ECLI:NL:RBZWB:2022:2851

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8312
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Tozo-uitkering op basis van AOW-recht en leeftijdsdiscriminatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2022, werd de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) afgewezen door het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres, geboren op 21 december 1948, recht heeft op een AOW-pensioen, waardoor zij niet in aanmerking komt voor de Tozo-regeling. Eiseres had op 31 maart 2020 een aanvraag ingediend voor de Tozo, maar Orionis verklaarde deze ongegrond, omdat de Tozo bedoeld is voor zelfstandigen die door de coronamaatregelen in financiële problemen zijn geraakt en niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet tot de kring van rechthebbenden behoort, aangezien zij AOW ontvangt en daarmee boven het bijstandsniveau zit. De rechtbank benadrukte dat de Tozo een noodvoorziening is voor zelfstandigen die door de coronamaatregelen in de problemen zijn gekomen, en dat de wetgeving niet discrimineert op basis van leeftijd. Eiseres stelde dat de afwijzing in strijd was met het verbod op leeftijdsdiscriminatie, maar de rechtbank oordeelde dat de wetgeving gerechtvaardigd is en dat er geen sprake is van discriminatie.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht heeft op de Tozo-uitkering, niet alleen vanwege haar AOW-recht, maar ook omdat zij niet voldoet aan het urencriterium voor zelfstandigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8312 TOZO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. E.F. Berkhemer,
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 mei 2020 (primair besluit) heeft Orionis de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) afgewezen omdat zij recht heeft op een AOW-pensioen.
In het besluit van 5 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 23 maart 2022.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens Orionis waren aanwezig mr. N.M. Feijtel en [naam vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres is geboren op 21 december 1948. Zij heeft recht op een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 31 maart 2020 heeft zij bij Orionis een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Tozo.
Met het primaire besluit heeft Orionis deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres recht heeft op een AOW-pensioen. Zij heeft daarom geen recht op de tijdelijke financiële ondersteuning op grond van de Tozo.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Orionis wijst erop dat de Tozo een vangnetfunctie biedt voor zelfstandigen die door de corona-maatregelen niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
Gelet op het bepaalde in artikel 2 van de Tozo behoort eiseres niet tot de kring van rechthebbenden en heeft zij geen recht op een Tozo-uitkering. Als er recht bestaat op AOW kan op die manier in het onderhoud worden voorzien. Met betrekking tot het beroep van eiseres op artikel 1 van de Grondwet stelt Orionis dat hij wetgeving uitvoert en niet bevoegd is om die buiten toepassing te laten vanwege mogelijke strijd met de Grondwet. Orionis stelt dat eiseres daarnaast niet voldoet aan het urencriterium. Dat is ook een reden dat zij geen recht heeft op een Tozo-uitkering. Voorts is het verwachte inkomen van eiseres per maand hoger dan de Tozo-uitkering.
3.
Beroepsgronden
Eiseres stelt dat zij normaliter het gehele jaar een appartement aan toeristen verhuurt. In verband met de coronamaatregelen heeft zij in de periode maart tot en mei 2020 huurinkomsten gemist van in totaal € 5.103,54. Gelet op het overige inkomen en de financiële verplichtingen van eiseres en haar echtgenoot hebben zij op hun vermogen moeten interen. Dat is de reden dat eiseres een aanvraag om een Tozo-uitkering heeft ingediend.
Orionis heeft die aanvraag afgewezen, omdat eiseres een AOW-pensioen ontvangt. Volgens eiseres is dat in strijd met het verbod van discriminatie, waaronder discriminatie op basis van leeftijd, van artikel 1 van de Grondwet.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst het volgende voorop. De Tozo is een noodvoorziening die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen, die door de maatregelen van de overheid in verband met het coronavirus in de financiële problemen zijn gekomen. Indien een zelfstandig ondernemer als gevolg van de coronacrisis in zijn inkomen is geraakt en niet meer zelf in zijn bestaan kan voorzien, dan biedt de Tozo onder voorwaarden een inkomensvoorziening. De basis voor de Tozo ligt in artikel 78f van de Participatiewet waarin, kort samengevat, staat dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot verlening van bijstand aan zelfstandigen en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal. De Tozo is geïnspireerd op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz), dat dezelfde grondslag heeft. Voor zover in de Tozo niet expliciet van die bepalingen is afgeweken, gelden de bepalingen uit de Participatiewet.
