesluit bedraagt de hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in de artikelen 38, derde lid, 38a, achtste lid, 38aa, derde lid, en 63c van de ZW:
a. € 70,-, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken (…) minder dan 7 kalenderdagen te laat is gedaan;
b. € 230,-, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken (…) 7 kalenderdagen of meer doch minder dan 28 kalenderdagen te laat is gedaan;
c. € 455,-, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken (…) 28 kalenderdagen of meer te laat is gedaan;
d. € 455,-, indien de aangifte van de ongeschiktheid tot werken (…) onjuist is opgegeven.
Artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Artikel 2 van de Beleidsregel boete werkgevers ZW
Een te late melding is verwijtbaar als de oorzaak van de te late melding binnen de invloedssfeer van de werkgever ligt.
Artikel 3 van de Beleidsregel boete werkgevers ZW
De boete die is berekend met toepassing van de artikelen 2b of 2c van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, wordt met 50% verlaagd indien de mate waarin de werkgever de gedraging verweten kan worden of de omstandigheden waarin hij verkeert daartoe aanleiding geven.