Ter beoordeling ligt voor of Orionis op goede gronden de aanvraag van eiseres om bijstand op grond van de Tozo heeft afgewezen.
Orionis heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij een AOW-pensioen ontvangt. Ter zitting heeft Orionis toegelicht dat eiseres niet behoort tot de kring der verzekerden omdat zij recht heeft op een andere uitkering, namelijk een AOW-pensioen, waarmee zij een inkomen heeft boven bijstandsniveau.
Gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Tozo kan niet als zelfstandige worden aangemerkt degene die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Omdat eiseres die leeftijd heeft bereikt kan zij niet als zelfstandige worden aangemerkt en kan zij op grond van artikel 2, tweede lid, van de Tozo geen recht hebben op een Tozo-uitkering.
Uit de Tozo en Nota van Toelichting daarop blijkt dat de zelfstandige van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis is gedaald tot onder het sociaal minimum een beroep kan doen op de Tozo voor bijstand voor levensonderhoud. De Tozo-uitkering is een inkomens-aanvulling tot de bijstandsnorm. Niet in geschil is dat het inkomen van eiseres doordat zij AOW ontvangt niet is gedaald tot onder het sociaal minimum.
Volgens eiseres is, onder verwijzing naar artikel 1 van de Grondwet, sprake van leeftijds-discriminatie.
De rechtbank overweegt dat eiseres een aanvraag heeft gedaan voor algemene bijstand op grond van de Tozo-regeling. Nu zij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt valt zij niet onder de definitie van een zelfstandige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b van de Tozo-regeling. Eiseres heeft recht op AOW, waardoor zij andere rechten heeft dan personen tussen de 18 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd. Indien nodig kan eiseres een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) aanvragen die een inkomensaanvulling tot het sociaal minimum garandeert. Het feit dat de Tozo zich beperkt tot zelfstandigen die de pensioengerechtigde leeftijd niet hebben bereikt, acht de rechtbank dan ook niet in strijd met het verbod op leeftijdsdiscriminatie.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Behalve dat eiseres geen recht heeft op Tozo omdat zij de pensioenleeftijd heeft en AOW ontvangt, voldoet zij ook niet aan andere voorwaarden voor het recht op Tozo. Zo is niet gebleken dat eiseres voldoet aan het urencriterium als zelfstandige. Zij heeft op de aanvraag aangegeven dat zij niet in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek omdat zij niet minimaal 1225 uur werkt in eigen bedrijf.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 24 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Participatiewet
Artikel 11
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
zelfstandige: de rechthebbende,
bedoeld in artikel 11, van de wetdie achttien jaar of ouder is
maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikten die
voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroephier te lande en die;
a. voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;
b. ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep; en
c. alleen of samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico’s daarvan draagt.
Artikel 2
1. De aanvrager van algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van dit besluit verklaart schriftelijk dat hij aan artikel 1, onderdeel b, voldoet.
2. Algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van dit besluit kan worden verleend
aan de zelfstandigedie op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2, van de Handelsregisterwet 2007 en schriftelijk verklaart dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19.
3. Algemene bijstand op grond van dit besluit wordt niet verleend aan de zelfstandige die algemene bijstand ontvangt op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
Artikel 5
1. In de verklaring wordt door de aanvrager van algemene bijstand het volgende verklaard en de volgende informatie verstrekt:
a. dat hij voldoet aan artikel 1, onderdeel b;
b. dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19, voorzien van een toelichting;
c. dat hij voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd, verwacht een in aanmerking te nemen inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm;
d. voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd een opgave van het inkomen dat hij heeft verworven of verwacht te gaan verwerven.
2. De gehuwde zelfstandige betrekt bij de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, het inkomen van beide echtgenoten.